ECLI:NL:RBDHA:2018:8016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
09/817857-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken, heling en vernieling van een celdeur

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken, een poging tot woninginbraak en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 april 2017 in Voorschoten een poging tot inbraak heeft gedaan, waarbij hij de toegang tot de woning heeft geprobeerd te verkrijgen door middel van braak. Daarnaast heeft de verdachte op 12 januari 2017 in Rijswijk samen met anderen een laptop en horloge gestolen uit een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 2017 een celdeur heeft vernield, waarvoor hij eveneens is veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte voor de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen van de benadeelde partijen, omdat de verdachte voor de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen die zijn gebruikt bij de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/817857-17, 09/842037-17, 09/817537-17 en 09/818194-15 (tul)
Datum uitspraak: 6 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 4 juli 2017, 16 april 2018 (telkens pro forma /regie), 4 tot en met 8 juni 2018 (inhoudelijke behandeling) en 29 juni 2018 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.A. Groenendijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is
-na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting
-ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09-817857-17 (dagvaarding I)
Feit 1.
hij op of omstreeks 30 april 2017 te Voorschoten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed en/of geldbedrag naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed en/of geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich heeft begeven in de parkeergarage die hoort bij en/of toegang verleent tot de woning van die [benadeelde 1] en/of met enig gereedschap brekende en/of wrikkende
bewegingen heeft gemaakt in/tegen het slot van de deur van de woning van die [benadeelde 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks
3november 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan het [adres 2] een (groot) geldbedrag (totaal ongeveer 40.000 euro) en/of sieraden en/of horloge(s) (Michael Kors, Cartier, Guess, G-Shock, Diesel, Meister, TW Steel
heren, TW Steel dames,) en/of een spaarpot en/of een notebook (HP Pavillion) en/of een Apple Macbook en/of een Ipod en/of een zonnebril (merk Burberry) en/of een bril (merk Prada) en/of een klok (merk Omega) en/of parfum (Black opium, Armani) en/of een harde schijf en/of een snoer en/of een decoder en//of gereedschap en/of een sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren en/of te verbreken;
Feit 3.
hij in de periode van 10 november 2016 tot en met 17 januari 2017 te Den Haag, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
het plegen van (woning)inbraken en/of helen van goederen.
Parketnummer 09/842037-17 (dagvaarding II)
Feit 1.
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres 3] ) heeft weggenomen een laptop (Macbook pro) en/of een horloge (Rolex) en/of een servies, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of horloge en/of servies onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te
forceren;
Feit 2.
hij op of omstreeks 14 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres 4] ) heeft weggenomen een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen bankpas onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren;
Subsidiair:
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 14 januari 2017 te Den Haag, in elk geval in Nederland, een bankpas (op naam van [benadeelde 4] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bankpas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 09/817537-17 (dagvaarding III)
Feit 1.Zaak 2: [adres 3] te Rijswijk
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres 3] diverse goederen en/of geld (waaronder sieraden en/of kleding en/of tas(sen) en/of elektronische apparatuur en/of drank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2017 tot en met 16 januari 2017 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten een ring en/of twee, althans een armband(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 2. Zaak 9: [adres 5] te Rijswijk
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 5] diverse goederen (waaronder horloge(s) en/of fles(sen)
parfum en/of diverse sieraden en/of een autosleutel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of
inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2017 tot en met 15 januari 2017 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten twee, althans een ketting(en) en/of zes, althans een (aantal) armbanden en/of acht, althans een (aantal) paar oorbellen en/of twee, althans een oorbel(len) en/of dertien, althans een (aantal) ringen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
Feit 3.
Zaak 4: [adres 6] te ’s-Gravenhage hij op of omstreeks 15 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 6]
goederen en/of geld (waaronder elektronische apparaten en/of sieraden en/of kleding en/of buitenlandse valuta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2017 tot en met 16 januari 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een goed, te weten diverse sieraden en/of goederen en/of geld heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen,terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 4.Zaak 20: [adres 7] te 's-Gravenhage
hij op of omstreeks
15 januari 2017te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 7] goederen en/of geld (waaronder sieraden en/of fles(sen) parfum en/of tas(sen) en/of buitenlandse valuta en/of elektronische apparatuur en/of kunst), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 06 december 2016 tot en met 16 januari 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten een (groene) tas en/of twee, althans een armband(en) en/of twee, althans een ketting(en) en/of oorbellen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,terwijl hij en
zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5.Zaak 14: [adres 8] te Voorburg
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan het [adres 8] goederen en/of geld
(waaronder een speaker en/of sieraden en/of elektronische apparatuur en/of geld en/of fles(sen) parfum en/of een tas en/of een zonnebril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 06 december 2016 tot en met 16 januari 2017 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een goed, te weten een geluidsspeaker heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 6.Zaak 13: [adres 9] te Rijnsburg
hij op of omstreeks 01 december 2016 te Rijnsburg, gemeente Katwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 9] goederen en/of geld (waaronder sieraden en/of buitenlandse valuta en/of reiswekker en/of fotolijst), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9] en/of [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of dat/die goederen en/of geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, het geven van een duw;
Feit 7.
hij op of omstreeks 20 januari 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een celdeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Den Haag , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen dat slot te trappen

3.Voorvragen

Het bij dagvaarding met parketnummer 09/817537-17 onder 1 ten laste gelegde feit betreft hetzelfde feit als het bij dagvaarding met parketnummer 09/842037-17 onder 1 ten laste gelegde feit. Gelet hierop zal de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/817537-17 onder 1 ten laste gelegde feit.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Aanleiding van het onderzoek [1]
Op 5 november 2016 vond een poging woninginbraak plaats op [adres 10] in Den Haag . In de omgeving van de plaats delict werd een verdachte Mercedes gezien waarvan het kenteken is genoteerd [2] . Diezelfde Mercedes zag de politie twee dagen later rijden in Leiden. De auto werd toen ter controle aan de kant gezet. In de (huur)auto zaten [medeverdachte 3] (verder te noemen: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 1] (verder te noemen: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (verder te noemen: [medeverdachte 2] ) en [verdachte] (verder te noemen: [verdachte] ). [medeverdachte 1] ging er direct rennend vandoor met een plastic tasje bij zich. Hij kon worden aangehouden en het tasje bleek inbrekersgereedschap – onder andere een boor, handschoenen, schroevendraaiers en een cilindertrekker – te bevatten [3] .
Op 10 november 2016 is het Team Woning Criminaliteit een onderzoek gestart onder de naam Utukku naar een serie woninginbraken in Den Haag , waarbij de modus operandi cilindertrekken betrof. Deze methode houdt in dat met een accuboor of schroevendraaier een speciale (geharde) schroef in het slot wordt geschroefd. Vervolgens wordt over de schroef een cilindertrekker geplaatst. Daarmee wordt de schroef met cilinder en al uit het slot getrokken [4] .
Het onderzoek richtte zich primair op genoemde vier verdachten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat verdachten regelmatig contact hadden met [medeverdachte 4] (verder te noemen: [medeverdachte 4] ), eigenaar van [bedrijf 1] in [adres 11] in Den Haag . Er werden regelmatig bezoeken gebracht aan deze juwelier, vlak nadat inbraken waren gepleegd en ook buiten openingstijden [5] .
De politie heeft tijdens het onderzoek diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast. Telefoon- en zendmastgegevens zijn opgevraagd, telefoons afgeluisterd, stealth sms’jes geplaatst en er hebben stelselmatige observaties plaatsgevonden. Naar aanleiding van observaties op 17 januari 2017 zijn verdachten aangehouden en hebben doorzoekingen plaatsgevonden.
Zeven verdachten worden door het openbaar ministerie vervolgd: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] (verder te noemen: [medeverdachte 5] ) en [medeverdachte 6] (verder te noemen: [medeverdachte 6] ).
