Uitspraak
[EISER], wonende te [PLAATS], eiser(gemachtigde: mr. H. Verbeek),
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
Zitting
Beslissing
Overwegingen
investeringsbedrag dat de € 103.748 te boven gaat
€ 128.018. Uit de tabel van artikel 3.41, tweede lid van de Wet volgt dat de KIA dan
€ 13.852 (€ 15.687 -/- 7,56% van € 128.018 -/- € 103.748) bedraagt. Het bij het totale investeringsbedrag van de vof behorende bedrag aan KIA, zijnde € 13.852, moet vervolgens bij helfte worden verdeeld over eiser en de medevennoot zodat eiser recht heeft op een KIA van € 6.926 (vgl. Gerechtshof Den Haag 3 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:759).
€ 128.018 bedraagt. Ook in de door eiser aangehaalde uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is geen steun voor zijn standpunt te vinden. Uit deze uitspraak volgt juist dat, indien er sprake is van een door een samenwerkingsverband aangegane investering, het bedrag van de gezamenlijk aangegane investering bepalend is voor de hoogte van de KIA en dat dit bedrag vervolgens over de vennoten moet worden verdeeld naar rato van het bedrag van hun investering. De aan eiser opgelegde aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 is dan ook in lijn met de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch vastgesteld.