ECLI:NL:RBDHA:2018:8011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
09/807097-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken en deelname aan criminele organisatie in Den Haag

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij meerdere woninginbraken in Den Haag. De verdachte is beschuldigd van het plegen van inbraken in verschillende woningen, waarbij waardevolle goederen zoals laptops, sieraden en geld zijn gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee woninginbraken, maar heeft hem vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie, ondanks aanwijzingen van georganiseerd gedrag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels afgewezen, omdat de verdachte voor de meeste feiten is vrijgesproken. De rechtbank heeft de teruggave van enkele in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/807097-17
Datum uitspraak: 6 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 3 mei 2017, 13 juli 2017, 5 oktober 2017, 11 december 2017, 16 april 2018 (telkens pro forma /regie), 4 tot en met 8 juni 2018 (inhoudelijke behandeling) en 29 juni 2018 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M.G. van Wijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Feit 1.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 1] twee laptops (merk HP) en/of een X-Box en/of een sierraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop(s) en of X-Box en/of sierraden onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren;
Feit 2.
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 2] een ketting (met lapis Lazuli stenen) en/of sieraden en/of aankoopbewijzen/bonnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegan tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen ketting en/of sieraden en/of aankoopbewijzen/bonnen onder zijn/hun beriek te hebben gebracht door een raam te verbreken;
Feit 2 subsidiairhij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2017 tot en met 17 januari te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 130 Engelse ponden en/of 56 US dollars en/of een tas (groen met bloempatroon) en/of een parelketting (p. 1517) en/of een ketting en/of oorbel (p. 1518), in elk geval een of meer geldbedrag(en) en of (een) goed(eren), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of een of meer van zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 3
hij op of omstreeks
3november 2016 te Den Haag tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 3] een (groot) geldbedrag (totaal ongeveer 40.000 euro) en/of sieraden en/of horloge(s) (Michael Kors, Cartier, Guess, G-Shock, Diesel, Meister, TW Steel heren, TW Steel dames,) en/of een spaarpot en/of een notebook (HP Pavillion) en/of een Apple Macbook en/of een Ipod en/of een zonnebril (merk Burberry) en/of een bril (merk Prada) en/of een klok (merk Omega) en/of parfum (Black opium, Armani) en/of een harde schijf en/of een snoer en/of een decoder en//of gereedschap en/of een sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren en/of te verbreken;
Feit 4hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Den Haag tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 4] (twee) horloge(s) en/of één of meerdere ringen en/of één of meerdere kettingen en/of één of meerdere bedeltjes en/of één of meerdere armbanden en/of één of meerdere broches en/of manchetknopen en/of één of meerder dasspelden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren en/of te verbreken;
Feit 5hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Den Haag tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 5] een Appel Ipaid en/of een Ipod en/of een Iphone (type 5s) en/of een fotocamera (merk Olympus) en/of één of meerdere horloges en/of één of meerdere ringen en/of één of meerdere kettingen en/of één of meerdere oorbellen en/of één of meerdere armbanden en/of één of kledingstukken en/of cosmetica/verzorgingsproducten en/of een fles parfum (merk Ralph Lauren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren en/of te verbreken;
Feit 6hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Den Haag tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 6] een Appel Ipad en/of een Appel Macbook en/of sieraden en/of camera en/of één of meerder tassen en/of kleding en/of gereedschap en/of een spelcomputer (Nintendo) en/of één of meerdere brillen en/of linnengoed en/of servies en/of een autosleutel en/of parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren en/of te verbreken;
Feit 7hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Den Haag tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 7] een tablet (merkt Samsung) en/of een Appel Macbook Air en/of een camera (merk Sony) en/of een Macbook Pro en/of een schilderij en/of een telefoon (Nokia) en/of een muis (merk Appel) en/of gereedschap en/of een tas en /of een horloge (merk Seiko) en/of sieraden en/of verzorgingsproducten en/of 150 Zwitserse Franken en/of 325 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door
een raam vandie woning te forceren en/of te verbreken;
Feit 8hij in of omstreeks de periode van 10 november 2016 tot en met 17 januari 2017 te Den Haag, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten o.a. Y [medev.1 ] en/of [medev.2 ] en/of [medev.3 ] en/of [medev.4 ] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van (woning)inbraken en/of helen van goederen;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Aanleiding van het onderzoek [1]
Op 5 november 2016 vond een poging woninginbraak plaats op de [straatnaam] in Den Haag. In de omgeving van de plaats delict werd een verdachte Mercedes gezien waarvan het kenteken is genoteerd [2] . Diezelfde Mercedes zag de politie twee dagen later rijden in Leiden. De auto werd toen ter controle aan de kant gezet. In de (huur)auto zaten [verdachte] , [medev.1 ] ), [medev.3 ] en [medev.2 ] . [medev.1 ] ging er direct rennend vandoor met een plastic tasje bij zich. Hij kon worden aangehouden en het tasje bleek inbrekersgereedschap – onder andere een boor, handschoenen, schroevendraaiers en een cilindertrekker – te bevatten [3] .
