Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.INMOBILIARIA VICA S.A., te Barcelona (Spanje),
ARD-CHOILLE B.V., te Den Haag,
1.AEGLE INTERNATIONAL LTD, te Tortola (Britse Maagdeneilanden),
[gedaagde sub 2], te [plaats] (Spanje),
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 30 augustus 2018, met producties;
- het op de rol van 12 december 2018 tegen Aegle verleende verstek;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens voorwaardelijk verzoek voor oproeping in vrijwaring van de zijde van [gedaagde sub 2] van 23 januari 2019, met productie;
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens voorwaardelijk verzoek voor oproeping in vrijwaring van de zijde van Inmobiliaria en Ard-Choille van 20 februari 2019;
- het proces-verbaal van het pleidooi in de incidenten van 6 juni 2019 en de daarin vermelde stukken.
2.De feiten voor zover van belang in de incidenten
financial advisory services agreementgesloten voor door Ard-Choille aan Sun Capital geleverde diensten voor de bemiddeling bij voormelde sale and lease back overeenkomst (hierna: de FASA). In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de door Sun Capital aan Ard-Choille te betalen succesvergoeding en is aan Ard-Choille het recht verleend om diensten uit te besteden aan een derde. Artikel 12.9 van de FASA luidt, voor zover van belang, als volgt:
The Agreement shall be governed by and construed in accordance with the laws of England and the parties hereby submit to the non-exclusive jurisdiction of the courts of England”.
consultancy agreementtot stand gekomen (hierna: de Consultancy Agreement). In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
Article 11 Governing Law and Arbitration
indemnity agreementgesloten (hierna: de Indemnity Agreement). In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
1. The APPROVED PERSON[ [gedaagde sub 2] , rb]
covenants and agrees to hold ARD-CHOILLE personally harmless against any and all claims, demands, actions, suits, proceedings, and to indemnify ARD-CHOILLE for any costs, expenses or damages including without limitation attorney’s fees (collectively “Claims”) arising out of or in connection with of resulting from ARD-CHOILLE entering into the Financial Advisory Services Agreement with SUN CAPITAL and to pay ARD-CHOILLE any amount that the latter has to pay SUN CAPITAL or any other third party on account of the latter, due to any provision, guarantee, obligation, covenant, indemnity or any other clause under the Financial Advisory Services Agreement or any subsequent amendment, reinstatement, side letter to the same or any other agreement previously accepted by AEGLE in the provision of the services sub-contracted under the Consultancy Agreement. ARD-CHOILLE is, however, not indemnified against Claims resulting from its own negligence.
Hierbij bevestig ik nog eens mij namens Aegle akkoord te verlenen met een forumkeuze voor de rechter te Den Haag voor de door Ard-Choille met Inmobiliaria Vica tegen Aegle en [gedaagde sub 2] aan te vangen procedure”.
3.De vordering in de hoofdzaak
4.Het geschil in de incidenten
partnership agreementregres op hem kan nemen. [gedaagde sub 2] verzoekt de rechtbank om een dagvaardingstermijn van drie maanden te hanteren.
5.De beoordeling
Bevoegdheid
bis-Verordening). Inmobiliaria en [gedaagde sub 2] zijn immers beide gevestigd op het grondgebied van lidstaten van de Europese Unie en de vordering in de hoofdzaak betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld na 10 januari 2015 (zie artikel 4, 5 en 66 lid 1 Brussel I
bis-Verordening).
(15) De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder (…).
bis-Verordening onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt, zich bij dit onderzoek niet dient te beperken tot de stellingen van de eisende of verzoekende partij, maar ook acht moet slaan op alle hem ter beschikking staande gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding en, in voorkomend geval, op de stellingen van de verwerende partij. Wel geldt in dit verband de beperking dat indien de verwerende partij de stellingen van de eisende of verzoekende partij betwist, de rechter in het kader van de bepaling van zijn bevoegdheid geen gelegenheid hoeft te geven voor bewijslevering. Het onderzoek naar de bevoegdheid aan de hand van de Unierechtelijke instrumenten mag dus niet plaatsvinden op basis van enkel de door de eisende of verzoekende partij gekozen grondslag van haar vordering of verzoek (HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443 onder verwijzing naar HvJEU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37,
Kolassa/Barclays Bank, HvJEU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449,
Universal Music/Schillingen HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694).
