Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure, in de hoofdzaak en in het incident
- de dagvaarding van 13 april 2018 met producties 1 tot en met 37;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 27;
- de akte overleggen productie aan de zijde van [eiser] met productie 38;
- het tussenvonnis van 11 juli 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2019 en de daarin genoemde nadere stukken.
2.De feiten
8.DATAROOMPROTOCOL(…)
3.Het geschil
- betaling aan [eiser] van een bedrag van € 180.000 op basis van de verhoogde woon- en financieringslasten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- betaling aan [eiser] van een bedrag van € 248.168,35 aan kosten van verhaal en/of
- de koopovereenkomst gedeeltelijk te ontbinden in die zin dat de door [eiser] betaalde koopsom wordt verminderd met de begrote kosten voor herstel van € 798.237;
- betaling aan [eiser] van de verbeurde contractuele boete van € 7.610.400 te
4.De beoordeling
in de hoofdzaak
garantiemoet worden opgevat. Voor de uitleg van het begrip ‘normaal gebruik’ wordt aangesloten bij hetgeen daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan (Hoge Raad 23 december 2005, ECLI:NL:HR:AU2414). Dit betekent dat in een woning gewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast, mede in het licht van hetgeen [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [eiser] voert in dat verband terecht aan dat voor de omliggende grond geldt dat deze in elk geval geschikt moet zijn als tuin. Gebreken die in de weg staan aan een normaal gebruik komen voor rekening van de Staat, tenzij deze gebreken aan [eiser] bekend of kenbaar waren, zo volgt uit artikel 7:17 lid 5 BW.
als woonhuis en kantoorèn dat de verkoper meedeelt dat het verkochte de feitelijke eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn. In de concept-koopovereenkomst was artikel 8 lid 4 nog niet ingevuld. Er is dus geen reden de bepaling van artikel 8 lid 4 in dit geval anders op te vatten dan als een garantie.
Zo neemt Tauw als uitgangspunt dat alleen bomen met een maximale omtrek van 50 cm kunnen worden teruggeplaatst. De rechtbank begrijpt dat Tauw zich daarbij baseert op de WUR-rapportage en op het advies van [de boomdeskundige] . Donkergroen heeft daar echter tegenover gesteld dat ook bomen met een grotere omvang geschikt en voorradig zijn. Donkergroen heeft in dit kader toegelicht dat deze bomen door het juiste verplantingsritme en de juiste verzorging zodanig zijn gekweekt dat ze relatief eenvoudig verplant kunnen worden. Volgens Donkergroen zijn er vanuit teeltkundig aspect dan ook geen redenen om kleinere bomen terug te plaatsen. [de boomdeskundige] heeft dit ter zitting niet weersproken, maar heeft verklaard dat de groeistagnatie langer duurt naarmate het formaat van de boom toeneemt. Ook indien dit zo zou zijn, neemt dat naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat een boom met grotere omvang gedurende de jaren dat de groei zou stagneren meer recht doet aan het uitgangspunt dat [eiser] zo veel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou verkeren indien er geen tekortkoming zou zijn geweest. Bovendien heeft [eiser] ter zitting aangevoerd dat kwekers garantie geven op bomen van een dergelijke omvang. Mochten er bij grotere bomen een grotere kans op complicaties zijn, dan kan [eiser] zich bij dergelijke complicaties tot de kweker wenden. Dat [eiser] verlangt om bomen terug te plaatsen met een zoveel mogelijk gelijke omvang als de bomen die door de sanering zijn gesneuveld, is dan ook terecht. Ten aanzien van de kosten voor de grondwerkzaamheden (de aanvullende sanering) is Tauw uitgegaan van een kleinere oppervlak en minder m3 te saneren grond dan Rod’Or en Donkergroen. De rechtbank begrijpt dat dit verschil voor een groot deel wordt verklaard doordat de grond volgens de Staat niet overal – bijvoorbeeld niet op een strook aan de westzijde van de woning – gesaneerd hoeft te worden om tot volledig herstel te komen. Donkergroen deelt het standpunt van de Staat dat niet alle bomen op exact dezelfde plaats behoeven te worden teruggeplant, maar merkt in haar rapport op dat het de enige, realistische optie is om de bomen op de betreffende strook aan de westzijde van de woning te herplanten. Alleen dan kan de afscheidende functie ervan behouden blijven/hersteld worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Staat onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die deze conclusie weerleggen.
“Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de Overeenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 17.1 vermelde termijn van acht (8) dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille (0,3‰) van de Koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.”
alleadvocaatkosten bedoeld hebben, dus ook de buitengerechtelijk gemaakte kosten. [eiser] wijst weliswaar op het arrest van de Hoge Raad van 24 september 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AP7760), maar hij gaat eraan voorbij dat in dit arrest sprake was van een beding dat inhield “onverminderd het recht op volledige schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal” en dat geen andere uitleg toeliet dan dat met deze kosten zowel de buitengerechtelijke rechtsbijstandskosten als de proceskosten werden bedoeld, en wel voor het volledige bedrag. In ieder geval geldt dit in onderhavig geval niet voor alle voorbereidende werkzaamheden in het kader van rechtszaken, waarvoor artikel 237 Rv een regeling biedt (zie hierna rov. 4.29). Bovendien is geen concreet bedrag of percentage overeengekomen waarop [eiser] jegens de Staat aanspraak kan maken.