Op 10 november 2016 is het Team Woning Criminaliteit een onderzoek gestart onder de naam Utukku naar een serie woninginbraken in Den Haag, waarbij de modus operandi cilindertrekken betrof. Deze methode houdt in dat met een accuboor of schroevendraaier een speciale (geharde) schroef in het slot wordt geschroefd. Vervolgens wordt over de schroef een cilindertrekker geplaatst. Daarmee wordt de schroef met cilinder en al uit het slot getrokken [4] .
Het onderzoek richtte zich primair op genoemde vier verdachten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat verdachten regelmatig contact hadden met [medev.4 ] , eigenaar van juwelier [bedrijfsnaam] in de [straatnaam] in Den Haag. Er werden regelmatig bezoeken gebracht aan deze juwelier, vlak nadat inbraken waren gepleegd en ook buiten openingstijden [5] .
De politie heeft tijdens het onderzoek diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast. Telefoon- en zendmastgegevens zijn opgevraagd, telefoons afgeluisterd, stealth sms’jes geplaatst en er hebben stelselmatige observaties plaatsgevonden. Naar aanleiding van observaties op 17 januari 2017 zijn verdachten aangehouden en hebben doorzoekingen plaatsgevonden.
Zeven verdachten worden door het openbaar ministerie vervolgd: [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] , [medev.2 ] , [medev.4 ] , [medev.5] en [medev.6 ]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding onder 3 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding onder 1, 2 primair en 4 tot en met 8 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities, ten aanzien van het bij dagvaarding onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot het deelnemen aan de criminele organisatie heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde periode te kort is om van een duurzaam samenwerkingsverband te kunnen spreken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet aanleiding om bij het bespreken van de feiten een andere volgorde te hanteren dan de volgorde zoals deze is aangehouden in de tenlastelegging.
3.4.1
Feit 3 [adres 3] te Den Haag)
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan het [adres 3] te Den Haag, gepleegd op 3 november 2016. [benadeelde 3] heeft verklaard dat zijn woning bij de inbraak helemaal is doorzocht en dat een grote hoeveelheid goederen, waaronder een geldbedrag van in totaal ongeveer € 45.000,-, sieraden (armbanden, kettingen, ringen), diverse horloges, een notebook, een Apple Macbook en een Ipod, is weggenomen.
Op 21 januari 2017 heeft de politie aan [benadeelde 3] twee horloges getoond die hij toen als zijn eigendom heeft herkend en ten aanzien waarvan hij aanvullende aangifte heeft gedaan. Eén van deze horloges (een witkleurig horloge van het merk Chanel) was aangetroffen bij juwelier [bedrijfsnaam] en één horloge (een goud-zilverkleurige Michael Kors) kwam uit de fouillering van [medev.2 ] . Op 28 januari 2017 heeft [benadeelde 3] tijdens een kijkdag bij de politie een derde horloge herkend (een zwarte Casio G-Shock). Deze was afkomstig uit de fouillering van [medev.1 ] .
[benadeelde 3] heeft tijdens diezelfde kijkdag verklaard dat hij op 7 november 2016 camerabeelden van de dag van de inbraak had gezien bij de huismeester, waarop hij vier daders herkende als [medev.2 ] , [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] .
Op de door [benadeelde 3] genoemde camerabeelden zijn in wisselende samenstelling vier personen te zien die in en uit een auto, hoogstwaarschijnlijk een Citroën C1 met een lichte kleur, stappen. Uit onderzoek door de politie is gebleken dat [verdachte] van 18 augustus 2016 tot 5 december 2016 een lichtgrijze Citroën C1 op zijn naam had staan. [verdachte] is op 25 oktober 2016 gecontroleerd in dit voertuig naar aanleiding van een aanrijding met materiële schade. De schade bevond zich blijkens het schadedossier van de verzekeringsmaatschappij aan de voorkant/rechter-zijkant/deur rechts/rechtsachter. Het voertuig dat is te zien op de hiervoor genoemde camerabeelden had een zwarte streep over de flank, miste een wieldop rechtsachter en had deukschade bij het rechter voorwiel.
