ECLI:NL:RBDHA:2019:7399
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs duurzame relatie en niet tijdige indiening inburgeringsaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Ghanese vrouw, had de aanvraag ingediend met het doel om bij haar partner, referent [A], te verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat er geen duurzame en exclusieve relatie bestond die gelijkgesteld kon worden aan een huwelijk. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere afwijzingen van mvv-aanvragen en op informatie uit de basisregistratie personen, waaruit bleek dat referent kinderen had bij andere vrouwen.
Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat verweerder ten onrechte de eerdere afwijzing als uitgangspunt had genomen zonder nader onderzoek te doen naar de huidige relatie. Tijdens de procedure trouwden eiseres en referent in Ghana, en zij overhandigden bewijsstukken van hun huwelijk en de relatie. Eiseres voerde aan dat de geldigheidsduur van het inburgeringsexamen niet had mogen vervallen, omdat dit in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel en het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van de aanvraag bij eiseres lag en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat zij een nieuw inburgeringsexamen niet zou kunnen afleggen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.