In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een militair, eiser, en de Minister van Defensie, thans de Staatssecretaris van Defensie, verweerder. Eiser is op 18 juni 2018 ontslagen wegens wangedrag, specifiek het versturen van seksueel getinte berichten via WhatsApp aan een vrouwelijke collega. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen het primaire besluit en tegen het bestreden besluit van 13 december 2018, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van januari 2016 tot september 2016 seksueel getinte berichten heeft verstuurd naar betrokkene, die hierop negatief heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van wederkerigheid in de communicatie en dat eiser zich bewust was van zijn gezagspositie ten opzichte van betrokkene. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het gedrag van eiser als wangedrag kan worden aangemerkt en dat het ontslag niet onevenredig is aan de ernst van het gedrag.
Eiser heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat hem een toezegging is gedaan dat in plaats van ontslag een ambtsbericht zou volgen. De rechtbank heeft echter geen bewijs gevonden voor deze claim en heeft geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-.