Uit zendmastgegevens van de telefoon die volgens de politie in gebruik is bij [medev.1 ] (eindigend op [--] ) maakt de politie op dat deze telefoon zich in de middag van 3 november 2016 in de nabijheid van de plaats delict bevond, terwijl de telefoon zich op andere tijdstippen op 3 november 2016 bevond in andere stadsdelen van Den Haag.
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen in de richting van [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] als verdachten van deze woninginbraak. De rechtbank acht de beelden waarop [benadeelde 3] de vier verdachten heeft herkend echter dermate onduidelijk, dat het zeer de vraag is of het mogelijk is om hier personen op te herkennen. Daarnaast roept hetgeen [benadeelde 3] over de herkenning van de vier verdachten heeft verklaard veel vragen op.
De auto die zichtbaar is op de camerabeelden lijkt erg op de auto die [verdachte] op zijn naam had staan in de hierboven genoemde periode. Het is echter niet onomstotelijk komen vast te staan dat de auto op de beelden daadwerkelijk het voertuig van [verdachte] betrof.
Voorts is gebleken dat het door [benadeelde 3] herkende horloge van het merk Chanel niet van diefstal afkomstig was, zodat in ieder geval deze herkenning onjuist was.
Al met al bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het oordeel dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] op 3 november 2016 de woninginbraak aan de [adres 3] te Den Haag hebben gepleegd. De rechtbank zal [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] dan ook van dit feit vrijspreken.
3.4.2
Feit 4, 5 en 6 ( [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] te Den Haag)
Aangiften
Op 11 januari 2017 hebben in Den Haag (Scheveningen) drie woninginbraken plaatsgevonden. Zeer waarschijnlijk is bij alle drie de inbraken gebruik gemaakt van een cilindertrekker om de woningen te betreden.
[benadeelde 6] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 4] te Den Haag, gepleegd op 11 januari 2017 tussen 09:00 uur en 17:30 uur. De hele woning was doorzocht, alle kasten en lades waren geopend en er is een grote hoeveelheid goederen, waaronder sieraden, drie laptops, twee fotocamera’s met lenzen en contant geld weggenomen.
[benadeelde 7] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 5] te Den Haag, gepleegd op 11 januari 2017 tussen 09:15 uur en 19:30 uur. Het hele huis was overhoop gehaald en er is een grote hoeveelheid goederen weggenomen, waaronder een IPad, een IPod, een IPhone, een fotocamera, sieraden, kledingstukken en cosmetica- en verzorgingsproducten.
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 6] te Den Haag, gepleegd op 11 januari 2017 tussen 11:30 uur en 17:15 uur. Ook bij deze inbraak waren kasten en laden op alle verdiepingen geopend en is een grote hoeveelheid goederen weggenomen, waaronder een IPad, een Apple Macbook, sieraden, weekendtassen, gereedschap, een autosleutel en parfums.
Bevindingen telefoons
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik zijn bij [medev.1 ] (de telefoons met de nummers eindigend op [--] en [--] ) en [verdachte] (de telefoon met het nummer eindigend op [--] ), maakt de politie op dat deze telefoons zich op 11 januari 2017 in de nabijheid van de plaatsen delict bevonden.
- Om 15:45 uur zegt [medev.1 ] : : “ja, ja, ik ben met hem op djoen”.
- Om 16:54 uur zegt [medev.1 ] (op de achtergrond van een telefoongesprek) onder andere: “Stop, stop, stop [verdachte] ”. Later in het gesprek zegt [medev.1 ] tegen de beller: “deze telefoon hoort eigenlijk uit te zijn he, snap je?” En nog wat later in het gesprek zegt [medev.1 ] : “Ja sowieso onder controle man, sowieso toch, even paar wedstrijden gaan we beetje voetballen”.
- Om 18:07 uur zegt [medev.1 ] : “Ik bel iedereen ahhh als ik bezig ben niemand niemand niemand niemand”.
- Om 22:52 uur sms-t [medev.1 ] dat hij bij die juwa (juwelier) is.
- Om 23:10 uur sms-t [medev.1 ] dat hij tevreden is vandaag.
Uit analyse van verschillende tapgesprekken volgt volgens de politie dat met ‘djoen’, ‘voetballen’ en ‘wedstrijden spelen’, het plegen en het voorbereiden van woninginbraken wordt bedoeld. Voorts is het uitschakelen van een mobiele telefoon volgens de politie een bekende handeling tijdens het plegen van een woninginbraak om opsporing te voorkomen. [medev.1 ] heeft dat laatste ter terechtzitting bevestigd.
