Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2019 in de zaak tussen
[naam 2] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, een Syrisch echtpaar, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 14 januari 2019 uitspraak gedaan. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Issa, stelden dat er sprake was van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat er geen 'meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie' bestond tussen hen en hun referent, hun zoon. De referent had in 2014 een verblijfsvergunning asiel gekregen en had voor zijn ouders een nareisverzoek ingediend, dat was afgewezen. De rechtbank overwoog dat eisers al geruime tijd zelfstandig in Egypte woonden en niet financieel of medisch afhankelijk waren van hun zoon. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van familieleven en dat er geen inbreuk was op hun recht op familieleven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.