In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. W.C. Boelens, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door S.J.M. Leijtens, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verweerder op 30 oktober 2019 in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen een termijn van zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Dit is gedaan om zowel recht te doen aan het belang van eiser als aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming door verweerder. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.