ECLI:NL:RBDHA:2019:9350
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Eritrese jongere en de beoordeling van geloofwaardigheid van verklaringen over militaire dienstplicht en illegale uitreis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Eritrese jongere tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte had afgewezen. De eiser, die in Eritrea dienstplichtig is, had zijn land illegaal verlaten en stelde dat hij niet in staat was om terug te keren zonder risico op vervolging. De rechtbank erkende dat de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit en herkomst geloofwaardig waren, maar dat er twijfels bestonden over zijn identiteit en de oproepingen voor militaire dienst. De rechtbank concludeerde dat de ongeloofwaardigheden in de verklaringen van eiser niet direct de geloofwaardigheid van zijn illegale uitreis in twijfel trokken. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiser vergoedde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met de geloofwaardigheid van verklaringen van asielzoekers, vooral in het licht van de situatie in Eritrea, waar de meeste jongeren na hun opleiding dienstplichtig zijn.