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde en het bij dagvaarding III onder 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair, 5 primair en 6 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1 en 3, het bij dagvaarding II onder 1 en 2 en het bij dagvaarding III onder 5 subsidiair en 7 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde pleitnotities, integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot de deelname aan een criminele organisatie heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de ten laste gelegde periode te kort is om te kunnen spreken van deelneming aan een criminele organisatie.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet aanleiding om bij het bespreken van de feiten een andere volgorde te hanteren dan de volgorde zoals deze is aangehouden in de tenlastelegging.
4.4.1
Dagvaarding II, feit 2 ( [adres 2] te Den Haag )
[benadeelde 2] (hierna te noemen: [benadeelde 2] ) heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan het [adres 2] te Den Haag , gepleegd op 3 november 2016. [benadeelde 2] heeft verklaard dat zijn woning bij de inbraak helemaal is doorzocht en dat een grote hoeveelheid goederen, waaronder een geldbedrag van in totaal ongeveer € 45.000,-, sieraden (armbanden, kettingen, ringen), diverse horloges, een notebook, een Apple Macbook en een Ipod, is weggenomen.
Op 21 januari 2017 heeft de politie aan [benadeelde 2] twee horloges getoond die hij toen als zijn eigendom heeft herkend en ten aanzien waarvan hij aanvullende aangifte heeft gedaan. Eén van deze horloges (een witkleurig horloge van het merk Chanel) was aangetroffen bij [bedrijf 1] en één horloge (een goud-zilverkleurige Michael Kors) kwam uit de fouillering van [verdachte] . Op 28 januari 2017 heeft [benadeelde 2] tijdens een kijkdag bij de politie een derde horloge herkend (een zwarte Casio G-Shock). Deze was afkomstig uit de fouillering van [medeverdachte 1] .
[benadeelde 2] heeft tijdens diezelfde kijkdag verklaard dat hij op 7 november 2016 camerabeelden van de dag van de inbraak had gezien bij de huismeester, waarop hij vier daders herkende als [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Op de door [benadeelde 2] genoemde camerabeelden zijn in wisselende samenstelling vier personen te zien die in en uit een auto, hoogstwaarschijnlijk een Citroën C1 met een lichte kleur, stappen. Uit onderzoek door de politie is gebleken dat [medeverdachte 3] van 18 augustus 2016 tot 5 december 2016 een lichtgrijze Citroën C1 op zijn naam had staan. [medeverdachte 3] is op 25 oktober 2016 gecontroleerd in dit voertuig naar aanleiding van een aanrijding met materiële schade. De schade bevond zich blijkens het schadedossier van de verzekeringsmaatschappij aan de voorkant/rechter-zijkant/deur rechts/rechtsachter. Het voertuig dat is te zien op de hiervoor genoemde camerabeelden had een zwarte streep over de flank, miste een wieldop rechtsachter en had deukschade bij het rechter voorwiel.
Uit zendmastgegevens van de telefoon die volgens de politie in gebruik is bij [medeverdachte 1] (eindigend op 0003) maakt de politie op dat deze telefoon zich in de middag van 3 november 2016 in de nabijheid van de plaats delict bevond, terwijl de telefoon zich op andere tijdstippen op 3 november 2016 bevond in andere stadsdelen van Den Haag .
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen in de richting van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] als verdachten van deze woninginbraak. De rechtbank acht de beelden waarop [benadeelde 2] de vier verdachten heeft herkend echter dermate onduidelijk, dat het zeer de vraag is of het mogelijk is om hier personen op te herkennen. Daarnaast roept hetgeen [benadeelde 2] over de herkenning van de vier verdachten heeft verklaard veel vragen op.
De auto die zichtbaar is op de camerabeelden lijkt erg op de auto die [medeverdachte 3] op zijn naam had staan in de hierboven genoemde periode. Het is echter niet onomstotelijk komen vast te staan dat de auto op de beelden daadwerkelijk het voertuig van [medeverdachte 3] betrof.
Voorts is gebleken dat het door [benadeelde 2] herkende horloge van het merk Chanel niet van diefstal afkomstig was, zodat in ieder geval deze herkenning onjuist was.
Al met al bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het oordeel dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 3 november 2016 de woninginbraak aan de [adres 2] te Den Haag hebben gepleegd. De rechtbank zal [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] dan ook van dit feit vrijspreken.
4.4.2
Dagvaarding III, feit 6 ( [adres 9] te Rijnsburg)
[benadeelde 9] (hierna te noemen: [benadeelde 9] ) heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 9] te Rijnsburg, gepleegd op 1 december 2016, tussen 15.00 en 19.50 uur. [benadeelde 9] heeft de daders op heterdaad betrapt, waarbij één van de daders [benadeelde 9] tijdens de vlucht heeft geduwd, waardoor zij pijn in haar knie heeft opgelopen. Bij de inbraak is de woning geheel doorzocht en overhoop gehaald. Weggenomen zijn een ring, een armband, een reiswekker, een fotolijst en € 150,- aan Pools geld.
Uit de historische gegevens van de telefoon van [verdachte] is gebleken dat hij zich op 1 december 2016 in Rijnsburg bevond.
[verbalisant 1] heeft waargenomen dat bij de woning twee schroevendraaiers in de grond waren gestoken. Op één daarvan werd DNA aangetroffen van [naam 1] . Met haar heeft [verdachte] ten tijde van het ten laste gelegde een relatie gehad.
Conclusie
Het vorengaande levert naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs op om ten aanzien van [verdachte] te komen tot een bewezenverklaring van deze woninginbraak. De rechtbank zal [verdachte] dan ook van dit feit vrijspreken.
4.4.3
Dagvaarding III, feit 5 ( [adres 8] te Voorburg)
Aangifte
Aangeefster [benadeelde 8] (hierna: [benadeelde 8] ) heeft verklaard dat zij op 6 december 2016 te 08:30 uur haar woning aan de [adres 8] te Voorburg heeft verlaten en deugdelijk heeft afgesloten. Diezelfde dag om 22:05 uur kwam zij thuis en zag zij dat er in de woning was ingebroken. [benadeelde 8] zag dat het slot van de voordeur was verbroken en dat haar hele woning een rotzooi was en kasten en lades open stonden. Bij de inbraak is onder meer een Bose geluidsspeaker met serienummer 060705P42292509A1 weggenomen. [6]
De geluidsspeaker
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [verdachte] aan de [adres 12] te Den Haag . Daarbij werd waargenomen dat in de slaapkamer, die volgens de moeder van [verdachte] bij hem in gebruik was, een bluetooth speaker van het merk Bose in de vensterbank stond. Van de Bose speaker is het serienummer genoteerd. Er was op dat moment geen reden voor inbeslagname.
Na terugkomst op het politiebureau Zuiderpark, bleek het genoteerde serienummer overeen te komen met het serienummer van de hiervoor genoemde, bij de inbraak aan de [adres 8] te Voorburg weggenomen, geluidsspeaker. De speaker is diezelfde dag alsnog inbeslaggenomen. [7]
Op dinsdag 6 maart 2017 was [benadeelde 8] op het politiebureau in Scheveningen waar haar de in beslag genomen Bose geluidsspeaker werd getoond. [benadeelde 8] herkende deze speaker als haar eigendom aan een beschadigd hoekje en aan het serienummer. [8]
Verweer bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de inbeslagname van de geluidsspeaker onrechtmatig was, nu deze plaatsvond tijdens een tweede doorzoeking, zonder dat daarvoor een bevel was afgegeven. De geluidsspeaker en de verklaringen die [verdachte] hierover bij de politie heeft afgelegd dienen hierdoor volgens de raadsvrouw van het bewijs te worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de speaker blijkt dat op 18 januari 2017 een doorzoeking ter inbeslagneming heeft plaatsgevonden in de woning van [verdachte] aan de [adres 12] te Den Haag . Tijdens deze doorzoeking is op een vensterbank in de slaapkamer van [verdachte] de speaker gezien, waarvan verbalisanten het serienummer hebben genoteerd. Na de sluiting van de zoeking bleek dat de speaker als gestolen stond vermeld. [verbalisant 2] heeft toen, in het bezit van een machtiging tot binnentreden ter inbeslagname, de woning van [verdachte] opnieuw betreden en de speaker - die in het zicht stond - inbeslaggenomen. Van een (tweede) doorzoeking was op dat moment dus geen sprake, zodat de speaker op rechtmatige wijze in beslag is genomen. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de speaker en de verklaringen daarover van [verdachte] kunnen dan ook voor het bewijs worden gebezigd.
