In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een minderjarige, zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser voerde aan dat hij minderjarig was en dat de leeftijdsschouw niet deugdelijk was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de leeftijdsschouw voldoende was uitgevoerd en dat de registratie van de eiser als meerderjarig in Italië op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht worden aangenomen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist was. De rechtbank oordeelde verder dat de eiser niet als kwetsbaar kon worden aangemerkt en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde vast dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling had genomen.