ECLI:NL:RBDHA:2019:7916
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub b Faillissementswet
Op 26 juni 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank had eerder op 6 juni 2016 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, waarbij mr. W.J. Don was benoemd tot rechter-commissaris en J.M. Hoogland als bewindvoerder was aangesteld. De bewindvoerder heeft op 7 juni 2019 de rechtbank geïnformeerd over de voortgang van de schuldsaneringsregeling en op 14 juni 2019 vond een zitting plaats waarbij zowel de bewindvoerder als de schuldenaar aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd besloten om een verificatievergadering te houden, die op 8 juli 2019 pro forma heeft plaatsgevonden. Op 25 juli 2019 heeft de bewindvoerder opnieuw de rechtbank geïnformeerd, waarbij hij aangaf dat de schuldenaar voldoende had afgedragen om een volledige uitkering aan de schuldeisers te realiseren. De bewindvoerder verzocht om beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub b van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van artikel 349a Fw op 6 juni 2019 was verstreken, maar dat de schuldsaneringsregeling nog niet was beëindigd op basis van artikel 356 lid 2 Fw. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar in staat was zijn betalingen te hervatten en heeft daarom besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tevens heeft de rechtbank de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld op € 3.315,42, inclusief omzetbelasting. De uitspraak werd gedaan door mr. R. Cats en is openbaar uitgesproken op 26 juli 2019, in aanwezigheid van de griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B.