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoon die volgens de politie in gebruik is bij [verdachte] (met het nummer eindigend op 4459) maakt de politie op dat deze telefoon zich in de avond van 6 december 2016 in de nabijheid van de plaats delict bevond.
Verdachte
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat de batterij van de geluidsspeaker bijna leeg was en dat hij deze zou opladen voor een familielid. Hij wilde niet verklaren welk familielid. Even later noemde [verdachte] zijn oom, maar daarover doorgevraagd verklaarde hij dat hij zijn oom alleen noemde als voorbeeld van een familielid.
Vervolgens verklaarde [verdachte] dat hij de geluidsspeaker vóór zijn verjaardag heeft gekregen en dat zijn verjaardag op [geboortedatum] is. Hij verklaarde dat hij de geluidsspeaker niet heeft gekregen, maar dat hij met twee familieleden in de auto zat en dat hij de geluidsspeaker zou opladen en dat hij niet wist hoe zijn familielid aan de Bose speaker kwam, omdat hij dat niet heeft gevraagd. [9]
Ter terechtzitting heeft [verdachte] zich ten aanzien van het aantreffen van de Bose geluidsspeaker op zijn slaapkamer op zijn zwijgrecht beroepen.
Conclusie primair tenlastegelegde (inbraak)
Hoewel uit mastgegevens van de telefoon die in gebruik was bij [verdachte] blijkt dat hij op de datum van de inbraak in Voorburg was, acht de rechtbank deze omstandigheid, in combinatie met het feit dat de bij deze inbraak weggenomen geluidsspeaker kort, zoals de rechtbank hieronder zal vaststellen, na de inbraak op de slaapkamer van [verdachte] is aangetroffen, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat [verdachte] betrokken was bij de woninginbraak. De rechtbank zal hem dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Conclusie subsidiair tenlastegelegde (heling )
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wel vast dat [verdachte] de op 6 december 2016 gestolen geluidsspeaker omstreeks 16 januari 2016 voorhanden heeft gehad en dat hij deze geluidsspeaker kort na de woninginbraak waarbij de speaker is weggenomen - te weten tussen 6 december 2016 en 11 december 2016 - voorhanden heeft gekregen. Over de herkomst en het voorhanden krijgen van de op zijn slaapkamer aangetroffen geluidsspeaker heeft [verdachte] bij de politie een wat onduidelijke, niet-verifieerbare en op voorhand niet zeer aannemelijke verklaring afgelegd, kennelijk om de waarheid daaromtrent te verhullen. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] er ten tijde van het voorhanden krijgen van de Bose geluidsspeaker van op de hoogte was dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde opzetheling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4.4
Dagvaarding II, feit 1 ( [adres 3] te Rijswijk)
Aangifte
Aangever [benadeelde 3] (hierna te noemen: [benadeelde 3] ) heeft verklaard dat hij op 12 januari 2017 te 08.30 uur zijn woning aan de [adres 3] te Rijswijk heeft verlaten, waarbij hij de woning deugdelijk heeft afgesloten. Diezelfde dag om 21.55 uur kwam hij thuis en zag hij dat was ingebroken, dat alles overhoop was gehaald, dat de voordeur open stond en dat goederen waren weggenomen. Bij de inbraak is onder meer het volgende weggenomen: een Macbook Pro, een Rolex, glazen, sieraden, kleding, tassen en drank. [10] De toegang tot de woning was verschaft door de cilinder van het slot eruit te breken. [11]
[medeverdachte 1]heeft ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018 zowel in zijn eigen zaak als verdachte [12] , als in de zaken tegen [medeverdachte 2] en [verdachte] als getuige [13] , verklaard dat hij met anderen betrokken was bij deze inbraak.
De ring
Uit opgenomen telecommunicatie blijkt dat [medeverdachte 1] op 13 januari 2017 diverse telefoongesprekken heeft gevoerd met personen, met het doel om geld te regelen voor zijn [naam 2] die gedetineerd zat in verband met een openstaande boete. Om 12.19 uur heeft [medeverdachte 1] in een telefoongesprek met een onbekende vrouw gezegd dat hij geld bij elkaar moest brengen voor openstaande boetes en dat hij op dat moment bij de juwelier stond om iets te verkopen. De telefoon van [medeverdachte 1] bevond zich op dat moment in de omgeving van de zendmast [adres 13] te Den Haag . In de omgeving van deze zendmast, aan de [adres 14] te Den Haag , is [bedrijf 2] gevestigd. In het digitale opkoopregister van deze juwelier is vastgelegd dat [medeverdachte 1] die dag een gouden ring met gouden munt heeft verkocht. [14] Voorts is uit de camerabeelden van ‘ [bedrijf 2] ’ gebleken dat drie personen, waarvan één persoon door [verbalisant 3] wordt herkend als [medeverdachte 2] , op 13 januari 2017 om 12.21 uur de juwelier binnen kwamen lopen en een goudkleurig object aan de juwelier gaven. De persoon die zich legitimeerde als [medeverdachte 1] nam geld van de juwelier in ontvangst. [15]
Op 23 januari 2017 heeft [naam 3] , de partner van [benadeelde 3] , vanaf foto’s de bij [bedrijf 2] aangetroffen ring herkend als de ring van zijn overleden vader, welke ring was weggenomen bij de inbraak in hun woning op 12 januari 2017. [16]
Tapgesprekken
Uit mastgegevens is gebleken dat de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 12 januari 2017 tussen 17.12 uur en 19.07 uur zendmasten in Rijswijk aanstraalden. [17] De telefoon van [verdachte] straalde op genoemde datum om 19.03 uur een mast in Rijswijk aan. [18]
Uit analyse van de op 12 januari 2017 gevoerde tapgesprekken komt voorts het volgende naar voren.
Om 10.07 uur belt [medeverdachte 3] met [verdachte] en spreken ze af dat ze elkaar zo spreken en zien.
Om 12.10 uur staat [verdachte] beneden bij [medeverdachte 2] , die zegt er over 1 minuut te zijn.
Om 13.30 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 3] op zijn eigen telefoon met het nummer eindigend op 4459. [verdachte] vraagt: “waar zijn jullie” en zegt al een half uur te staan wachten. [verdachte] zegt dat hij op het PKP staat te wachten en dat [medeverdachte 3] eraan komt.
Om 15.24 uur belt [verdachte] met de telefoon van [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] op het telefoonnummer eindigend op 0003. [medeverdachte 1] zegt eraan te komen naar daar waar ze geparkeerd stonden. [verdachte] zegt dat ze daar niet geparkeerd staan, maar bij Palier, en hij zegt dat [medeverdachte 1] eraan komt. [19]
Om 16.56 uur belt [medeverdachte 1] met het telefoonnummer eindigend op 0003 met zijn neef [20] , die woont in de [adres 15] in Rijswijk. [medeverdachte 1] vraagt of hij een broodje naar buiten kan brengen. Op de vraag “Wat doe je dan in mijn (NVT)?” antwoordt [medeverdachte 1] : “Wij zijn eehhh… je weet wat wij hier doen.” (…) Op de vraag "Wat doe je… wat kom je in mijn straat doen vriend… met wie ben je daar?” antwoordt [medeverdachte 1] : “
Met vier man”. De neef antwoordt: “Ewa stinkerd, kom dan niet in mijn straat man vriend.” [21]
Om 17.12 uur belt [medeverdachte 2] met het telefoonnummer eindigend op 0003 naar [medeverdachte 1] op het telefoonnummer eindigend op 7798. [medeverdachte 1] lijkt buiten adem. [medeverdachte 2] zegt: “deze waggie gaat daar niet voor de deur parkeren”. [medeverdachte 1] praat vervolgens op de achtergrond tegen iemand waartegen hij zegt: “hij parkeert de waggie voor de deur”. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] zo moet terugbellen. De telefoon bevindt zich dan in de omgeving van de [adres 16] te Rijswijk.