Bevindingen juwelier [bedrijfsnaam]
Bij een doorzoeking bij juwelier [bedrijfsnaam] op de [straatnaam] te Den Haag op 18 januari 2017 werd in ruimte 2 een witte tas gevuld met sieraden aangetroffen en inbeslaggenomen. Diverse sieraden die werden aangetroffen in de witte was, zijn herkend door [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 2] , als sieraden die bij voornoemde inbraken waren weggenomen. Tevens heeft [benadeelde 6] op 28 januari 2017 bij een kijkdag op het politiebureau te Scheveningen een ketting herkend die is aangetroffen onder de toonbank van juwelier [bedrijfsnaam] , en [benadeelde 7] een ring en een ketting.
Op camerabeelden van juwelier [bedrijfsnaam] van 11 januari 2017 is te zien dat [verdachte] , [medev.1 ] , en [medev.3 ] omstreeks 22:41 uur de op dat tijdstip kennelijk speciaal voor hen geopende winkel binnengaan en direct doorlopen naar ruimte 2, waar geen camera aanwezig is. [medev.3 ] en [medev.1 ] verlaten de juwelier weer omstreeks 22:45 uur en [verdachte] omstreeks 23:10 uur.
Slotentrekker
Op 17 januari 2017 vond een doorzoeking plaats in de woning van [medev.3 ] . In de kelderbox behorende bij de woning is een zwarte cilindertrekker aangetroffen.
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden zijn sterke aanwijzingen dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] bij de woninginbraken op 11 januari 2017 waren betrokken.
Voor alle drie de verdachten geldt dat zij de avond waarop de drie inbraken hebben plaatsgevonden zijn gezien bij juwelier [bedrijfsnaam] , waar een week na de inbraken sieraden in beslag zijn genomen die bij de genoemde inbraken bleken te zijn weggenomen. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat deze sieraden op de betreffende avond (dan wel op een ander moment) door [verdachte] , [medev.1 ] en/of [medev.3 ] bij de juwelier zijn ingeleverd.
De rechtbank acht de enkele aanvullende omstandigheid dat in de kelderbox behorende bij de woning waar [medev.3 ] verbleef een slotentrekker is aangetroffen, onvoldoende om ten aanzien van [medev.3 ] tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen.
Voor [medev.1 ] en [verdachte] geldt dat, naast de hiervoor genoemde omstandigheden met betrekking tot juwelier [bedrijfsnaam] , hun telefoons op 11 januari 2017 zendmasten hebben aangestraald in de nabijheid van de plaatsen delict. Voorts heeft [medev.1 ] op genoemde datum diverse verdachte tapgesprekken gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het er, mede gelet op de inhoud van deze tapgesprekken, alle schijn van dat [medev.1 ] zich op 11 januari 2017 bezighield met het plegen van woninginbraken en dat [verdachte] zich op dat moment bij hem in de auto bevond.
Het dossier bevat echter geen concreet (technisch) bewijs dat [medev.1 ] en/of [verdachte] (en/of [medev.3 ] ) koppelt aan de drie woninginbraken waar het in de tenlastelegging om gaat. Daarnaast is, zelfs indien de rechtbank er vanuit zou gaan dat ten tijde van de genoemde tapgesprekken werd ingebroken, onvoldoende bekend over de specifieke rol daarbij van ieder van de drie verdachten.
Alles afwegend bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het oordeel dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] op 11 januari 2017 de woninginbraken aan de [adres 4] te Den Haag, [adres 5] te Den Haag en de [adres 6] te Den Haag hebben gepleegd. De rechtbank zal [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] dan ook van deze feiten vrijspreken.
