Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.WALKING BIKE BEHEER B.V.te Groningen,
[de uitvinder]te [plaats 2] (gemeente [de Gemeente] ),
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juli 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 21 november 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 maart 2019.
2.2. De feiten
A” en [B.V. I] met “
B”, bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 1 - Overdracht productie- en verkooprechten
Bhet alleenrecht om de Lopifit volgens de uitvinding te fabriceren en te verkopen op de voorwaarden zoals hierna omschreven.
Aeen vergoeding betalen van 50 euro, zegge vijftig euro.
Atoekomende royalty’s zullen per maand worden voldaan.
Baan
Aeen accountantsverklaring verstrekken met een opgave van de in het betreffende jaar gerealiseerde verkopen van het product. (…)
Bniet toegestaan om binnen achttien jaar na introductie van het product volgens de uitvinding zonder toestemming van de uitvinder een soortgelijk product op de markt te zetten of een belang te hebben bij een bedrijf die dit doet.
Bnadelig beïnvloed.
Averplicht zich tevens te onthouden van enige betrokkenheid, direct of indirect met betrekking tot de commercialisering door derden van verbeteringen en aanvullingen op het product.
Baangeboden worden en zal
Been redelijke periode, doch niet langer dan drie maanden, de gelegenheid krijgen hiervoor in onderling overleg eveneens de rechten te verwerven. Indien en voor zover partijen niet tot elkaar komen, zal
Adeze rechten elders mogen aanbieden.”
vanaf vandaag drie maandende tijd om aan de volgende voorwaarden te voldoen.
Hierbij ontbind ik de Licentieovereenkomst tussen ons.
geen concurrerende productenop de markt mogen zetten of een belang mogen hebben bij een bedrijf dat dat doet.
Ik sommeer jullie je daaraan te houden.”
de bedrijfsvoering die verband hield met de Lopifit sedert de datum waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, hebben gestaakt”, heeft [B.V. I] (al dan niet via Kiqqoff) de Lopifit nog steeds geproduceerd en verhandeld. (…)
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
ongedaanmakingsver-bintenissenniet verwijzen naar de schadestaatprocedure, nu geen sprake is van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding (vaste jurisprudentie, zie bijvoorbeeld HR 9 december 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD5717 en HR 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU6050). Dit betekent dat de wederzijdse verbintenissen tot waardevergoeding in deze procedure moeten worden vastgesteld. Het partijdebat hierover is echter nog onvoldoende ontwikkeld. De rechtbank zal partijen dan ook in de gelegenheid stellen om zich nader uit te laten over de over en weer verrichte prestaties die ten gevolge van de ontbinding van de overeenkomst ongedaan dienen te worden gemaakt en de daaruit voortvloeiende wederzijdse verbintenissen tot waardevergoeding. Zij zullen daartoe elk een akte mogen nemen. Bij deze akte dienen zij zich nader uit te laten en dienen zij hun standpunten met een Excel sheet met daarin per post een duidelijke verwijzing naar de bijbehorende bewijsstukken (facturen, betalingsbewijzen e.d.) te onderbouwen. Zij mogen daarop elk bij antwoordakte reageren.
schadevergoedingin deze procedure beoordelen. Ook in zoverre vindt dus geen verwijzing naar de schadestaatprocedure plaats. Hierom zullen partijen ook op dit punt in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte nader uit te laten en bewijsstukken (facturen, betalingsbewijzen e.d.) hiertoe over te leggen. Zij mogen daarop elk bij antwoordakte reageren. Ook hier verzoekt de rechtbank partijen de bewuste posten zoveel mogelijk op dezelfde wijze aan te duiden en een en ander gestructureerd aan te leveren. Tevens verzoekt de rechtbank [B.V. I] om nader te motiveren op welke grond zij meent aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding, nu de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de licentieovereenkomst door [de uitvinder] gerechtvaardigd was en [B.V. I] naar het oordeel van de rechtbank haar rechten heeft verwerkt hier nog tegen op te komen.
AANGEZEGD:
briefaan [B.V. I] van
11 september 2017. Ook in dat geval heeft stuiting echter te laat plaatsgevonden. Daarop hebben gedaagden betoogd dat ervan moet worden uitgegaan dat het exploot van 20 maart 2018 naar waarheid is opgemaakt en dat een eventuele termijnoverschrijding verschoonbaar is.
5.De beslissing
25 september 2019voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.13-4.17 (de wederzijdse ongedaanmakingsverbintenissen en de vorderingen tot schadevergoeding) en door gedaagden tevens over hetgeen is vermeld onder 4.25 (de stuiting van de verjaring van de dwangsommen);
30 oktober 2019bij antwoordakte mogen reageren;