ECLI:NL:RBDHA:2019:9540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
Op 9 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser betoogde dat Italië zich niet houdt aan internationale afspraken met betrekking tot de bescherming van asielzoekers en dat hij als slachtoffer van mensenhandel niet veilig terug kan worden gestuurd. Tijdens de zitting op 3 september 2019, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat Italië nog steeds als veilig kan worden beschouwd voor Dublinclaimanten. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zijn situatie uitzonderlijk was en dat de overdracht aan Italië in zijn geval van onevenredige hardheid zou getuigen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.