6.2De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres in de brief van 26 februari 2018 onderdak in de VBL heeft aangeboden en niet, zoals eiseres wenst, beschermd wonen heeft verleend. Dit betekent dat de brief van 26 februari 2018 hiermee niet het door eiseres gewenste rechtsgevolg heeft. Dit rechtsgevolg beoogt zij met het tegen de brief gemaakte bezwaar te bereiken. Ook staat niet op voorhand vast dat eiseres dat rechtsgevolg met dat bezwaar niet kan bereiken. Zoals hiervoor in 5.3 is overwogen, is in deze procedure juist de vraag aan de orde of verweerder kan volstaan met een aanbod van onderdak in de VBL dan wel dat hij onder bijzondere omstandigheden een andere vorm van onderdak moet aanbieden. Het vorenstaande betekent dat de in de brief van 26 februari 2018 vervatte weigering eiseres onderdak in een beschermde woonomgeving te bieden als een op rechtsgevolg gerichte feitelijke handeling moet worden gekwalificeerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Beschermd wonen (inhoudelijk)
7. Het vorenstaande brengt mee dat de rechtbank nu toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de vraag of verweerder kan volstaan met een aanbod van onderdak in de VBL dan wel dat zij onder bijzondere omstandigheden een andere vorm van onderdak moet aanbieden.
8. Eiseres voert in dit verband aan dat verweerder gehouden is haar beschermd wonen toe te kennen. Zoals zij op de zitting heeft toegelicht, heeft zij hoge bloedruk en moet zij regelmatig naar de trombosedienst. Ook heeft zij hartproblemen en psychische problemen. Zij heeft een post-traumatische stress stoornis (PTSS), een depressie en suïcidale gedachten. Nu deelt zij een kamer met een ander persoon in [opvang] , waardoor zij veel stress krijgt. De door haar in het verleden in [opvanglocatie] ontvangen opvang was adequaat, maar dit niveau van opvang kan haar nu in [opvang] niet meer worden geboden. Bij brief van 4 november 2018 heeft zij een verklaring van de cardioloog in Amsterdam over haar medische gesteldheid overgelegd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraken van 26 november 2015beslist dat het niet de taak van de gemeente, maar van verweerder is op grond van het verdragsrecht adequate opvang te bieden. Door de hiervoor beschreven medische klachten is onderdak in de VBL voor eiseres ongeschikt. Als uit medische stukken blijkt dat een vreemdeling extreem kwetsbaar is, is verweerder, ter voorkoming van een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), gehouden via een eigen deskundige te laten beoordelen of eiseres in aanmerking dient te komen voor medisch noodzakelijke zorg. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22 februari 2017immers geoordeeld dat de opvangvoorzieningen voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen onder verantwoordelijkheid van verweerder vallen, alsook dat met deze tot het vreemdelingenrecht behorende voorzieningen een toereikende invulling moet worden gegeven aan het verdragsrecht.
9. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verweerder heeft eiseres in zijn brief van 26 februari 2018 een aanbod gedaan tot onderdak in de VBL, onder de voorwaarde dat zij meewerkt aan haar vertrek uit Nederland en met dien verstande dat het onderdak gepaard zal gaan met de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000. Voor zover sprake is van medische problematiek als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Vw 2000 kan in of vanuit de VBL in de medisch noodzakelijke zorg worden voorzien via de op de huisartsenpost binnen de VBL aanwezige medische zorgverleners. Als de vreemdeling in de VBL aanspraak maakt op medisch noodzakelijke zorg is een behandelend medisch zorgverlener, te weten de behandelend huisarts op de huisartsenpost in de VBL, ervoor verantwoordelijk dat de noodzakelijke medische zorg wordt verleend. Het is niet de taak van verweerder om naast opvang in de VBL beschermd wonen aan te bieden aan niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Door, onder voorwaarde van medewerking aan vertrek, onderdak en toegang tot een medicus te garanderen, ziet verweerder erop toe dat de betrokken vreemdeling onder menswaardige omstandigheden in Nederland kan verblijven en daarbij toegang heeft tot medische zorg. Het is aan de behandelend medicus en niet aan verweerder om te bepalen wat medisch noodzakelijk is en ervoor te zorgen dat medisch noodzakelijke zorg wordt verleend. Met het aanbod van onderdak in de VBL, in combinatie met toegang tot een medicus die kan bepalen welke medische hulp de betrokkene kan claimen, heeft verweerder gewaarborgd dat een schending van artikel 3 en 8 van het EVRM zich niet voordoet.