ECLI:NL:RBDHA:2019:2238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 9136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens onterecht onderzoek paspoort

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, die stelt Congolees te zijn, had zijn aanvraag op 24 april 2017 ingediend, maar deze werd als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig achtte, mede omdat eiser in het verleden onder een andere naam een visum voor Portugal had aangevraagd. Tijdens de zitting op 9 mei 2017 toonde eiser een Congolees paspoort, maar de rechtbank besloot het onderzoek te schorsen om dit paspoort door Bureau Documenten te laten onderzoeken. Het rapport van Bureau Documenten concludeerde dat het paspoort frauduleus was verkregen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had onderzocht of het paspoort daadwerkelijk echt was. De rechtbank benadrukte dat de Congolese autoriteiten de uiteindelijke beslissing over de nationaliteit van eiser moeten nemen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser de gelegenheid moet krijgen om zijn zienswijze in te dienen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 768,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/9136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), als kennelijk ongegrond afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorts is verschenen M. Butu, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.M.L. van Doornum.
Het onderzoek ter zitting is geschorst en de rechtbank heeft bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat, omdat eiser ter zitting, naar hij stelt, het door de Congolese ambassade in België verstrekte paspoort heeft getoond en verweerder deze door Bureau Documenten wil laten onderzoeken.
Verweerder en eiser hebben nadere stukken ingediend.
De behandeling ter zitting is voortgezet op 18 februari 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voorts is J.P.G.M. Appelhof als tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.S.R. Mangroelal.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1960 en de Congolese nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en e, van de Vw. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser in september 2014 is ingereisd onder de naam [naam 1], geboren op [geboortedatum] 1960, te Kinshasa in Congo. Hij heeft gesteld de Congolese nationaliteit te bezitten. Hij heeft ter staving van zijn personalia een kiespas uit Congo overgelegd. Gebleken is echter dat eiser in Angola een visum voor Portugal heeft aangevraagd met een Angolees nationaal paspoort, welke op naam van [naam 2], geboren op [geboortedatum] 1959, te Luanda, Angola, staat geregistreerd. Nu een visum persoonlijk moet worden aangevraagd, bij dit visum een foto van eiser zit en de vingerafdrukken van eiser bij de visumaanvraag zijn geregistreerd, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat eiser dit visum zelf heeft aangevraagd bij de vertegenwoordiging van Portugal in Angola, aldus verweerder.
Hetgeen eiser in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, heeft niet geleid tot een ander standpunt van verweerder.
3. Ter zitting van 9 mei 2017 heeft eiser een Congolees paspoort getoond. Ten behoeve van onderzoek aan het paspoort door Bureau Documenten, is het onderzoek ter zitting geschorst. Bij schrijven van 25 augustus 2017 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat het rapport van Bureau Documenten ten aanzien van het door eiser overgelegde Congolese paspoort niet leidt tot een gewijzigd standpunt van verweerder. Verweerder verwijst daarbij naar het rapport van 22 mei 2017 van Bureau Documenten waarin staat dat het paspoort frauduleus is verkregen, indien de eerder onderzochte kiespas van eiser daaraan ten grondslag heeft gelegen, nu uit het rapport van 2 januari 2017 van Bureau Documenten blijkt dat de kiespas niet door een bevoegde autoriteit is opgemaakt en afgegeven. In dat kader verwijst verweerder naar het Verslag (Vertrek)gesprek van 7 juni 2017 waarin staat dat eiser heeft verklaard dat hij zijn paspoort van de ambassade heeft verkregen op vertoon van zijn kiespas.
4. Eiser heeft op 16 januari 2018 van verweerder een gestempelde kleurenkopie van de kiespas gekregen ten behoeve van het laten uitvoeren van een contra-expertise ten aanzien van de authenticiteit van de kiespas. Eiser heeft bij schrijven van 30 maart 2018 een bericht van 22 februari 2018 van de Congolese ambassade in Brussel overgelegd, waarin de Congolese autoriteiten te kennen geven de documenten te hebben ontvangen en bezig te zijn met onderzoek. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft eiser bij schrijven van 24 oktober 2018 medegedeeld dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn.
