ECLI:NL:RBDHA:2019:10617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding zorgkosten voor Nederlandse gepensioneerde in Zwitserland voor zorg in Dubai

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nederlandse gepensioneerde, woonachtig in Zwitserland, en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de vergoeding van zorgkosten gemaakt in Dubai. De eiseres, geboren in 1935, ontvangt een AOW-pensioen uit Nederland en is als verdragsgerechtigde aangemerkt op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Verordening EG 883/2004. Eiseres heeft in Dubai medische kosten gemaakt tijdens een vakantie en heeft deze kosten bij het CAK gedeclareerd. Het CAK heeft de declaratie afgewezen, met als argument dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van zorgkosten gemaakt buiten het werkingsgebied van de Verordening 883/2004.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als niet-actieve verdragsgerechtigde onder de Europese regels van de Verordening valt, die alleen zorg in het woonland (Zwitserland) dekt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgkosten gemaakt in Dubai niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de Verordening geen dekking biedt voor zorgkosten buiten de EU, EER of Zwitserland. Eiseres heeft betoogd dat de Verordening ook buiten deze gebieden werking heeft, maar de rechtbank heeft deze stelling verworpen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over ongerechtvaardigde ongelijke behandeling ten opzichte van Zvw-verzekerden en grensarbeiders verworpen. De rechtbank concludeert dat de door eiseres gemaakte zorgkosten niet op grond van de Zvw voor vergoeding in aanmerking komen, en dat de situatie van eiseres niet vergelijkbaar is met die van andere groepen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/5839

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , Zwitserland, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het Centraal Administratiekantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: S.G.S. Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de declaratie van eiseres van ziektekosten ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) afgewezen.
Bij besluit van 20 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2019. Eiseres is samen met haar echtgenoot [A] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook aanwezig voor verweerder was [G].

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1935 en woont sinds 1 juli 2011 in Zwitserland. Zij ontvangt een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) uit Nederland van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiseres is op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zvw door het College voor Zorgverzekeringen (rechtsvoorganger van Zorginstituut Nederland en het CAK) per 1 juli 2011 als verdragsgerechtigde aangemerkt. Op grond van de Verordening EG 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Vo 883/2004) heeft zij recht op zorg in Zwitserland ten laste van Nederland. De verzekeringsinstelling in Zwitserland Gemeinsame Einrichtung KVG heeft door middel van het formulier E-121 op 27 juli 2011 bevestigd dat eiseres recht heeft op medische zorg in Zwitserland.
1.2 Eiseres heeft tijdens een vakantie eind 2017, begin 2018 in Dubai medische kosten gemaakt tot een bedrag van AED ( Dubai Dirham) 350,- (omgerekend € 85,-) , die zij op 16 februari 2018 bij verweerder heeft gedeclareerd. Bij het primaire besluit heeft verweerder de vergoeding van deze kosten afgewezen. Dit besluit heeft verweerder na heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat eiseres als verdragsgerechtigde aanspraak heeft op zorg in Zwitserland ten laste van Nederland. Zij heeft echter geen recht op verstrekkingen ingevolge de Zvw en ook niet op medische verstrekkingen tijdens een tijdelijk verblijf in Dubai .
3. Eiseres heeft in beroep samengevat gesteld dat de werking van de Vo 883/2004 niet beperkt is tot het grondgebied van de EU, de EER en Zwitserland, maar ook daarbuiten geldt. Zij is verder van mening dat de wetgeving van de bevoegde staat (Nederland) op haar van toepassing is en niet die van haar woonland Zwitserland. Eiseres vreest dat met de aanwijzing van de wetgeving van Zwitserland op haar situatie het vereiste Europeesrechtelijke sociale beschermingsniveau komt te vervallen. Verweerder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 67 van de Vo 883/2004 en geen overleg gehad met het bevoegde woonlandorgaan. Volgens eiseres is er sprake van ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen Zvw-verzekerden en verdragsgerechtigde gepensioneerden die buiten Nederland in de EU, de EER, of Zwitserland wonen. Eerstgenoemden genieten voor medische kosten werelddekking. Voor eiseres geldt zo'n uitgebreide dekking niet. Ter onderbouwing van haar standpunten noemt eiseres het arrest Keller (C-145/03), Van Roosmalen (C-300/84), Van Delft (C-345/09) en Hosse (C-86/03). Verder beroept zij zich op Aanbeveling S2 van de Administratieve Commissie.
4. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder terecht heeft geweigerd de door eiseres in Dubai in 2017/2018 gemaakte zorgkosten te vergoeden.