Om 18.04 uur belt [medeverdachte 1] naar de telefoon van [medeverdachte 3] . [verdachte] zegt: “We zagen jullie, we wouden naar jullie komen, maar we komen eraan”. [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] hen ziet.
Om 19.03 uur belt het nummer eindigend op 4459 (de telefoon van [verdachte] ) uit naar telefoonnummer 0687416882. Ten tijde van de kiestoon is hoorbaar dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op de achtergrond praten over het huren van een vrachtwagen, een piano en een golfsetje. “Het is gewoon 50 kop, dat is snel gepakt.” De telefoon bevindt zich op dat moment in de omgeving [adres 17] en [adres 18] te Rijswijk. [22] Ook de stem van [verdachte] wordt in dit gesprek herkend. [23]
Bij telefonische navraag bij [benadeelde 3] bleek dat deze ten tijde van de inbraak onder andere een piano en een golfset in zijn woning had staan, die niet zijn weggenomen. [24]
Op 13 januari 2017 belt [medeverdachte 1] met iemand en zegt hij dat hij gisteren bij de gebelde in de buurt was en een huis heeft “geneukt”. [25]
Conclusie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 12 januari 2017 veelvuldig contact met elkaar hadden en in elkaars aanwezigheid waren en dat zij die dag in de buurt van de plaats delict zijn geweest. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] erkend dat hij met anderen betrokken is geweest bij de inbraak aan [adres 3] en was hij één dag na de inbraak in het bezit van een ring, die afkomstig bleek te zijn van deze inbraak. [medeverdachte 1] heeft de ring samen met [medeverdachte 2] ingeleverd bij [bedrijf 2] . Op 12 januari 2017 om 16.56 uur voerde [medeverdachte 1] bovendien een gesprek met zijn neef dat niet anders kan worden geduid dan dat hij op dat moment bezig was met het plegen van één of meer inbraken, waarbij hij te kennen gaf op dat moment met zijn vieren te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat deze redengevende feiten en omstandigheden, zeker in combinatie met het achtergrondgesprek op 12 januari 2017 om 19.03 uur, waarin [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] kort na de inbraak spreken over goederen – een piano en een golfset - die in de woning aan [adres 3] stonden en niet waren weggenomen,
om een verklaring vragen. Behalve [medeverdachte 1] hebben de verdachten hier, behoudens het ontkennen van de inbraak, echter geen (aannemelijke) verklaring voor gegeven.
De verklaring van [verdachte] , inhoudende dat hij enkel een inzittende van de auto was waarmee een passagier werd opgehaald en waar voor hem onbekende spullen werden ingeladen en dat hij alleen heeft gereageerd op het gesprek dat door anderen werd gevoerd, acht de rechtbank in dit kader volstrekt onaannemelijk.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden, kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter kan echter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke - die redengevendheid ontzenuwende - verklaring heeft gegeven, de afwezigheid van een dergelijke verklaring in zijn overwegingen omtrent het bewijs betrekken. De rechtbank zal het zwijgen van de verdachten dan ook op die grond meenemen in haar overwegingen.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, concludeert de rechtbank dat genoemde verdachten met zijn vieren handelingen hebben verricht, gericht op het plegen van de inbraak in de woning aan de [adres 3] te Rijswijk, waarbij – mede gelet op het gesprek dat na de inbraak plaatsvond, waarbij ideeën werden geopperd over het huren van een vrachtwagen teneinde achtergebleven goederen mee te nemen – sprake is geweest van een zekere gelijkwaardigheid en inwisselbaarheid van rollen. Het onderdeel medeplegen kan dan ook eveneens bewezen worden verklaard.
Dit betekent dat de rechtbank het medeplegen van de ten laste gelegde woninginbraak aan de [adres 3] te Rijswijk wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
4.4.5
Dagvaarding III, feit 2 ( [adres 5] te Rijswijk)
Aangifte
[benadeelde 5] (hierna te noemen: [benadeelde 5] ) heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 5] te Rijswijk, gepleegd op 12 januari 2017 tussen 14.30 uur en 17.30 uur. De cilinder was uit de achterdeur getrokken en alle vertrekken waren doorzocht. Bij de inbraak zijn onder meer verschillende horloges, flesjes parfum, sieraden en een autosleutel weggenomen.
Telefoongegevens
Uit de historische telefoongegevens is gebleken dat de telefoons van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op 12 januari 2017 in Rijswijk bevonden. Op basis van tapgesprekken heeft de politie door middel van stemherkenning voorts vastgesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op genoemde datum veelvuldig onderling telefonisch contact hadden, waarbij gebruik werd gemaakt van elkaars telefoon.
Op genoemde datum om 16.56 uur voerde [medeverdachte 1] een gesprek met zijn neef, waaruit naar het oordeel van de rechtbank kan worden geconcludeerd dat hij op dat moment bezig was met het plegen van één of meer inbraken en waarbij hij te kennen geeft op dat moment met zijn vieren te zijn.
[bedrijf 1]
Uit camerabeelden afkomstig van [bedrijf 1] is gebleken dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich op 15 januari 2017 in genoemde juwelier bevonden.
Op 18 januari 2017 vond een doorzoeking plaats in [bedrijf 1] , waarbij de volledige bedrijfsvoorraad in beslag is genomen. Tijdens een kijkdag op 28 januari 2017 herkende [benadeelde 5] een grote hoeveelheid tijdens de inbraak in haar woning weggenomen zilveren sieraden, die aangetroffen was bij [bedrijf 1] , als haar eigendom.
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen in de richting van [verdachte] als verdachte van deze woninginbraak. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [verdachte] , al dan niet samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , de door [benadeelde 5] herkende sieraden bij [bedrijf 1] heeft ingeleverd. [verdachte] kan daardoor – bij gebrek aan enig technisch bewijs – niet worden gekoppeld aan deze concrete woninginbraak. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde woninginbraak aan de [adres 5] te Rijswijk.
Nu er geen directe link kan worden vastgesteld tussen [verdachte] en de bij [bedrijf 1] aangetroffen gestolen sieraden, zal de rechtbank [verdachte] eveneens vrijspreken van de subsidiair ten laste gelegde heling van deze sieraden.
4.4.6
Dagvaarding II, feit 2 ( [adres 4] te Den Haag )
Aangifte
Aangeefster [benadeelde 4] (hierna te noemen: [benadeelde 4] ) heeft verklaard dat zij op 14 januari 2017 thuis tussen 15:30 uur en 17:00 uur een dutje deed en wakker werd van gemorrel aan haar voordeur. De woning was deugdelijk afgesloten en zij is weer in slaap gevallen. Toen zij om 17:00 uur wakker werd, zag zij dat het slot uit haar voordeur was verwijderd. Haar bankpas van een vermogensrekening, de bijbehorende pinpas en een map met rekeningafschriften waren weggenomen.
Telefoongegevens [verdachte]
Uit historische verkeersgegevens blijkt dat [verdachte] zich op 14 januari 2017 in de omgeving van de plaats delict bevond. Om 15.20 uur, 15.28 uur en 15.29 uur werden zendmasten in Scheveningen aangestraald. Om 17.34 uur en om 17.38 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 4] en zegt dat hij effe zo’n ABN reader nodig heeft, heeel snel, groene sappie, appelsappie. Om 17.36 uur zegt [verdachte] dat hij nu hier bij Skiffa (de rechtbank begrijpt: Scheveningen) is. Hij heeft alleen de code nodig van “die appelsappie, hij moet wel groen zijn”.
[medeverdachte 4] heeft op 21 januari 2017 verklaard dat [verdachte] hem niet lang geleden belde omdat hij een ABN-reader nodig had. [verdachte] heeft deze toen een dag van hem geleend, maar hij weet niet waarvoor [verdachte] deze nodig had. Het was een chaotisch telefoongesprek met veel geschreeuw.