3.4.2
Feit 2 ( [adres 2] te Den Haag)
Aangifte
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 15 januari 2017 te 16:15 uur haar woning aan de [adres 2] te Den Haag heeft verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Toen zij om 21:45 uur thuis kwam, zag zij dat het raam in de keuken was verbroken en dat het hele huis overhoop was gehaald. Bij de inbraak zijn onder meer een ketting met Lapis Lazuli stenen, ringen, kettingen, een horloge en armbanden weggenomen. [6]
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik waren bij [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] maakt de politie op dat deze telefoons op 15 januari 2017 in de periode waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, in de nabije omgeving van de woning zendmasten hebben aangestraald. Om 21.01 uur was het laatste contact met een zendmast in de nabije omgeving van de [adres 2] , te weten de mast aan de [straatnaam] . [7]
Op 15 januari 2017 om 19.13 uur belt [medev.1 ] met het telefoonnummer eindigend op [--] naar het telefoonnummer eindigend op [--] die op dat moment in gebruik is bij [medev.3 ] . Kort daarop wordt de telefoon met het nummer eindigend op [--] overgenomen door [verdachte] en voeren [verdachte] en [medev.3 ] een gesprek. Aan het einde van dit gesprek zegt [medev.3 ] dat [verdachte] kan komen, maar wel een beetje “sneaky”. [8]
Op 15 januari 2017 om 22:57 uur verstuurt [medev.1 ] op de vraag “wat doe je” sms’jes, inhoudende “ben bij juwelier” en “heb vandaag 2kop verdiend”. [9]
GWK
Op de vraag of er ook geld was weggenomen bij de diefstal uit haar woning, heeft [benadeelde 1] op 7 maart 2017 geantwoord dat er 130 Britse ponden waren weggenomen en ongeveer 55 Amerikaanse dollars. [10]
Op 19 januari 2017 is een onderzoek ingesteld naar de zwarte Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [--] , waarvan is gebleken dat hiervan gebruik werd gemaakt door [verdachte] [11] . In de bestuurdersstoel in het opbergvak zaten twee bonnen - “transaction receipts”- van het GWK Travelex, Den Haag HS van 17 januari 2017. [12]
Uit deze bonnen is gebleken dat op 17 januari 2017 120 Britse ponden en 56 Amerikaanse dollars zijn gewisseld voor euro’s. Bij het GWK zijn camerabeelden van de transactie opgevraagd. Op deze beelden worden [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] herkend als degenen die geld inwisselen. [13]
Juwelier [bedrijfsnaam]
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de [straatnaam] te Den Haag bij juwelier [bedrijfsnaam] van eigenaar [medev.4 ] . Uit inbeslaggenomen camerabeelden is gebleken dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] , [medev.2 ] en [medev.4 ] zich op 15 januari 2017 omstreeks 23:30 uur binnen bij de juwelier bevonden. [14]
Bij een kijkdag op 28 januari 2017 herkende [benadeelde 1] een grote hoeveelheid zilverwerk, sieraden en munten als haar eigendom. De herkende goederen zijn allen aangetroffen in ruimte 2 van juwelier [bedrijfsnaam] . Een mapje met Canadese munten bevond zich in een kussensloop, gepoetst zilverwerk bevond zich in een handdoek en een grote hoeveelheid sieraden, zilverwerk en munten was afkomstig uit een plastic tas die zich op de grond bevond. [15]
[medev.4 ] heeft verklaard dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] op 15 januari 2017 langs kwamen en dat zij vroegen of [medev.4 ] naar sieraden wilde kijken. [16]
Conclusie van de rechtbank
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] twee dagen na de inbraak in het bezit waren van bij de inbraak weggenomen buitenlands geld. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid, zeker in combinatie de andere voorgaande redengevende feiten en omstandigheden - waaronder de mastgegevens en de tapgesprekken - om een verklaring vragen. De verdachten hebben hier echter, behoudens het ontkennen van de inbraak, geen (aannemelijke) verklaring voor gegeven.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden, kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter kan echter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke - die redengevendheid ontzenuwende - verklaring heeft gegeven, de afwezigheid van een dergelijke verklaring in zijn overwegingen omtrent het bewijs betrekken. De rechtbank zal het zwijgen van de verdachten dan ook op die grond meenemen in haar overwegingen.
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank dan ook bewezen dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] samen naar de woning aan de [adres 2] te Den Haag zijn gegaan, samen handelingen hebben verricht gericht op het plegen van de inbraak in de woning en samen betrokken zijn geweest bij de verdeling van de buit. Er heeft aldus een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] bestaan, waardoor het onderdeel medeplegen eveneens bewezen kan worden verklaard.
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] het medeplegen van de ten laste gelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal [medev.2 ] vrijspreken van deze woninginbraak, nu van hem enkel kan worden vastgesteld dat hij op 15 januari 2017 met [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] aanwezig was in juwelier [bedrijfsnaam] , waar bij de inbraak in de woning aan de [adres 2] gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de inbraak.
3.4.3
Feit 7 ( [adres 7] te Den Haag)
Aangifte
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 7] te Den Haag, gepleegd op 15 januari 2017 tussen 17:00 uur en 22:00 uur. Bij de inbraak is de hele woning doorzocht. Een grote hoeveelheid goederen is weggenomen, waaronder een tablet, een Apple Macbook Air, een fotocamera, een Macbook Pro, een telefoon (Nokia 1600), gereedschap, een groene boodschappentas, een horloge, diverse sieraden, verzorgingsproducten en buitenlands geld.