4.1 De rechtbank stelt hierbij voorop dat eiseres sinds haar verhuizing naar Zwitserland in 2011 een zogeheten niet actieve verdragsgerechtigde is. Dat betekent dat zij met betrekking tot haar ziektekosten is onderworpen aan de Europese regels van de Vo 883/2004. Deze verordening bevat zogeheten aanwijsregels. Het werkingsgebied van de Vo 883/2004 bestaat uit de EU, de EER en Zwitserland. De van toepassing zijnde aanwijsregels (artikel 19 en 24 van de Vo 883/2004) wijzen het woonland Zwitserland (en niet Nederland) aan als het land waar eiseres aanspraak heeft op zorg. De in het woonland gemaakte zorgkosten brengt Zwitserland vervolgens bij Nederland in rekening. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 december 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4938) volgt dat Nederland als pensioenland alleen verantwoordelijk is voor de betaling van kosten van zorg in het woonland. Eiseres krijgt in het woonland zorg volgens het (basis)woonlandpakket, maar heeft daar geen (basis)verzekering. De rechtbank stelt vast dat het woonlandpakket niet voorziet in de vergoeding van kosten gemaakt buiten het werkingsgebied van de Vo 883/2004 (de rechtbank wijst in dit verband op de beschikking van de Gemeinsame Einrichtung KVG van 5 oktober 2018, r.o. 19).
4.2 Eiseres is van mening dat het werkingsgebied van de Vo 883/2004 ruimer is dan hiervoor aangegeven. Zij meent dan ook aanspraak te hebben op vergoeding van zorgkosten die zij buiten de EU, de EER of Zwitserland (in dit geval in Dubai ) heeft gemaakt.
Eiseres heeft deze stelling onderbouwd door te verwijzen naar het arrest Keller (C-145/03) en Van Roosmalen (C-300/84).
De rechtbank deelt echter niet de algemene, vergaande conclusies die eiseres uit deze arresten trekt. Aan het arrest Keller lag de casus ten grondslag dat een patiënt door behandelend artsen in het land van verblijf binnen de EU naar een ziekenhuis buiten de EU werd verwezen voor een onmiddellijk uit te voeren levensreddende operatie die kennelijk niet binnen de EU kon worden uitgevoerd. Blijkens dit arrest kon alleen in deze specifieke situatie worden geconcludeerd dat de in het derde land gemaakte zorgkosten toch door de verblijfstaat in de EU volgens de in die staat geldende regels worden vergoed. Naar het oordeel van de rechtbank is evident dat de situatie van eiseres niet vergelijkbaar is met die in het arrest Keller . Deze beroepsgrond faalt.
Dat geldt ook voor het beroep op het arrest Van Roosmalen . Daarin werd aangenomen dat Vo 1408/71 (de voorganger van Vo 883/2004) onder omstandigheden ook buiten de EU werking had voor een werknemer, in dat geval een priester-missionaris, die gedurende zijn werkzame leven grotendeels buiten de EU had gewerkt. Ook daarmee komt de situatie van eiseres niet overeen.
De conclusie van de rechtbank is dat de door eiseres in Dubai gemaakte zorgkosten niet op grond van Vo 883/2004 voor vergoeding in aanmerking komen.
4.3
Ook de stelling van eiseres dat de Zvw op haar van toepassing is, slaagt niet. Deze wet is immers enkel van toepassing op de ingezetene, dan wel op de persoon die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Niet in geschil is dat eiseres niet aan deze voorwaarden voldoet. Verweerder is daarom niet bevoegd eiseres uit hoofde van de Zvw verstrekkingen te doen en haar de in Dubai gemaakte zorgkosten te vergoeden. De verwijzing van eiseres naar de Aanbeveling S2 van de Administratieve Commissie, maakt dat niet anders. Deze Aanbeveling - die overigens niet juridisch bindend is - ziet op personen die in de ene lidstaat verzekerd zijn en in de andere wonen en die medisch noodzakelijke zorg inroepen in een land buiten de EU, waarmee bilaterale overeenkomsten zijn gesloten op het gebied van de sociale zekerheid. De rechtbank stelt vast dat de situatie van eiseres een andere is. Zij is immers niet in Nederland verzekerd. Zij heeft immers op grond van Vo 883/2004 recht op zorg in Zwitserland ten laste van Nederland. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in zijn brief van 28 januari 2014 dezelfde conclusie getrokken. De in Dubai gemaakte zorgkosten komen dus ook niet op grond van de Zvw voor vergoeding in aanmerking.