bis-Verordening is bepaald dat, onverminderd deze verordening, zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Gelet op deze hoofdregel dient [gedaagde sub 2] in beginsel voor de Spaanse rechter te worden opgeroepen. Uit artikel 5 Brussel I
bis-Verordening volgt dat slechts afwijking van deze hoofdregel mogelijk is op grond van de regels die zijn neergelegd in de afdelingen 2 tot en met 7 (de artikelen 7 tot en met 26) van hoofdstuk II Brussel I
bis-Verordening. Derhalve is de vraag aan de orde of sprake is van een (van de hoofdregel afwijkende) bijzondere bevoegdheidsgrond die de Nederlandse rechter rechtsmacht verleent om van de vordering van Inmobiliaria kennis te nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval. Daartoe is het volgende redengevend.
bis-Verordening.
bis-Verordening is de opvolger van het gelijkluidende artikel 5 sub 3 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEG 2001, L 12/1 (hierna: Brussel I-Verordening). De considerans van de Brussel I
bis-Verordening vermeldt in dat verband: “
De continuïteit tussen het Verdrag van Brussel van 1968, Verordening (EG) nr. 44/2001(de Brussel I-Verordening; rechtbank)
en deze verordening moet gewaarborgd worden (…). Deze continuïteit moet ook gelden voor de uitleg door het Hof van Justitie van de Europese Unie van het Verdrag van Brussel van 1968 en de verordening ter vervanging daarvan”. De rechtspraak van het Hof van Justitie over (de uitleg van) artikel 5 sub 3 van de Brussel I-Verordening geldt daarom ook voor (de uitleg van) artikel 7 sub 2 van de Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening als volgt moet worden uitgelegd. Onder de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen is begrepen zowel de plaats van de gebeurtenis die de oorzaak van de schade is (het “Handlungsort”) als de plaats waar de schade is ingetreden (het “Erfolgsort”). De verweerder kan daarom in zoverre naar de keuze van de eiser voor het gerecht van de ene dan wel van de andere plaats worden opgeroepen (HvEG 30 november 1976, ECLI:EU:C:1976:166,
Bier/Mines de potasse d’Alsace, HvJEU 19 april 2012, ECLI:EU:C:2012:220,
Wintersteiger, HvJEU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37,
Kolassa/Barclays Bank, en HvJEU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016, 449,
Universal Music/Schilling). Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de bijzondere bevoegdheidsregels uit Hoofdstuk II, afdeling 2 van de Brussel I bis-Verordening, dus ook de bevoegdheid van artikel 7 sub 2, strikt en autonoom moet worden uitgelegd (HvJEU 16 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:305,
Melzer/MF Global, HvJEU 5 juni 2014:ECLI:EU:C:2014:1318,
Coty Germany/First Note Perfumes, en HvJEU 10 september 2015, ECLI:EU:C:2015:574,
Holterman Ferho Exploitatie).
CDC/Akzo Nobel, HvJEU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016, 449,
Universal Music/Schillingen HvJEU 17 oktober 2017, ECLI:EU:C:2017:766,
Bolagsupplysningen en Ilsjan).
flyLAL/Air Baltic). Uit de stellingen van Inmobiliaria volgt dat [gedaagde sub 2] in een tweetal besprekingen in Spanje Inmobiliaria ertoe bewogen zou hebben om ten gunste van vier adviseurs genoegen te nemen met de helft van de succesvergoeding en om ermee in te stemmen dat de betaling van de succesvergoeding via een Nederlandse rechtspersoon zou plaatsvinden. Dat [gedaagde sub 2] vervolgens niet één maar twee in Nederland gevestigde betaalmeesters zou hebben aangewezen en aan één daarvan (Ard-Choille) de instructie zou hebben gegeven om aan Aegle in plaats van aan de vier adviseurs te betalen, zijn handelingen waarmee uitvoering is gegeven aan dit eerdere gestelde gepleegde bedrog. Dat Inmobiliaria deze handelingen kwalificeert als een afzonderlijke onrechtmatige daad naast het in Spanje gestelde onrechtmatige gepleegde bedrog betekent niet dat het schadeveroorzakende feit dus in Nederland is gelegen. Ook die handelingen in Nederland vinden hun oorsprong in het bedrog dat in Spanje zou zijn gepleegd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de rechtspraak van het Hof van Justitie, waarin is geoordeeld dat in kartelschadezaken het “Handlungsort” moet worden vastgesteld op de plaats waar de mededingingsbeperkende afspraken zijn
gemaakten niet de plaats waar die afspraken
ten uitvoerzijn gelegd (zie HvJEU 21 mei 2015, ECLI:EU:C:2015:335
CDC/Akzo Nobel, en HvJEU 5 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:553
flyLAL/Air Baltic). Dit betekent dat het “Handlungsort” zich in Spanje bevindt.