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik waren bij [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] maakt de politie op dat deze telefoons op 15 januari 2017 in de periode waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, zendmasten hebben aangestraald in de nabije omgeving van de woning.
Op 15 januari 2017 om 19:13 uur belt [medev.1 ] met het telefoonnummer eindigend op [--] naar het telefoonnummer eindigend op [--] die op dat moment in gebruik is bij [medev.3 ] . Kort daarop wordt de telefoon met het nummer eindigend op [--] overgenomen door [verdachte] en voeren [verdachte] en [medev.3 ] een gesprek. Aan het einde van dit gesprek zegt [medev.3 ] dat [verdachte] kan komen, maar wel een beetje “sneaky”.
Op 15 januari 2017 om 22:57 uur verstuurt [medev.1 ] op de vraag “wat doe je” sms’jes, inhoudende “ben bij juwelier” en “heb vandaag 2kop verdiend”.
Herkenning gestolen goederen door [benadeelde 4]
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de [straatnaam] te Den Haag bij juwelier [bedrijfsnaam] van eigenaar [medev.4 ] . Uit inbeslaggenomen camerabeelden bleek dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] , [medev.2 ] en [medev.4 ] zich op 15 januari 2017 omstreeks 23:30 uur binnen bij de juwelier bevonden. [verdachte] had bij binnenkomst een donkerkleurige tas in zijn handen, voorzien van handvatten die anders van kleur waren dan de tas zelf. Op het moment dat de verdachten juwelier [bedrijfsnaam] verlieten, droeg [verdachte] nog steeds de donkerkleurig tas.
[medev.4 ] heeft verklaard dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] op 15 januari 2017 langs kwamen en dat zij vroegen of [medev.4 ] naar sieraden wilde kijken.
[benadeelde 4] heeft op 13 maart 2017 een parelketting die bij de doorzoeking van juwelier [bedrijfsnaam] werd gevonden in een lege televisiedoos herkend als zijn eigendom.
Observatie vuilcontainer
Het observatieteam heeft waargenomen dat [verdachte] op 16 januari 2017 een tas (een lichtkleurige tas van het formaat bigshopper) in een vuilcontainer heeft gegooid. Op 17 januari 2017 is deze vuilcontainer in beslag genomen en op 18 januari 2017 is de inhoud van de vuilcontainer doorzocht. Hierbij werden een lege witte Action-tas van het formaat bigshopper en een groene tas voorzien van rode handvatten gevuld met sieraden aangetroffen. Volgens het observatieteam betreft de in de container aangetroffen groene tas, dezelfde tas als de tas die [verdachte] op 15 januari 2017 droeg toen hij bij juwelier [bedrijfsnaam] naar binnen ging.
Op 13 maart 2017 heeft Simons een aantal sieraden en een tas, die waren aangetroffen tussen het huisvuil van de inbeslaggenomen vuilcontainer, herkend als zijn eigendom.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank zal [medev.2 ] vrijspreken van deze woninginbraak, nu enkel kan worden vastgesteld dat hij op 15 januari 2017 met [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] aanwezig was in juwelier [bedrijfsnaam] , waar bij de inbraak in de woning aan de [adres 7] gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de inbraak.
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen sterk in de richting van [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] als verdachten van deze woninginbraak. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [verdachte] , [medev.3 ] en [medev.1 ] de door [benadeelde 4] herkende sieraden bij juwelier [bedrijfsnaam] hebben ingeleverd, dan wel in de vuilcontainer hebben gegooid.
Met betrekking tot de in de vuilcontainer aangetroffen groene tas die soortgelijk is aan de tas die [verdachte] op 15 januari 2017 bij juwelier [bedrijfsnaam] in zijn handen had, overweegt de rechtbank dat dit geen unieke tas betreft en dat ook overigens niets bekend is geworden over de inhoud van deze tas op het moment dat [verdachte] hem in handen had. Het observatieteam heeft ook niet waargenomen dat [verdachte] deze groene tas in de vuilcontainer heeft gegooid. Ook van de witte bigshopper, waarvan wel is waargenomen dat [verdachte] deze weggooide in de vuilcontainer, is de inhoud niet bekend.
Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat tussen het moment waarop de inbraak heeft plaatsgevonden en het moment van inbeslagneming van de vuilcontainer sprake is van een behoorlijke tijdspanne (zowel tussen het plegen van de inbraak en het waarnemen van [verdachte] bij de vuilcontainer als tussen het waarnemen van [verdachte] en de inbeslagname van de vuilcontainer), waarbinnen ook anderen dan de verdachten goederen in de inbeslaggenomen vuilcontainer hebben kunnen gooien.
Gelet op het voorgaande bevat het strafdossier naar het oordeel van de rechtbank, geen sluitende bewijsketen voor de stelling van het openbaar ministerie dat de goederen die [verdachte] op 15 januari 2017 bij zich had toen hij met [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] juwelier [bedrijfsnaam] bezocht, de bij de inbraak aan de [adres 7] te Den Haag gestolen sieraden betroffen. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] eveneens zal vrijspreken van de woninginbraak aan de [adres 7] te Den Haag.
3.4.4
Feit 1 ( [adres 1] te Den Haag)
Aangifte
Aangever [benadeelde 5] heeft verklaard dat zijn zoon op 17 januari 2017 omstreeks 18:30 uur de woning aan de [adres 1] te Den Haag heeft verlaten en afgesloten middels het nachtslot. Er zat toen nog geen schade aan de deur. [17] Op diezelfde datum, omstreeks 20:15 uur, kwam [benadeelde 5] aan bij zijn woning en zag hij dat het slot van de voordeur eruit lag. De volledige woning was doorzocht, ook alle lades en kasten. [benadeelde 5] heeft verklaard dat onder andere twee HP laptops, een X-box, en sieraden zijn weggenomen. [18]
[medev.1 ]heeft ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018 als verdachte in zijn eigen zaak [19] en ook als getuige in de zaken tegen [medev.3 ] en [medev.2 ] [20] verklaard dat hij met anderen betrokken is geweest bij deze inbraak.
Waarnemingen observatieteam en tapgesprekken
Op 17 januari 2017 hebben verbalisanten tussen 16:30 uur en 22:15 uur geobserveerd en daarbij de volgende waarnemingen gedaan.
Om 20:00 uur wordt de Volkswagen met het kenteken [--] geparkeerd op de [straatnaam] te Den Haag, ter hoogte van de [straatnaam] . [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en NN1 stappen om 20:01 uur uit. NN1 stapt als bestuurder in de Volkswagen. [medev.3 ] staat naast de Volkswagen, maakt vrijwel constant gebruik van een mobiele telefoon en kijkt veelvuldig in de richting van de [straatnaam] . [verdachte] en [medev.1 ] lopen om 20:02 uur verder de woonwijk in (omgeving [straatnaam] / [straatnaam] ). Om 20:21 uur rennen [verdachte] en [medev.1 ] over de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] te Den Haag. [verdachte] heeft een tas/rugzak in zijn handen. [medev.3 ] stapt vervolgens als passagier in de Volkswagen, waarna de Volkswagen vertrekt in de richting van de [straatnaam] te Den Haag. De Volkswagen stopt om 20:23 uur op de [straatnaam] te Den Haag ter hoogte van de [straatnaam] . [medev.1 ] stapt als bijrijder in de Volkswagen, NN1 stapt uit en neemt achterin plaats als passagier, en [verdachte] stapt als bestuurder in, waarna de Volkswagen vertrekt. Om 20:25 uur wordt de Volkswagen geparkeerd op de [straatnaam] te Den Haag, ongeveer ter hoogte van het portiek dat toegang geeft tot onder andere perceel 202. [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] stappen uit de Volkswagen. [medev.3 ] draagt een tas. De drie verdachten gaan het portiek binnen dat toegang geeft tot de [adres medev.3] te Den Haag. Om 20:29 uur verlaten [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] het portiek. [21]
Op genoemde datum om 20:18 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [medev.1 ] en [medev.3 ] . Hierin wordt door [medev.3 ] gezegd dat er een auto wordt geparkeerd. [medev.1 ] geeft aan dat hij het weet. [medev.3 ] zegt ‘oké’ en dat is het einde gesprek. [medev.1 ] klinkt hierbij hijgend aan de telefoon. [22]
Doorzoeking kelderbox [adres medev.3]
Op 17 januari 2017 omstreeks 22:28 uur heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de kelderbox behorende bij de woning van [medev.3 ] , [23] gelegen aan de [adres medev.3] te Den Haag. Hierbij werd onder meer een laptop van het merk HP aangetroffen. [24] Op deze inbeslaggenomen HP laptop zijn bestanden aangetroffen op naam van [benadeelde 5] en de laptop bleek over een serienummer te beschikken, dat vrijwel geheel – het getal ‘7’ is vermoedelijk aangezien voor het teken ‘/’- overeen kwam met het serienummer van één van de op 17 januari 2017 uit de woning van [benadeelde 5] weggenomen laptops. [25]
Conclusie van de rechtbank
Op basis van de aangifte, de waarnemingen van het observatieteam, de tapgesprekken, het aantreffen van de aan [benadeelde 5] toebehorende gestolen goederen kort na de inbraak in de kelderbox van [medev.3 ] en de verklaring van [medev.1 ] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] zich schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de [adres 1] te Den Haag. Gelet op de waarnemingen van het observatieteam, waaruit blijkt dat [verdachte] en [medev.1 ] zich daadwerkelijk in de richting van de [straatnaam] hebben begeven en kort daarna rennend met een tas zijn gezien, is de rechtbank van oordeel dat zij zich als medepleger schuldig hebben gemaakt aan deze woninginbraak. De rechtbank acht de rol van [medev.3 ] zoals die uit het dossier naar voren komt, te weten het op de uitkijk staan en het ter beschikking stellen van zijn kelderbox, meer die van medeplichtige en zal hem dan ook voor het subsidiair ten laste gelegde veroordelen.
