Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Iraanse nationaliteit. Zij heeft kort weergegeven aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich in Iran heeft bekeerd tot het Christendom en dat zij om die reden door de Iraanse autoriteiten wordt vervolgd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw. Verweerder heeft de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht, maar niet haar gestelde bekering tot het Christendom en haar daaruit voortvloeiende vrees voor de Iraanse autoriteiten.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar kwetsbaarheid. Daarbij wijst zij op de brief van 9 april 2019 van een psycholoog en psychiater waarin wordt meegedeeld dat uit een intelligentieonderzoek is gebleken dat zij zwakbegaafd is. Ook wijst eiseres op het afschrift van haar patiëntendossier van 24 oktober 2019, waarin melding wordt gemaakt van het door elkaar halen van medicijnen, het verzoek om verwijzing voor psychische behandeling, depressie, vergeetachtigheid en slecht slapen. Verder wijst eiseres op de verklaring van VluchtelingenWerk Nederland van 13 november 2019, waarin wordt meegedeeld dat eiseres in een gesprek een verwarde indruk heeft gemaakt. In dit kader beroept eiseres zich op Werkinstructie 2015/8 van verweerder en op artikel 24 van de Procedurerichtlijn.
5. Verweerder heeft het bestreden besluit met name gebaseerd op de verklaringen van eiseres in het nader gehoor. De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van dit gehoor blijkt dat verweerder de aanbevelingen uit het door hem opgevraagde medische advies van het FMMUin acht heeft genomen. Zo zijn op diverse momenten pauzes ingelast, is op diverse momenten aan eiseres gevraagd of het nog goed met haar ging, en zijn op diverse momenten verhelderende vragen aan eiseres gesteld. Anders dan eiseres stelt, heeft dit advies niet enkel betrekking op fysieke aspecten aangezien blijkens het advies psychische beperkingen zijn vastgesteld. Het is niet van doorslaggevende betekenis dat in het advies niet expliciet is ingegaan op de mate van begaafdheid van eiseres. De rechtbank stelt namelijk verder vast dat uit het rapport van het nader gehoor niet blijkt dat eiseres niet in staat zou zijn geweest om haar relaas naar voren te brengen of om de aan haar gestelde vragen te beantwoorden. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat eiseres tijdens dit gehoor zelf heeft verklaard dat zij zich in staat voelde om het gehoor te laten plaatsvinden en dat zij tevreden was over hoe het gehoor is verlopen.
6. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het horen van eiseres en heeft mogen uitgaan van de verklaringen van eiseres in het nader gehoor.
7. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat haar bekering tot het Christendom niet geloofwaardig is.
8. Verweerder beoordeelt de geloofwaardigheid van een door een vreemdeling gestelde bekering aan de hand van zijn Werkinstructie 2018/10. Deze gaat ervan uit dat een bekering voortkomt uit een diepgewortelde innerlijke overtuiging. De vreemdeling moet daarom kunnen verklaren over eigen ervaringen en persoonlijke beleving ten aanzien van het proces van en de motieven voor bekering, en daarnaast over basale kennis van het geloof en over geloofsactiviteiten. Deze werkinstructie betreft een verbetering van de eerdere vaste gedragslijn van verweerder, die op grond van vaste jurisprudentie een rechtmatige wijze van beoordelen is.
9. Verweerder heeft aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over haar afkeer van de Islam. De rechtbank volgt verweerder hierin. Zo heeft eiseres enerzijds verklaard dat zij vóór haar bekering van binnen in God geloofde (maar zich nog aan de Islamitische verplichtingen hield), anderzijds dat zij aanvankelijk in het geheel niet gelovig wasen later dat zij aanvankelijk moslima was. De stelling van eiseres dat verweerder onvoldoende is ingegaan op haar verklaring dat zij mede van de Islam is afgekeerd omdat zij seksueel is misbruikt door praktiserende moslims, waaronder haar neef, kan dit niet anders maken. Dit geldt evenzeer voor de stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt dat zij zich opnieuw tot een levensbeschouwing met verplichtingen heeft gekeerd, omdat zij niet heeft verklaard dit zo te ervaren. Deze zaak verschilt dan ook van de uitspraak van 1 augustus 2018waarop eiseres een beroep heeft gedaan, nu daarin geen sprake was van tegenstrijdige verklaringen. Ook verschilt deze zaak met de uitspraak van 13 november 2017nu in dit geval geen sprake is van de tegenwerping dat er summier is verklaard.
10. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat haar verklaringen vaag, algemeen en summier zijn en niet zijn gerelateerd aan de inhoud van het Christendom. De rechtbank volgt verweerder ook hierin. Zo heeft eiseres in antwoord op de vraag wat haar gestelde bekering voor haar betekende slechts kunnen antwoorden dat zij blij werd, dat zij in gezelschap van goede mensen is gekomenen dat zij het fijn vond om naar de kerk te gaan en om de kerk bij te staan. Dergelijke verklaringen geven geen blijk van een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Hierbij heeft verweerder terecht overwogen dat verklaringen van eiseres die na afloop van het gehoor ten overstaan van haar gemachtigde zouden zijn gedaan dit niet anders kunnen maken, aangezien een uitleg waarom deze verklaringen niet al in het nader gehoor konden zijn gedaan ontbreekt.
11. Ook heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij haar gestelde keuze voor de protestantse stroming binnen het Christendom niet inzichtelijk heeft gemaakt. De rechtbank volgt verweerder hierin. Eiseres heeft immers verklaard dat zij zich rekent tot het protestantismeen dat zij sinds 2015 daarmee bekend is, terwijl zij desgevraagd niet kan uitleggen om welke beweegredenen zij voor die stroming heeft gekozen. Het enkele feit dat haar broers eerder voor het protestantisme hebben gekozen is daarvoor onvoldoende. Anders dan eiseres stelt, is niet van haar verwacht om ook inzicht te geven in andere geloofsstromingen zodat de beoordeling in zoverre in overeenstemming is met de Werkinstructie 2018/10 en de voornoemde uitspraak van 13 november 2017.
12. Verder heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij weinig kan verklaren over de inhoud van de door haar gestelde bezoeken aan een huiskerk in Iran. De rechtbank volgt verweerder hierin. Immers heeft eiseres verklaard dat zij regelmatig bijeenkomsten van de huiskerk bezocht, terwijl zij niet heeft kunnen verklaren wat er op deze bijeenkomsten inhoudelijk werd besproken. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank dergelijke verklaringen ook niet terug in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Verweerder heeft hierbij in de beoordeling kunnen betrekken dat het bevreemding wekt dat eiseres wel veel feitelijkheden over de bijeenkomsten van de huiskerk heeft kunnen noemen, zoals plaatsen, tijden en namen van leden. De stelling van eiseres dat beperkte verklaringen over het bezoek aan huiskerken in de asielzaken van haar broers niet heeft geleid tot een afwijzing maakt het voorgaande niet anders, gelet op de uiteenzetting van verweerder in het bestreden besluit dat dit slechts één aspect is in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van het bekeringsproces.
13. Eiseres heeft een kopie van een doopakte van 31 juli 2018 van de Perzische kerk Kores overgelegd en een kopie van een verklaring van deze kerk van 19 november 2019 waarin staat dat zij lid is, de diensten bezoekt, in de muziekgroep zingt en deelneemt aan Bijbelstudies. Op grond van voornoemde werkinstructie 2018/10 en voornoemde vaste jurisprudentie worden documenten van kerkelijke instanties in de beoordeling betrokken, maar blijft het uitgangspunt dat de vreemdeling ten overstaan van verweerder geloofwaardige verklaringen aflegt over de gestelde bekering. Gelet op wat hiervoor is overwogen, kunnen deze documenten eiseres dan ook niet baten.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde bekering tot het Christendom van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Vrees voor de Iraanse autoriteiten
15. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het niet aannemelijk is dat zij te vrezen heeft voor de Iraanse autoriteiten.
16. In het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat er voorafgaand aan haar vertrek uit Iran een inval heeft plaatsgevonden door de Iraanse autoriteiten in het huis waar zij met het haar broer, zus en moeder woonde. Daarbij heeft eiseres verklaard dat haar broers en zijzelf zouden worden gezocht omdat zij zijn bekeerd tot het Christendom. Uit het voorgaande is gebleken dat niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht dat eiseres tot het Christendom is bekeerd of in Iran huiskerken heeft bezocht. Om die reden heeft verweerder eveneens niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres in Iran zou worden gezocht vanwege bekering tot het Christendom. Eveneens is hiervoor reeds overwogen dat de omstandigheid dat in de asielzaken van haar broers wel sprake is van een geloofwaardige bekering tot het Christendom dit niet anders maakt.
17. Verder heeft eiseres aangevoerd dat zij christelijke uitlatingen plaatst op haar Facebook-pagina. Daargelaten of dit daadwerkelijk het geval is, heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Iraanse autoriteiten hiervan kennis hebben.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.