bis-Verordening geen rechtsmacht heeft.
bis-Verordening. Daartoe voert Inmobiliaria aan dat Aegle woonplaats houdt op Curaçao en dus (volgens haar) in een van de lidstaten die is aangesloten bij de Brussel I
bis-Verordening (te weten Nederland). Voor zover de rechtbank hierover anders zou oordelen, zijn Ard-Choille en Aegle een rechtsgeldige forumkeuze voor deze rechtbank zovereengekomen, die ook ten aanzien van [gedaagde sub 2] rechtsmacht met zich brengt.
bis-Verordening de eiser de mogelijkheid geeft om in een geval waarin er meerdere verweerders zijn een verweerder op te roepen voor het gerecht van de woonplaats van één van de andere verweerders. Deze bevoegdheidsgrond geldt als een alternatief ten opzichte van de hoofdregel van artikel 4 sub 1 van de Brussel I
bis-Verordening. Dit betekent dat artikel 8 sub 1 van de Brussel I
bis-Verordening slechts geldt ten opzichte van verweerders met een woonplaats in een lidstaat. Dit volgt ook uit de rechtspraak van het Hof van Justitie, waarin is bepaald dat een verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat niet op grond van artikel 6 sub 1 van de Brussel I Verordening, thans artikel 8 sub 1 van de Brussel I
bis-Verordening, in een andere lidstaat kan worden opgeroepen voor het gerecht waar een vordering aanhangig is gemaakt tegen een medeverweerder die geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat (HvJEG 27 oktober 1998, ECLI:NL:XX:1998: AD2952, NJ 2000, 156,
Réunion européenne /Spliethof). Zoals hierna in rov. 5.21 zal worden toegelicht, volgt uit de omstandigheid dat Aegle kantoor zou houden op Curaçao niet dat zij ook woonplaats als bedoeld in de Brussel I
bis-Verordening heeft in Nederland (of op het grondgebied van een andere lidstaat). Dit betekent dat, daargelaten of sprake is van een rechtsgeldige forumkeuze tussen Aegle en Ard-Choille voor deze rechtbank, het aanwijzen van een gerecht van een lidstaat geen woonplaats voor partijen in die lidstaat schept. Gewezen wordt in dit verband ook op artikel 63 van de Brussel I
bis-Verordening, dat bepaalt dat een vennootschap en een rechtspersoon, zoals Aegle, voor de toepassing van de Brussel I
bis-Verordening woonplaats heeft in de plaats van hun statutaire zetel of hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging en niet (ook) op de plaats waar het door partijen voor de kennisneming van een geschil aangewezen gerecht zetelt.
bis-Verordening.
bis-Verordening) en niet op grond van bijzondere bevoegdheidsgronden van (artikel 7 sub 2 en artikel 8 sub 1 van) de Brussel I
bis-Verordening kan worden opgeroepen voor de rechter in Nederland.
bis-Verordening is gebaseerd op artikel 81 VWEU. Dit artikel maakt deel uit van het derde deel van de VWEU, inzake ‘Het beleid en intern optreden van de Unie’. Op LGO’s is dit derde deel van de VWEU niet van toepassing. Dit betekent dat de Nederlandse rechter jegens een verweerder uit een LGO – zoals de Britse Maagdeneilanden en Curaçao – geen rechtsmacht kan ontlenen aan enige bevoegdheidsregel in de Brussel I
bis-Verordening. Dit is slechts anders indien sprake is van een forumkeuze als bedoeld in artikel 25 van de Brussel I
bis-Verordening. Deze bepaling geldt immers ongeacht de woonplaats van partijen.