Telefoongegevens [medeverdachte 2]
Uit historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte 2] zich op 14 januari 2017 eveneens in de omgeving van de plaats delict bevond. Hij belde die dag met het toestel eindigend op 0003, dat normaal gesproken in gebruik was bij [medeverdachte 1] . Om 16.56 uur, 17.28 uur, 17.29 uur en 17.33 uur werden met deze telefoon zendmasten in Scheveningen aangestraald. Om 17.42 uur, 18.01 uur, 18.04 uur, 18.05 uur en 18.08 uur belt [medeverdachte 2] en zegt dat hij een “grote djoen” heeft en vraagt of de gebelde “apps green” heeft. Die heeft hij nodig want “vol helemaal vol”. Het “is belangrijk echt snel en er is tijdnood, er is tijdnood”. “Grote djoen” zegt [medeverdachte 2] . Er staat honderd op. “Fix green, fix green, ik heb green nodig”.
Conclusie van de rechtbank
Uit de zendmastgegevens van de telefoons die in gebruik waren bij [verdachte] en (blijkens
stemherkenning) bij [medeverdachte 2] blijkt dat zij op de datum van de inbraak in de omgeving van de
plaats delict waren, en dat zij beiden kort na de inbraak, waarbij een ABN Amro bankpas
met pincode was gestolen, telefoongesprekken hebben gevoerd waaruit kan worden afgeleid
dat ze met grote spoed op zoek waren naar een ABN Amro reader. Er kunnen echter geen
concrete feiten en omstandigheden worden vastgesteld die [verdachte] en [medeverdachte 2] koppelen
aan de woninginbraak aan de [adres 4] te Den Haag . De rechtbank zal [verdachte]
en [medeverdachte 2] dan ook vrijspreken van dit feit.
4.4.7
Dagvaarding III, feit 3 ( [adres 6] te Dan Haag)
Aangifte
Aangeefster [benadeelde 6] (hierna: [benadeelde 6] ) heeft verklaard dat zij op 15 januari 2017 te 16:15 uur haar woning aan de [adres 6] te Den Haag heeft verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Toen zij om 21:45 uur thuis kwam, zag zij dat het raam in de keuken was verbroken en dat het hele huis overhoop was gehaald. Bij de inbraak zijn onder meer een ketting met Lapis Lazuli stenen, ringen, kettingen, een horloge en armbanden weggenomen.
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik waren bij [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maakt de politie op dat deze telefoons op 15 januari 2017 in de periode waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, in de nabije omgeving van de woning zendmasten hebben aangestraald. Om 21.01 uur was het laatste contact met een zendmast in de nabije omgeving van de [adres 6] , te weten de mast aan de [adres 19] .
Op 15 januari 2017 om 19.13 uur belt [medeverdachte 1] met het telefoonnummer eindigend op 7798 naar het telefoonnummer eindigend op 0003 die op dat moment in gebruik is bij [medeverdachte 2] . Kort daarop wordt de telefoon met het nummer eindigend op 7798 overgenomen door [medeverdachte 3] en voeren [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een gesprek. Aan het einde van dit gesprek zegt [medeverdachte 2] dat Santos kan komen, maar wel een beetje “sneaky”.
Op 15 januari 2017 om 22:57 uur verstuurt [medeverdachte 1] op de vraag “wat doe je” sms’jes, inhoudende “ben bij juwelier” en “heb vandaag 2kop verdiend”.
GWK
Op de vraag of er ook geld was weggenomen bij de diefstal uit haar woning, heeft [benadeelde 6] op 7 maart 2017 geantwoord dat er 130 Britse ponden waren weggenomen en ongeveer 55 Amerikaanse dollars.
Op 19 januari 2017 is een onderzoek ingesteld naar de zwarte Volkswagen Golf, voorzien van [kenteken] , waarvan is gebleken dat hiervan gebruik werd gemaakt door [medeverdachte 3] . In de bestuurdersstoel in het opbergvak zaten twee bonnen - “transaction receipts”- van het GWK Travelex, Den Haag HS van 17 januari 2017.
Uit deze bonnen is gebleken dat op 17 januari 2017 120 Britse ponden en 56 Amerikaanse dollars zijn gewisseld voor euro’s. Bij het GWK zijn camerabeelden van de transactie opgevraagd. Op deze beelden worden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] herkend als degenen die geld inwisselen.
[bedrijf 1]
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op [adres 11] 33 te Den Haag bij [bedrijf 1] van eigenaar [medeverdachte 4] . Uit inbeslaggenomen camerabeelden is gebleken dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zich op 15 januari 2017 omstreeks 23:30 uur binnen bij de juwelier bevonden.
Bij een kijkdag op 28 januari 2017 herkende [benadeelde 6] een grote hoeveelheid zilverwerk, sieraden en munten als haar eigendom. De herkende goederen zijn allen aangetroffen in ruimte 2 van [bedrijf 1] . Een mapje met Canadese munten bevond zich in een kussensloop, gepoetst zilverwerk bevond zich in een handdoek en een grote hoeveelheid sieraden, zilverwerk en munten was afkomstig uit een plastic tas die zich op de grond bevond.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 15 januari 2017 langs kwamen en dat zij vroegen of [medeverdachte 4] naar sieraden wilde kijken.
Conclusie van de rechtbank
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee dagen na de inbraak in het bezit waren van bij de inbraak weggenomen buitenlands geld. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid, zeker in combinatie de andere voorgaande redengevende feiten en omstandigheden - waaronder de mastgegevens en de tapgesprekken - om een verklaring vragen. De verdachten hebben hier echter, behoudens het ontkennen van de inbraak, geen (aannemelijke) verklaring voor gegeven.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden, kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter kan echter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke - die redengevendheid ontzenuwende - verklaring heeft gegeven, de afwezigheid van een dergelijke verklaring in zijn overwegingen omtrent het bewijs betrekken. De rechtbank zal het zwijgen van de verdachten dan ook op die grond meenemen in haar overwegingen.
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank dan ook bewezen dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen naar de woning aan de [adres 6] te Den Haag zijn gegaan, samen handelingen hebben verricht gericht op het plegen van de inbraak in de woning en samen betrokken zijn geweest bij de verdeling van de buit. Er heeft aldus een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bestaan, waardoor het onderdeel medeplegen eveneens bewezen kan worden verklaard.
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het medeplegen van de ten laste gelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van deze woninginbraak, nu van hem enkel kan worden vastgesteld dat hij op 15 januari 2017 met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig was in [bedrijf 1] , waar bij de inbraak in de woning aan de [adres 6] gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de inbraak.
4.4.8
Dagvaarding III, feit 4 ( [adres 7] te Den Haag )
Aangifte
[benadeelde 7] (hierna te noemen: [benadeelde 7] ) heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 7] te Den Haag , gepleegd op 15 januari 2017 tussen 17:00 uur en 22:00 uur. Bij de inbraak is de hele woning doorzocht. Een grote hoeveelheid goederen is weggenomen, waaronder een tablet, een Apple Macbook Air, een fotocamera, een Macbook Pro, een telefoon (Nokia 1600), gereedschap, een groene boodschappentas, een horloge, diverse sieraden, verzorgingsproducten en buitenlands geld.
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik waren bij [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maakt de politie op dat deze telefoons op 15 januari 2017 in de periode waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, zendmasten hebben aangestraald in de nabije omgeving van de woning.
Op 15 januari 2017 om 19:13 uur belt [medeverdachte 1] met het telefoopnnummer eindigend op 7798 naar het telefoonnummer eindigend op 0003 die op dat moment in gebruik is bij [medeverdachte 2] . Kort daarop wordt de telefoon met het nummer eindigend op 7798 overgenomen door [medeverdachte 3] en voeren [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een gesprek. Aan het einde van dit gesprek zegt [medeverdachte 2] dat Santos kan komen, maar wel een beetje “sneaky”.
Op 15 januari 2017 om 22:57 uur verstuurt [medeverdachte 1] op de vraag “wat doe je” sms’jes, inhoudende “ben bij juwelier” en “heb vandaag 2kop verdiend”.