4.4
Eiseres heeft er nog op gewezen dat gepensioneerde voormalige inwoners van Zwitserland wel voor ziektekosten in dat land verzekerd blijven, ook al wonen zij inmiddels elders. De rechtbank ziet daarin evenmin steun voor het standpunt van eiseres dat op haar situatie Nederlands recht van toepassing zou moeten zijn. Binnen het werkingsgebied van de Vo 883/2004 bestaan diverse zorgstelsels die onderling van elkaar kunnen verschillen. Het Zwitserse en het Nederlandse stelsel zijn blijkbaar niet identiek. De rechtbank wijst er op dat de Vo 883/2004 de coördinatie en niet de harmonisatie nastreeft van de verschillende nationale zorgstelsels. De Vo 883/2004 kan dus niet voorkomen dat er tussen de lidstaten verschillen bestaan. Ter illustratie wijst de rechtbank op de arresten Chamier-Glisczinski (C-208/07) en Van Delft (C-345/09; r.o. 95-99), waaruit volgt dat het EU-recht aan een persoon niet kan garanderen dat een verplaatsing naar een andere lidstaat voor de sociale zekerheid neutraal is, met name niet op het niveau van prestaties bij ziekte. Uit die arresten leidt de rechtbank af dat een verschil in verzorgingsniveaus kennelijk voor lief wordt genomen. De grief van eiseres dat met de keuze voor het recht van Zwitserland het vereiste Europeesrechtelijke sociale beschermingsniveau niet kan worden gegarandeerd, treft daarom geen doel.
4.5
Eiseres heeft ook nog aangevoerd dat in het buitenland wonende Nederlandse grensarbeiders wel ingevolge de Zvw verzekerd zijn, maar in het buitenland wonende gepensioneerden zoals zij niet. Daarin ziet zij een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. De rechtbank volgt haar daarin niet. Een ongelijke behandeling is slechts ongerechtvaardigd bij gelijke gevallen. Daarvan is bij gepensioneerden en grensarbeiders geen sprake. Voor deze categorieën van belanghebbenden gelden verschillende aanwijsregels. Die wijzen in het ene geval het woonland aan (gepensioneerden) en in het andere het werkland (grensarbeiders). Het beroep dat eiseres in dit verband heeft gedaan op het arrest Hosse (C-86/03) en de uitspraken van de CRvB van 13 december 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU7125) en van 11 december 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2836) leidt niet tot een ander oordeel, nu de situatie van eiseres niet overeenkomt met de in dat arrest en die uitspraken besproken gevallen.
4.6
Het door eiseres genoemde arrest Van Delft (C-345/09) leidt evenmin tot een ander oordeel. Dit arrest bevestigt integendeel juist dat belanghebbenden zoals eiseres aanspraak hebben op verstrekkingen (zorg) in hun woonland ten laste van het pensioenland en dat de Zvw niet van toepassing is op de situatie van eiseres (zie rechtsoverweging 68).
4.7
Eiseres heeft ook nog betoogd dat Zvw-verzekerden wereldwijd tegen ziektekosten zijn verzekerd (werelddekking), terwijl dat voor haar niet geldt. Zij ziet ook hierin een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. Tot de komst van de Zvw in 2006, bood de particuliere ziektekostenverzekering van eiseres haar ook wereldwijde dekking. Hierdoor was zij op reis telkens volledig verzekerd tegen ziektekosten. Met de komst van de Zvw is dat – aldus eiseres – van haar afgenomen.
4.8
Zoals hiervoor vastgesteld valt eiseres nu onder het dwingende regime van de Vo 883/2004, dat haar wat betreft de zorgstelsels geen keuzevrijheid laat (zie het arrest Van Delft ; C-345/09). Dit betekent weliswaar een ongelijke behandeling ten opzichte van in Nederland woonachtige premieplichtigen, maar dit wordt volgens vaste rechtspraak niet overduidelijk onevenredig geacht (de rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de CRvB van 15 april 2015; ECLI:NL:CRVB:2015:1836). Ook deze grief van eiseres treft daarom geen doel.
4.9
De rechtbank wijst er ten slotte nog op dat de inwerkingtreding van de Zvw niet alleen voor eiseres nadelige gevolgen heeft gehad. Alle - voor de inwerkingtreding van die wet - particulier verzekerden moeten zich na invoering van de Zvw voor werelddekking bijverzekeren. Eiseres heeft aangevoerd dat zij die mogelijkheid in Zwitserland niet heeft, omdat zij daar geen basisverzekering heeft. Met haar beroep kan eiseres echter niet bereiken dat zij alsnog wordt toegelaten tot een aanvullende verzekering in haar woonland. De rechtbank kan in deze grief niet treden, nu in dit beroep alleen aan de orde kan komen of verweerder terecht heeft geweigerd eiseres de gedeclareerde kosten te vergoeden. Uit al het voorgaande volgt dat de rechtbank die vraag bevestigend beantwoordt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, voorzitter, en mr. D.R. van der Meer en mr. M.K.G. Tjepkema, leden, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2019.
griffier bij verhindering van de voorzitter is deze uitspraak getekend door de oudste rechter mr. D.R. van der Meer
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.