CDC/Akzo Nobel). Ongeacht of sprake is van een rechtsgeldig forumkeuzebeding tussen Aegle en Ard-Choille (hierover verschillen Inmobiliaria en Aegle), leidt de omstandigheid dat in het e-mailbericht van de zijde van Aegle van 2 augustus 2018 wordt gesproken over een door Ard-Choille “met” Inmobiliaria aan te vangen procedure tegen Aegle, er niet toe dat de in die e-mail gestelde gemaakte forumkeuze ook geldt in de rechtsverhouding tussen Inmobiliaria en Aegle. Immers, gesteld noch gebleken is dat Inmobiliaria op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de totstandkoming van de gestelde afspraken tussen Aegle en Ard-Choille, dat Ard-Choille heeft gehandeld ten behoeve van Inmobiliaria of dat Aegle rechtstreeks aan Inmobiliaria kenbaar heeft gemaakt dat zij wenste dat (ook) hun geschil zou worden voorgelegd aan hetzelfde gerecht. Daarbij dient te worden bedacht dat, zo blijkt uit de brief van Ard-Choille van 5 juli 2018, het verzoekschrift van 17 juli 2018 en de stellingen uit de dagvaarding, Inmobiliaria en Ard-Choille op 2 augustus 2018 al samen optrokken tegen Aegle. Onder die omstandigheden brengt de enkele eenzijdige (in deze procedure gedane) aanvaarding door Inmobiliaria van de gestelde forumkeuze tussen Ard-Choille en Aegle niet met zich mee dat die forumkeuze ook van toepassing is op de rechtsverhouding tussen Inmobiliaria en Aegle. De rechtbank kan derhalve aan het bepaalde in artikel 25 van de Brussel I
bis-Verordening geen rechtsmacht ontlenen.
bis-Verordening. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat de Nederlandse wetgever heeft beoogd om bij de inrichting van een commune regel af te wijken van de Unierechtelijke instrumenten of de uitleg daarvan door het Hof van Justitie (HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443).
bis-Verordening behoudens voor zover sprake is van een forumkeuze als bedoeld in artikel 25 van de Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening te worden bepaald of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van [gedaagde sub 2] . Conform de hoofdregel van artikel 4 van de Brussel I
bis-Verordening dient [gedaagde sub 2] te worden opgeroepen voor de gerechten van Spanje, nu hij daar woonplaats heeft. Beoordeeld dient te worden of een bijzondere bevoegdheidsgrond aanwezig is die ertoe leidt dat deze rechtbank bevoegd is. Ard-Choille doet in dat kader een beroep op artikelen 7 sub 2, 8 en 25 van de Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening dat het “Handlungsort” in dit geval in Spanje is gelegen. Verwezen wordt naar rov. 5.15 hiervoor. De rechtbank voegt daar aan toe dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 2] vanuit Nederland instructies heeft gegeven aan Ard-Choille. Uit de producties bij de dagvaarding, in het bijzonder het als productie 17 overgelegde e-mailbericht van de Spaanse advocaat van [gedaagde sub 2] aan ITPS (Netherlands) B.V., lijkt juist te volgen dat de betalingsstructuur is opgezet, althans dat het initiatief daartoe ondernomen is, vanuit Spanje door de Spaanse advocaten van [gedaagde sub 2] en Sun Capital. De enkele omstandigheid dat Ard-Choille de betaling aan Aegle vanuit Nederland heeft verricht, maakt dat land, in de gegeven omstandigheden, niet tot “Handlungsort”.
Dumez France(HvJEG 11 januari 1990, ECLI:EU:C:1990:8) aan dat het “Erfolgsort” niet in Nederland is gelegen omdat Ard-Choille een beweerdelijk indirect benadeelde van de jegens Inmobiliaria gepleegde onrechtmatige daad is.
