Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
- het Hof er in het arrest vanuit gaat dat eiser na twaalf jaar vrijkomt;
- de twee medeverdachten al geruime tijd vrij zijn;
- eiser al ruim twaalf jaar lang een “voorbeeldgedetineerde” is;
- eiser zijn volledige medewerking heeft gegeven aan de procedure omtrent strafonderbreking en het hem niet kan worden aangerekend dat hij niet naar Noord-Irak kan worden uitgezet.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
temager. Dat stemt in zijn aard al niet overeen met hetgeen hiervoor onder 4.3 is overwogen over de (in dit geval bijzonder van belang zijnde) noodzaak van een deugdelijke motivering. Daar komt bij dat, zoals eiser terecht heeft opgemerkt, de minister met een van zijn overwegingen, te weten dat geen bijzondere omstandigheden bekend zijn die maken dat een gratieverlening geboden is, een verkeerde maatstaf aanlegt. De minister moet nu juist motiveren dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die maken dat afwijking van het advies van het Hof gerechtvaardigd is.
toewijzingvan zijn verzoek tot strafonderbreking. Dit terwijl dat de zaak van eiser nu juist bijzonder maakt. Het Hof gaat in zijn advies ook niet in op de ratio van de (ten tijde van de veroordeling van eiser al in werking getreden regeling van) voorwaardelijke invrijheidstelling in relatie tot de gevolgen van gratie. Gedaagde heeft in dit geding benadrukt dat met de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling is beoogd een bijdrage te leveren aan de bescherming van de samenleving door het beperken van de kans op recidive, met het restant van de gevangenisstraf als stok achter de deur. Ook in de (na de veroordeling van eiser ingevoerde) regeling van de strafonderbreking is sprake van een dergelijke stok achter deur, doordat het strafrestant bij terugkeer naar Nederland alsnog ten uitvoer wordt gelegd. Bij gratie ontbreekt die “stok” echter.