Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 april 2018 tevens houdende een incidentele vordering op de voet van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende verzoek om eerst een getuigenverhoor te gelasten alvorens verder te procederen en tevens houdende vordering in reconventie, met producties;
- het vonnis van 11 juli 2018, waarin een datum voor comparitie van partijen is bepaald;
- brief van mr. Langbroek van 25 september 2018, met producties;
- brief van mr. Martens van 26 september 2018, met producties;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 11 oktober 2018;
- email van mr. Langbroek, met de digitale versie van productie 27 van de Staat;
- brief van mr. Martens van 14 november 2018, met een brief van brigadier Van der Meer van 9 november 2018 en een brief van 29 september 2002 van [gedaagde] .
2.De feiten
heeft wel te horen gekregen dat de wapens die zij hebben gekregen binnen 2 maanden geretourneerd dienen te worden en ook het politiemuseum dient hun bruikleenwapens in te leveren.”
3.Het geschil in het incident en in de hoofdzaak
In het incident
- hij deze wapens op basis van de Bruikleenovereenkomst 2003 heeft geleverd aan [BV I] ;
- [BV I] deze wapens heeft uitgeleverd aan [gedaagde] ;
- de deurwaarder de wapens niet bij [gedaagde] heeft aangetroffen bij het leggen van conservatoir beslag;
- de wapens dus door [gedaagde] verkocht althans vervreemd moeten zijn;
- [gedaagde] hiermee een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens de Staat, die hierdoor schade heeft geleden en die voor het bepalen van de omvang van deze schade de gevorderde informatie nodig heeft;
- de Staat de wapens alleen kan revindiceren indien [gedaagde] aangeeft aan wie deze wapens zijn vervreemd.
- [gedaagde] veroordeelt bovenstaande wapens aan de Staat af te geven;
- voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig jegens de Staat heeft gehandeld door wapens die eigendom zijn van de Staat aan derden te verkopen, althans over te dragen;
- [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding aan de Staat, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- hij de in beslag genomen wapens in bruikleen aan de Vereniging had verstrekt op grond van de Bruikleenovereenkomst 2003;
- de Vereniging de eigendom van deze wapens als bruiklener niet aan derden kon overdragen;
- [gedaagde] de eigendom van de wapens niet heeft verkregen en slechts houder was;
- de Staat de wapens zodoende als eigenaar kan terugvorderen.
- de Staat veroordeelt om de inbeslaggenomen wapens aan [gedaagde] als zijn eigendom terug te geven;
- de Staat veroordeelt om de door [gedaagde] onder protest ingeleverde drie FAL-geweren als zijn eigendom aan hem terug te geven;
- voor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld door zijn eigendommen in beslag te nemen en de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure;
- de Bruikleenovereenkomsten juridisch geen bruikleenovereenkomsten zijn, zodat hij de wapens onder titel van eigendom heeft verkregen;
- de Staat niet heeft aangetoond dat de in beslag genomen wapens dezelfde wapens zijn als die in bruikleen aan de Vereniging zijn verstrekt, zodat revindicatie niet mogelijk is;
- hij hoe dan ook door latere mededelingen van de Vereniging bezitter te goeder trouw is geworden zodat hij middels verkrijgende verjaring eigenaar van de wapens is geworden.
4.De beoordeling
In de hoofdzaak
- de merknamen en de serienummers van de in beslag genomen wapens overeenstemmen met degene die genoemd zijn in Bijlage A bij de Bruikleenovereenkomst;
- [BV I] getekend heeft voor ontvangst van de wapens als genoemd in Bijlage A bij de Bruikleenovereenkomst 2003, en met een kleurcode is aangegeven dat deze wapens door hem zijn uitgeleverd;
- [gedaagde] ter zitting heeft meegedeeld dat hij een wenslijst met wapens bij de Vereniging heeft ingeleverd en een aantal van deze wapens ook via [BV I] heeft verkregen;
- [gedaagde] ter zitting heeft meegedeeld dat hij geen andere wapens met hetzelfde merk en serienummer onder zich heeft.
5.De beslissing
(a) dat de Staat ( [X] ) en de Vereniging ( [C] ) in 2004, althans 2005 hebben afgesproken dat de Staat de op grond van de Bruikleenovereenkomsten uitgegeven wapens niet (langer) van de Vereniging en haar leden zou opeisen
én
(b) de Vereniging ( [C] ) daaropvolgend concreet aan de leden van de Vereniging, althans [gedaagde] zelf conform de afspraken met de Staat heeft meegedeeld dat de Staat de op grond van de Bruikleenovereenkomsten uitgegeven wapens niet (langer) van de Vereniging en haar leden zou opeisen;