Marinari/Lloyd’s Bank). Bijgevolg kan dit begrip niet zo ruim worden uitgelegd dat het ook ziet op de plaats waar de verzoeker woont of waar zich het centrum van zijn vermogen bevindt op de enkele grond dat hij aldaar financiële schade heeft geleden die voortvloeit uit het in een andere verdragsluitende staat ingetreden en door hem geleden verlies van onderdelen van zijn vermogen (HvJEU 10 juni 2004, ECLI:EU:C:2004:364,
Kronhofer/Maier). De bevoegdheid van de gerechten van de woonplaats van verzoeker is daarentegen gerechtvaardigd voor zover de woonplaats van de verzoeker inderdaad de plaats is van de schadebrengende gebeurtenis of het intreden van de schade (HvJEU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37,
Kolassa/Barclays Bank). De plaats van het intreden van de schade is de plaats waar de beweerde schade zich concreet voordoet (HvJEU 12 september 2018, ECLI:EU:C:2018:701,
Löber/Barclays Bank, zie ook HR 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:925 ).
Kolassa/Barclays Bank,
Universal Music/Schillingen
Löber/Barclays Bank), bij de gestelde schade om beduidend meer gaat dan alleen zuivere vermogensschade die intreedt op de (Nederlandse) bankrekening van Ard-Choille. De stellingen van Ard-Choille volgend, bestaat die schade ook uit reputatieschade en gederfde winst. Volgens het Hof van Justitie kan winstderving worden beschouwd als schade die de grondslag vormt voor de bevoegdheid van de rechter van het “Erfolgsort” (HvJEU 5 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:553,
flyLAL/Air Baltic). De rechtbank acht in dit kader ook van belang dat [gedaagde sub 2] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat bewust gekozen is voor een Nederlandse vennootschap als betaalmeester en dat de Nederlandse rechtssfeer is opgezocht. De enkele stelling van [gedaagde sub 2] dat de betaalmeester overal ter wereld gevestigd had kunnen zijn, acht de rechtbank ontoereikend, te meer daar [gedaagde sub 2] met Ard-Choille in de Indemnity Agreement is overeengekomen dat geschillen die verband houden met die overeenkomst, die onderdeel vormt van de betaalstructuur, zullen worden voorgelegd aan deze rechtbank. Onder deze omstandigheden is het voor [gedaagde sub 2] voorzienbaar geweest dat zij door Ard-Choille voor de Nederlandse rechter zou kunnen worden opgeroepen (HvJEU 1 december 2011, ECLI:EU:C:2011:798,
Painer,HvJEU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37,
Kolassa/Barclays Bank, HvJ EU 12 september 2018, ECLI:EU:C:2018:701,
Löber/Barclays Bank).
Dumez France. In die zaak stelde een Franse moedermaatschappij schade te hebben gelegen als gevolg van het faillissement van haar Duitse dochtermaatschappijen die te wijten zou zijn aan het onrechtmatig handelen van Duitse banken. Het Hof van Justitie overwoog dat de bevoegdheidsregel van (de voorganger van) artikel 7 sub 2 Brussel I bis-Verordening niet met zich meebrengt dat een verzoeker
“(…) die stelt schade te hebben geleden die het gevolg is van schade geleden door andere personen, die rechtstreeks door het schadebrengende feit zijn gelaedeerd, de veroorzaker van dat feit kan oproepen voor de gerechten van de plaats waar hijzelf de schade in zijn vermogen heeft vastgesteld”. Uit de stellingen van Inmobiliaria en Ard-Choille volgt weliswaar dat de door hun gestelde schade is veroorzaakt door hetzelfde schadebrengende feit, maar ook dat zij ieder eigensoortige schade stellen te hebben geleden die op hun eigen merites moet worden beoordeeld. De mogelijkheid dat de door Inmobliaria gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, laat onverlet dat de door Ard-Choille gestelde schade wel zou
kunnenworden toegewezen, wat in de hoofdzaak moet worden beoordeeld. De schade van Ard-Choille kan daarom niet worden aangemerkt als schade die is afgeleid of het gevolg is van de door Inmobiliaria gestelde (elders ingetreden) geleden schade, te meer nu sprake is van tweeniet-gelieerde juridische entiteiten.
bis-Verordening, wordt daarom niet toegekomen.
9 januari 2019.
13 november 2019voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 2] .
6.De beslissing
16 januari 2020van deze rechtbank:
20 november 2019voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 2] ,