Herkenning gestolen goederen door [benadeelde 7]
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op [adres 11] 33 te Den Haag bij [bedrijf 1] van eigenaar [medeverdachte 4] . Uit inbeslaggenomen camerabeelden bleek dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zich op 15 januari 2017 omstreeks 23:30 uur binnen bij de juwelier bevonden. [medeverdachte 3] had bij binnenkomst een donkerkleurige tas in zijn handen, voorzien van handvatten die anders van kleur waren dan de tas zelf. Op het moment dat de verdachten [bedrijf 1] verlieten, droeg [medeverdachte 3] nog steeds de donkerkleurig tas.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 15 januari 2017 langs kwamen en dat zij vroegen of [medeverdachte 4] naar sieraden wilde kijken.
[benadeelde 7] heeft op 13 maart 2017 een parelketting die bij de doorzoeking van [bedrijf 1] werd gevonden in een lege televisiedoos herkend als zijn eigendom.
Observatie vuilcontainer
Het observatieteam heeft waargenomen dat [medeverdachte 3] op 16 januari 2017 een tas (een lichtkleurige tas van het formaat bigshopper) in een vuilcontainer heeft gegooid. Op 17 januari 2017 is deze vuilcontainer in beslag genomen en op 18 januari 2017 is de inhoud van de vuilcontainer doorzocht. Hierbij werden een lege witte Action-tas van het formaat bigshopper en een groene tas voorzien van rode handvatten gevuld met sieraden aangetroffen. Volgens het observatieteam betreft de in de container aangetroffen groene tas, dezelfde tas als de tas die [medeverdachte 3] op 15 januari 2017 droeg toen hij bij [bedrijf 1] naar binnen ging.
Op 13 maart 2017 heeft [benadeelde 7] een aantal sieraden en een tas, die waren aangetroffen tussen het huisvuil van de inbeslaggenomen vuilcontainer, herkend als zijn eigendom.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van deze woninginbraak, nu enkel kan worden vastgesteld dat hij op 15 januari 2017 met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig was in [bedrijf 1] , waar bij de inbraak in de woning aan de [adres 7] gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de inbraak.
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen sterk in de richting van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als verdachten van deze woninginbraak. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de door [benadeelde 7] herkende sieraden bij [bedrijf 1] hebben ingeleverd, dan wel in de vuilcontainer hebben gegooid.
Met betrekking tot de in de vuilcontainer aangetroffen groene tas die soortgelijk is aan de tas die [medeverdachte 3] op 15 januari 2017 bij [bedrijf 1] in zijn handen had, overweegt de rechtbank dat dit geen unieke tas betreft en dat ook overigens niets bekend is geworden over de inhoud van deze tas op het moment dat [medeverdachte 3] hem in handen had. Het observatieteam heeft ook niet waargenomen dat [medeverdachte 3] deze groene tas in de vuilcontainer heeft gegooid. Ook van de witte bigshopper, waarvan wel is waargenomen dat [medeverdachte 3] deze weggooide in de vuilcontainer, is de inhoud niet bekend.
Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat tussen het moment waarop de inbraak heeft plaatsgevonden en het moment van inbeslagneming van de vuilcontainer sprake is van een behoorlijke tijdspanne (zowel tussen het plegen van de inbraak en het waarnemen van [medeverdachte 3] bij de vuilcontainer als tussen het waarnemen van [medeverdachte 3] en de inbeslagname van de vuilcontainer), waarbinnen ook anderen dan de verdachten goederen in de inbeslaggenomen vuilcontainer hebben kunnen gooien.
Gelet op het voorgaande bevat het strafdossier naar het oordeel van de rechtbank, geen sluitende bewijsketen voor de stelling van het openbaar ministerie dat de goederen die [medeverdachte 3] op 15 januari 2017 bij zich had toen hij met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] [bedrijf 1] bezocht, de bij de inbraak aan de [adres 7] te Den Haag gestolen sieraden betroffen. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eveneens zal vrijspreken van de woninginbraak aan de [adres 7] te Den Haag .
4.4.9
Dagvaarding I, feit 1 ( [adres 20] te Voorschoten)
Verklaringen aangever en getuige
Aangever [benadeelde 1] (hierna te noemen: [benadeelde 1] ) heeft verklaard dat hij op 30 april 2017 om 02:43 uur op de tweede etage lag te slapen in zijn woning aan de [adres 20] te Voorschoten. Hij hoorde geluiden die klonken als harde klappen en het rammen op een deur. [benadeelde 1] keek naar buiten en zag dat het licht op de begane grond in de hal naar de garagedeur aan stond. Dit licht werkt op een bewegingssensor. [benadeelde 1] vermoedde daarom dat iemand in de woning was gekomen via de garagedeur, dan wel hiermee bezig was en heeft hierop de politie gebeld. [benadeelde 1] heeft de politie dertien minuten aan de lijn gehad en tijdens deze minuten bleef hij de klappen horen. Hij hoorde de loopdeur voor voetgangers van de garage dichtvallen en zijn vrouw riep dat iemand aan de voorzijde wegrende. Even later vertelde de politie dat iemand was aangehouden in de wijk aan de voorzijde, daar waar zijn vrouw had gezegd dat iemand naartoe was gerend. Van de deur die toegang gaf tot de woning, was de cilinder kapot. [26]
[getuige] (hierna te noemen: [getuige] ), echtgenote van [benadeelde 1] , heeft verklaard dat zij op 30 april 2017 omstreeks 02:43 uur op de tweede etage lag te slapen in haar woning aan de [adres 20] te Voorschoten. Zij werd wakker en hoorde dat er geluiden kwamen van beneden in de woning, die steeds harder werden. Haar man heeft vervolgens 112 gebeld. De geluiden, inmiddels harde klappen, bleven doorgaan. [getuige] is naar de voorzijde van de woning gelopen. Vanaf het moment van bellen, na wat later dertien minuten bleken te zijn, hoorde zij de loopdeur van de garage dichtvallen. Daarna zag zij een persoon vanaf de uitrit van de garage naar de voorzijde van de woning lopen, die vervolgens naar de overzijde van de woning in de richting van de [adres 21] liep, daarna wegrende, een tuinhek opklom, en verdween. De persoon betrof een man, 1.85 tot 1.95 lang, met een zwarte /donkere jas tot op of net over de billen, en zwart /donker krullend haar, tussen half lang en kort in. De persoon had een langwerpig voorwerp vast dat oranje /zwart van kleur was. [getuige] heeft geen andere personen gezien. [27]
Bevindingen verbalisanten
[verbalisant 4] en [verbalisant 5] reden op de bovengenoemde datum omstreeks 02:44 uur in Voorschoten. Via de meldkamer ontvingen zij de melding dat op dat moment ingebroken werd op de [adres 20] in Voorschoten, dat de bewoners nog in de woning waren en luide knallen hoorden. Verbalisanten zijn ter hoogte van de [adres 22] , kruisend met de [adres 23] gestopt. Zij stonden met de neus van hun voertuig in de richting van de [adres 23] . Omstreeks 02:55 uur zagen verbalisanten een persoon op de [adres 23] lopen, die uit de richting van de woning op nummer 61 kwam. De persoon liep weg en ondertussen reden verbalisanten de [adres 23] in om dichterbij de persoon te komen. Verbalisanten zagen dat de persoon een versnelde pas aannam en de weg overstak. De persoon trok zich over een hek heen van een achtertuin van de hoekwoning op de [adres 24] / [adres 23] en verdween uit het zicht van de verbalisanten. De verbalisanten omschrijven de persoon als een man, ongeveer 1.80 – 1.90 cm lang, kort donker haar met een zwarte jas tot op de heupen en een spijkerbroek aan. [verbalisant 4] rende de [adres 24] en het Knuppelpad in en zag de eerder omschreven verdachte man voorbij rennen. De man liep in de richting van het [adres 25] en is midden op een brug aangehouden. Verbalisant [verbalisant 5] , die van de melder hoorde dat één persoon was weggerend en dat dit betrof de persoon die over het hek was geklommen, zag dat de persoon die op de brug door meerdere collega’s werd aangehouden, dezelfde persoon betrof als de persoon die eerder het hek overklom. [28] De aangehouden persoon bleek later [verdachte] te zijn. [29]
[verbalisant 6] , die op genoemde datum omstreeks 02:45 uur tevens ter plaatse is gegaan naar aanleiding van de melding van een inbraak in een woning op de [adres 20] te Voorschoten, heeft verklaard dat hij omstreeks 02:55 uur vanaf de rechterkant ter hoogte van de woning een persoon zag oversteken. Deze persoon droeg een tas bij zich. Het betrof een man met een blauwe spijkerbroek aan en een zwarte jas. Vanaf de andere kant kwam een politieauto aanrijden. [verbalisant 6] zag dat de man zodra hij de politieauto zag, de tas op de grond gooide tussen twee personenauto’s. Hierna rende de man richting een schutting tegenover de woning waar was gepoogd in te breken, en klom hier overheen. Enkele minuten later hoorde [verbalisant 6] dat de verdachte was aangehouden. [30]
De rugzak die [verdachte] in zijn bezit had, bleek meerdere gereedschappen te bevatten, waaronder een cilindertrekker en een oranje / zwarte schroevendraaier. [31]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij in de nacht van 30 april 2017 in een tuin in Voorschoten is geweest. Tevens heeft hij verklaard dat hij die nacht een rugzak bij zich had toen hij wegrende voor de politie en dat hij wist dat er gereedschap in die rugzak zat, waaronder een cilindertrekker. [32]
Conclusie van de rechtbank
Uit het vorengaande leidt de rechtbank het volgende af. In de nacht van 30 april 2017 zijn, behoudens [verdachte] , geen andere personen waargenomen in de directe omgeving van de woning aan de [adres 20] te Voorschoten. [verdachte] is door een getuige gezien met inbrekerswerktuig (een oranje / zwarte schroevendraaier) in zijn hand. Verbalisanten zagen hem kort na de melding uit de richting van de woning aan de [adres 20] komen lopen, waarna hij op de vlucht sloeg. Een andere verbalisant zag [verdachte] in het bezit van een rugzak waarin diverse gereedschappen zaten, waarna hij uiteindelijk op de brug van het Remco Campertpad is aangehouden.