5. Eiser betoogt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de mogelijkheid van eiser te reageren op het rapport van Bureau Documenten van 2 januari 2017 ten aanzien van de kiespas en een tegenonderzoek te laten uitvoeren. Nu volgens Bureau Documenten de verkrijging van het paspoort op grond van de kiespas frauduleus zou zijn, is een tegenonderzoek naar de kiespas van belang. Verder betoogt eiser dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser [naam 2] heet en de Angolese nationaliteit heeft. De gestelde Angolese nationaliteit is door verweerder echter onvoldoende onderzocht en gemotiveerd. Verweerder is voorts ten onrechte uitgegaan van het rapport van Bureau Documenten. Dit rapport is niet inzichtelijk, nu de terminologie in de conclusie niet overeenkomt met die in de toelichting bij de conclusies. Eiser stelt voorts dat de omstandigheid dat de Congolese autoriteiten hem op basis van de kiespas een paspoort hebben verstrekt reden is om te twijfelen aan de conclusies van Bureau Documenten omtrent de kiespas. Het is immers aan de Congolese autoriteiten om te bepalen of iemand de nationaliteit van hun land heeft. Eiser betoogt voorts dat verweerder, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ2170, niet kan volstaan met de enkele stelling dat het paspoort weliswaar echt is, maar (mogelijk) frauduleus is verkregen. Voorts is het op basis van zijn taalprofiel zeer waarschijnlijk dat hij uit Congo komt. Hij heeft er alles aan gedaan om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Hij dient dan ook gecompenseerd te worden (ECLI:NL:RVS:2017:1674 en artikel 47 Handvest). Eiser wijst er verder op dat het opvallend is dat verweerder ervoor heeft gekozen hem bij de Congolese autoriteiten te presenteren. Dit is een aanwijzing dat ook verweerder de Congolese nationaliteit aannemelijk acht.
Eiser betoogt voorts dat de procedure ten onrechte in de algemene asielprocedure is afgedaan. Eiser vraagt zich verder af of het onderzoek aan zijn telefoon en sociale media wel rechtmatig is gebeurd. Ook betoogt eiser dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij onjuist heeft verklaard om in een gunstigere positie te komen en dat hij documenten zou hebben vernietigd, dan wel zich daar te kwader trouw van ontdaan zou hebben of zou hebben achtergehouden.
Voorts betoogt eiser dat verweerder op grond van artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb) gehouden is een nieuw voornemen te nemen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
In de uitspraak van 6 juli 2009, waar eiser naar heeft verwezen, heeft de Afdeling overwogen dat het verweerder niet vrijstaat om aan een echt bevonden paspoort geen waarde te hechten, louter op basis van bij hem gerezen twijfel over de juistheid van de wijze waarop dit paspoort is afgegeven en de onduidelijkheid over de brondocumenten op basis waarvan het is afgegeven. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat in het onderhavige geval niet is gebleken dat het door eiser overgelegde Congolese paspoort echt is. Het paspoort is door Bureau Documenten echter ook niet op echtheid onderzocht, omdat het paspoort frauduleus zou zijn verkregen op basis van de kiespas. Het is evenwel ook vaste jurisprudentie van de Afdeling dat de vraag of eiser al dan niet de Congolese nationaliteit heeft, bij uitsluiting is voorbehouden aan de Congolese autoriteiten (zie onder meer de uitspraak van 21 maart 2018 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2018:1003). Indien de Congolese autoriteiten eiser beschouwen als Congolees en aan hem een Congolees paspoort hebben verstrekt dient verweerder in beginsel van de Congolese nationaliteit van eiser uit te gaan. Onderzoek naar de echtheid van het door eiser overgelegde Congolese paspoort is dan ook noodzakelijk. Nu het paspoort niet op echtheid is onderzocht, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Verweerder dient opnieuw door Bureau Documenten onderzoek te laten doen naar de echtheid van het Congolese paspoort. Alvorens verweerder daarna een nieuw besluit neemt, dient eiser op grond van artikel 3.119 van het Vb in de gelegenheid te worden gesteld opnieuw een zienswijze in te dienen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hetgeen eiser verder heeft betoogd behoeft geen bespreking meer.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 768,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting op 18 februari 2019, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Voor het verschijnen ter zitting op 9 mei 2017 is reeds in de mondelinge uitspraak van 9 mei 2017 van de voorzieningenrechter in zaaknummer AWB 17/9137 een proceskostenvergoeding toegekend.

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 768,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.