Uitspraak
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
1.Verloop van de procedure
- de bewindvoerder.
- de bewindvoerder.
- de bewindvoerder.
2.De beoordeling
“De toepassing van de schuldsaneringsregeling is van rechtswege beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden […]”De rechtbank wijst verder op het onderscheid dat naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet worden gemaakt tussen enerzijds het einde van – kort gezegd – de verplichtingen van de saniet en anderzijds het einde van de regeling zelf. De beëindiging van artikel 350 Fw. ziet niet op het beëindigen van de verplichtingen, maar op het einde van de regeling zelf. Dat volgt al uit de tekst van de bepaling,(“de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigen”), maar ook uit het systeem van de wet. Uit de tekst van wet volgt dan ook dat de regeling op grond van artikel 350 Fw. kan worden beëindigd zo lang de slotuitdelingslijst niet verbindend is geworden.
“Dit artikel regelt de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, wanneer de termijn die ingevolge artikel 349a bij toelating tot de regeling is opgelegd, nog niet verlopen is maar er redenen zijn de regeling niet voort te zetten.”(TK 2004-2005, 29942, nr. 3, p. 33). Daaruit zou kunnen volgen dat er een periode is tussen het eindigen van de termijn als bedoeld in artikel 349a Fw en het einde van de toepassing van de regeling, waarin tussentijdse beëindiging niet mogelijk is. In de wetgeschiedenis van de invoering van artikel 350 Fw. (kamerstuknummer 29942, in het bijzonder nr. 3, p. 64) is echter niet een beperking van die strekking te vinden. De zinsnede uit 2004-2005 lijkt dan ook eerder een inleidende uitleg te zijn, dan een inhoudelijke duiding. Voor de rechtbank is het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5760 doorslaggevend. In dat arrest is bepaald dat als de schuldsanering nog niet (op grond van art. 356 lid 2 Fw.) tot een einde is gekomen, de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging blijft bestaan.
“Wij hebben geen financiële vergoeding gehad alleen goederen. ( kast en salontafel en eettafel en gordijnen) En een hoop mooie herinneringen.”
3.De beslissing:
- stelt het aanvullende salaris van de bewindvoerder vast op € 663,00 (exclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover het boedelactief dit toelaat;
- stelt de onkosten van de bewindvoerder vast op € 50,40, voor zover de het boedelactief dit toelaat;
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],