De verklaring van [verdachte] , inhoudende dat hij zich de avond voorafgaand aan de nacht waarin de poging tot inbraak heeft plaatsgevonden eerst in Hardinxveld bevond, alwaar hij drie keer door de politie is gecontroleerd, dat hij vervolgens naar Den Haag is gereden, waar hij “ [naam 4] ” heeft opgehaald met wie hij in Rotterdam uit wilde gaan, en dat hij via Voorschoten naar Rotterdam is gereden omdat “ [naam 4] ” in Voorschoten nog een rugtas met waardevolle spullen wilde ophalen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in de nacht van 30 april 2017 te Voorschoten schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak in de woning aan de [adres 20] .
4.4.10
Dagvaarding III, feit 7 (celdeur)
[aangever] , generalist beveiliger bij bureau arrestantentaken van de politie Eenheid Den Haag , heeft namens de politie Den Haag aangifte gedaan van vernieling. Hij heeft verklaard dat [verdachte] op 19 januari 2017 was ingesloten in cel 427 van het arrestantencomplex aan de Burgemeester Patijnlaan 35 te Den Haag . Vóór 20:35 uur was alles in de cel nog in goede staat. Omstreeks 20:35 hoorden zijn collega’s hard gebonk. Ze begaven zich naar cel 427 en probeerden de celdeur te openen. Dit lukte echter niet meer, omdat het slot was geforceerd. [33]
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 19 januari 2017 op het hoofdbureau zat, dat hij twee keer met blote voeten tegen de deur heeft getrapt om aandacht te trekken en dat hij bereid is om de schade te vergoeden. [34]
Uit de aangifte van [aangever] leidt de rechtbank af dat, op het moment dat [verdachte] werd ingesloten, de celdeur nog goed functioneerde. Nadat [verdachte] met zijn blote voeten tegen de celdeur had geschopt, ging de celdeur niet meer open en bleek dat het slot was geforceerd.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 19 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een celdeur.
4.4.11
Dagvaarding I, feit 3 (criminele organisatie)
De rechtbank acht meerdere strafbare feiten, te weten een aantal (pogingen tot) woninginbraken, binnen de ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook kan worden bewezen verklaard dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft.
Juridisch kader
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een "criminele organisatie" (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Gedragingen van een verdachte kunnen zowel medeplichtigheid aan enig misdrijf waarop het oogmerk van een criminele organisatie is gericht als deelneming aan die organisatie in de zin van artikel 140 Sr opleveren (HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4415).
Organisatie
Van een organisatie is sprake als vaststaat dat een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband bestaat tussen twee of meer personen, tussen verdachte en tenminste één ander persoon. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193).
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Oogmerk tot het plegen van misdrijven
Als kan worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie dan is voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Het is evenwel niet vereist dat de organisatie bestaat om uitsluitend misdrijven te plegen; het plegen van misdrijven mag ook het naaste doel zijn (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan.
Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is dan ook onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Deelneming aan een organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Elke dergelijke bijdrage, ook wel deelnemingshandeling genoemd, aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132). Voorbeelden daarvan zijn het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie.
Voor deelname is dus voldoende dat verdachte weet dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of zijn gepleegd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven (zie HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651 en HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122).
Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft, zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is dan ook reeds strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan een criminele organisatie.
Beoordeling
Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zich – al dan niet in wisselende samenstelling - schuldig hebben gemaakt aan het plegen van (pogingen tot) woninginbraken in de tenlastegelegde periode.
Het dossier bevat elementen die wijzen op een zekere mate van georganiseerdheid binnen deze groep. Zo werd, om de diefstallen uit de woningen mogelijk te maken, gebruik gemaakt van verschillende (huur)auto’s die werden gehuurd op naam van derden, waarbij door de verdachten geld bij elkaar werd gelegd ter betaling van de huur van de auto’s. Aan het begin van de tenlastegelegde periode zijn [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] staande gehouden. Zij zaten op dat moment in een Mercedes-Benz die was gehuurd bij [bedrijf 3] op naam van ene [naam 5] . [medeverdachte 1] is met een boodschappentas weggerend en werd even later aangehouden. In de tas, die hij op het moment van zijn aanhouding niet meer bij zich droeg, bleken inbrekerswerktuigen te zitten.
De verdachten gebruikten meerdere mobiele telefoons en prepaid simkaarten waarmee voornamelijk onderling contact werd gehouden. Door een aantal verdachten werden de mobiele telefoons ten tijde van de inbraak uitgezet, dan wel thuisgelaten.
Voorts blijkt uit de inhoud van telefoongesprekken, WhatsApp-gesprekken en sms-berichten dat de verdachten gebruik maakten van versluierd taalgebruik. Zo werd onder meer gesproken over ‘voetballen’ en ‘wedstrijden’, waarmee inbreken werd bedoeld. Ook werden gesprekken gevoerd die gingen over het regelen van spullen die nodig waren voor het plegen van inbraken (zoals cilindertrekkers en schroeven). De verdachten duidden elkaar in een aantal getapte gesprekken aan met militaire rangen als officier, luitenant en soldaat.
Hoewel het vorengaande wijst op een zekere mate van georganiseerdheid, acht de rechtbank de organisatiegraad zoals deze uit het dossier naar voren komt niet zodanig, dat in de relatief korte tenlastegelegde periode (waarbinnen [medeverdachte 3] - die door de politie wordt gezien als leider - ook nog eens grotendeels gedetineerd was) sprake was van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. De rechtbank neemt hierbij in tevens in aanmerking dat het beeld dat door de politie wordt geschetst van [medeverdachte 3] als leider met [medeverdachte 1] als tweede man, niet strookt met de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van [medeverdachte 1] heeft gekregen.
