ECLI:NL:HR:2012:BW1260
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- C.A. Streefkerk
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Verjaring van dwangsommen en de toepassing van artikel 3:324 BW
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Kratos Installatie B.V. (voorheen Sunoil Biodiesel B.V.) en Gulf Oil Nederland B.V. De zaak betreft de verjaring van dwangsommen die aan Kratos waren opgelegd door de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter had Kratos veroordeeld om de levering van biodiesel te hervatten, met een dwangsom van € 10.000 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 250.000. Gulf Oil, die het vonnis had betekend, vorderde betaling van de verbeurde dwangsommen, maar Kratos verweerde zich met een beroep op verjaring. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Gulf Oil was verjaard, omdat deze niet tijdig was gestuit.
Gulf Oil ging in hoger beroep, maar het gerechtshof oordeelde dat de verjaringstermijn pas begon te lopen na de uitspraak van het hof in het hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Dit leidde tot de conclusie dat de verjaring niet was voltooid. Kratos stelde cassatie in, waarbij de Hoge Raad de vraag behandelde of artikel 3:324 lid 2 BW van toepassing was op de verjaring van de dwangsommen. De Hoge Raad oordeelde dat de vordering tot betaling van verbeurde dwangsommen een zelfstandige vordering is, die onder de korte verjaringstermijn van artikel 611g lid 1 Rv. valt. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij Gulf Oil werd veroordeeld in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldeisers om tijdig aanspraak te maken op verbeurde dwangsommen, om te voorkomen dat hun vordering verjaart. De ratio achter de korte verjaringstermijn is dat de dwangsom als prikkel tot nakoming moet functioneren, en dat de schuldenaar tijdig op de hoogte moet worden gesteld van de verbeurde dwangsommen.