Alles afwegend, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden vastgesteld dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben deelgenomen aan een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachten zullen hiervan worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van [verdachte] bewezen dat:
Parketnummer 09-817857-17 (dagvaarding I)
Feit 1.
hij op 30 april 2017 te Voorschoten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed en/of geldbedrag naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich heeft begeven in de garage die hoort bij en/of toegang verleent tot de woning van die [benadeelde 1] en met enig gereedschap brekende en/of wrikkende bewegingen heeft gemaakt in/tegen het slot van de deur van de woning van die [benadeelde 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 09/842037-17 (dagvaarding II)
Feit 1.
hij op 12 januari 2017 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een woning (perceel [adres 3] ) heeft weggenomen een laptop (Macbook pro) en een horloge (Rolex) en een servies, toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door het slot van een toegangsdeur tot die woning te
forceren;
Parketnummer 09/817537-17 (dagvaarding III)
Feit 5 subsidiair
hij omstreeks de periode van 06 december 2016 tot en met 16 januari 2017 te 's-Gravenhage, een goed, te weten een geluidsspeaker voorhanden
heeftgehad, terwijl hij ten tijde van
het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 7.
hij omstreeks 20 januari 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een celdeur, toebehorende aan Politie Den Haag , heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen dat slot te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de rapporten van Palier en De Waag, waarin wordt geadviseerd om de begeleiding van verdachte voort te zetten. De signalen over en van verdachte zijn volgens de raadsvrouw positief en de raadsvrouw heeft erop gewezen dat detentie geen bijdrage levert aan de maatschappij of aan de situatie van verdachte.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een enkelband heeft moeten dragen, hetgeen volgens de raadsvrouw tot strafverlaging moet leiden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een poging tot een woninginbraak. Woninginbraken veroorzaken schade en overlast voor de bewoners van de woningen waar is ingebroken. Voor de bewoners is het ontzettend ingrijpend dat iemand in hun persoonlijke ruimte is binnengedrongen. Een woning is een plek waar een persoon zich veilig zou moeten voelen. De ervaring leert dat de slachtoffers van een inbraak zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen woning. Ook worden door woninginbraken gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan heling van een (geluidsspeaker die kort voordat verdachte hem in zijn bezit kreeg was gestolen. Hierdoor heeft verdachte een belangrijke rol gespeeld bij het in stand houden van de diefstal van en illegale handel in gestolen goederen.
Ten slotte heeft verdachte een celdeur vernield van de politiecel waarin hij was ingesloten.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendommen van een ander.
Documentatie
De rechtbank heeft meegewogen dat uit het strafblad van verdachte van 29 mei 2018 blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Palier van 27 juni 2017 en het voortgangsverslag toezicht van Palier van 31 mei 2018. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon in het plegen van vermogensdelicten. Middelengebruik lijkt hierin geen rol te spelen. Het is onduidelijk of het delictgedrag voortkomt uit de persoonlijkheidsstructuur van verdachte. Verdachte heeft in het verleden meerdere hulpverleningstrajecten gevolgd die niet hebben geleid tot een delictvrij bestaan. Verdachte heeft een sociaal netwerk dat voornamelijk bestaat uit het criminele circuit, en is beïnvloedbaar.
Sinds 5 juli 2017 heeft verdachte, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, onder toezicht gestaan van GGZ reclassering Fivoor. Hij heeft zich aan de bijzondere voorwaarden gehouden en is zijn afspraken bij zowel de reclassering als De Waag nagekomen. Het doel om een passende dagbesteding te vinden, is echter moeizaam verlopen omdat verdachte binnen het toezicht regelmatig gedetineerd is geraakt en zijn dagbesteding is kwijtgeraakt.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Ondanks het feit dat verdachte binnen zijn proeftijd met justitie in aanraking is gekomen, wil de reclassering in overleg met De Waag verder gaan inzetten op behandeling, om de kans op recidive te doen afnemen. Het doel zal hierbij zijn dat verdachte inzicht krijgt in zijn delictgedrag en zijn pro-criminele houding.
De op te leggen straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafsoort en de hoogte van de straf rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor verdachte geldt zijn uitgebreide documentatie op het gebied van vermogensdelicten als strafverzwarende omstandigheid.
De rechtbank houdt geen rekening met de omstandigheid dat verdachte een enkelband heeft gedragen gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Het dragen van een enkelband is niet zo uitzonderlijk in strafzaken dat die omstandigheid aanleiding is voor strafvermindering.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Nu de rechtbank acht van de twaalf tenlastegelegde feiten niet bewezen acht, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

[benadeelde 2], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot
schadevergoeding, groot € 53.419,52.
8.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 7], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot
schadevergoeding, groot € 500,00.
8.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 4 tot en met 10 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder 1 tot en met 3 genummerde voorwerpen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van alle op de beslaglijst vermelde voorwerpen aan de verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 4 tot en met 10 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze voorwerpen zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van de bij dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde misdrijven.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen.

10.De vordering tenuitvoerlegging

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 27 juli 2015, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om na te gaan of het feit waaraan de vordering is gekoppeld, valt in de proeftijd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om afwijzing van de vordering dan wel verlenging van de proeftijd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 12 juni 2017 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 27 juli 2015.Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
14g, 33, 33a, 45, 57, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk voor wat betreft het bij dagvaarding III onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en 3, het bij dagvaarding II onder 2 en de bij dagvaarding III onder 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair, 5 primair en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, dagvaarding II onder 1 en dagvaarding III onder 5 subsidiair en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 (dagvaarding I):
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 1 (dagvaarding II):
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 5 subsidiair (dagvaarding III)
opzetheling;
ten aanzien van feit 7 (dagvaarding III)
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het door deze rechtbank gegeven bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte en gelast de verdere tenuitvoerlegging van het d.d. 11 mei 2017 tegen verdachte verleende bevel tot de gevangenhouding;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 7] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht, onder 4 tot en met 10 genummerde voorwerpen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht, onder 1 tot en met 3 genummerde voorwerpen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 27 juli 2015, gewezen onder parketnummer 09/818194-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer Utukku 16/DH2R016087, van de politie eenheid Den Haag , districtsrecherche Den Haag -West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1807).
2.Proces-verbaal van bevindingen pagina 48.
3.Proces-verbaal van bevindingen pagina 53.
4.Proces-verbaal van bevindingen pagina 50.
5.Relaas proces-verbaal pagina 11.
6.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 8] , pagina 444 en 445.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 457 (voorgeleidingsdossier [verdachte] ).
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 459.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 maart 2017, pagina 164-165.
10.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 3] , pagina 500 en proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 504.
11.Proces-verbaal aangifte, pagina 501.
12.Verklaring verdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018.
13.Verklaring getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 531 en 532.
15.Proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 2] , pagina 551-554.
16.Proces-verbaal bevindingen herkenning ring [adres 3] , pagina 545 en 546.
17.Proces-verbaal bevindingen mastgegevens [adres 3] , pagina 507 en 508.
18.Proces-verbaal onderzoek inbraken Rijswijk mastgegevens [verdachte] , pagina 522.
19.Proces-verbaal resume taps omtrent inbraken 12 januari 2017, pagina 253 en 254.
20.Proces-verbaal algemeen, pagina 20.
21.Geschrift, weergave tapgesprek d.d. 12-01-2017 16:56:50 uur, pagina 521.
22.Proces-verbaal resume taps omtrent inbraken 12 januari 2017, pagina 254 en 255.
23.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2018.
24.Proces-verbaal bevindingen achtergrond tapgesprek, pagina 523.
25.Geschrift, te weten weergave tapgesprek d.d. 13-01-2017, 16:18:34, pagina 1188.
26.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , pagina 41 en 42.
27.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , pagina 44 en 45.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 46 en 47.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 56, halverwege.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 50.
31.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 55 en een geschrift, te weten een foto van een rugzak en een foto van de inhoud van de rugzak, pagina 47a en 47b.
32.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018.
33.Proces-verbaal aangifte [aangever] , pagina 504 en 505.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte vernieling celdeur, pagina 191.