3.4.5
Feit 8 (Criminele organisatie)
De rechtbank acht meerdere strafbare feiten, te weten een aantal (pogingen tot) woninginbraken, binnen de ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook kan worden bewezen verklaard dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft.
Juridisch kader
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een "criminele organisatie" (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Gedragingen van een verdachte kunnen zowel medeplichtigheid aan enig misdrijf waarop het oogmerk van een criminele organisatie is gericht als deelneming aan die organisatie in de zin van artikel 140 Sr opleveren (HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4415).
Organisatie
Van een organisatie is sprake als vaststaat dat een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband bestaat tussen twee of meer personen, tussen verdachte en tenminste één ander persoon. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193).
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Oogmerk tot het plegen van misdrijven
Als kan worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie dan is voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Het is evenwel niet vereist dat de organisatie bestaat om uitsluitend misdrijven te plegen; het plegen van misdrijven mag ook het naaste doel zijn (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan.
Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is dan ook onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Deelneming aan een organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Elke dergelijke bijdrage, ook wel deelnemingshandeling genoemd, aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132). Voorbeelden daarvan zijn het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie.
Voor deelname is dus voldoende dat verdachte weet dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of zijn gepleegd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven (zie HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651 en HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122).
Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft, zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is dan ook reeds strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan een criminele organisatie.
Beoordeling
Uit het dossier komt naar voren dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] zich – al dan niet in wisselende samenstelling - schuldig hebben gemaakt aan het plegen van (pogingen tot) woninginbraken in de tenlastegelegde periode.
Het dossier bevat elementen die wijzen op een zekere mate van georganiseerdheid binnen deze groep. Zo werd, om de diefstallen uit de woningen mogelijk te maken, gebruik gemaakt van verschillende (huur)auto’s die werden gehuurd op naam van derden, waarbij door de verdachten geld bij elkaar werd gelegd ter betaling van de huur van de auto’s. Aan het begin van de tenlastegelegde periode zijn [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] staande gehouden. Zij zaten op dat moment in een Mercedes-Benz die was gehuurd bij verhuurbedrijf [bedrijfsnaam] op naam van ene [naam] . [medev.1 ] is met een boodschappentas weggerend en werd even later aangehouden. In de tas, die hij op het moment van zijn aanhouding niet meer bij zich droeg, bleken inbrekerswerktuigen te zitten.
De verdachten gebruikten meerdere mobiele telefoons en prepaid simkaarten waarmee voornamelijk onderling contact werd gehouden. Door een aantal verdachten werden de mobiele telefoons ten tijde van de inbraak uitgezet, dan wel thuisgelaten.
Voorts blijkt uit de inhoud van telefoongesprekken, WhatsApp-gesprekken en sms-berichten dat de verdachten gebruik maakten van versluierd taalgebruik. Zo werd onder meer gesproken over ‘voetballen’ en ‘wedstrijden’, waarmee inbreken werd bedoeld. Ook werden gesprekken gevoerd die gingen over het regelen van spullen die nodig waren voor het plegen van inbraken (zoals cilindertrekkers en schroeven). De verdachten duidden elkaar in een aantal getapte gesprekken aan met militaire rangen als officier, luitenant en soldaat.
Hoewel het vorengaande wijst op een zekere mate van georganiseerdheid, acht de rechtbank de organisatiegraad zoals deze uit het dossier naar voren komt niet zodanig, dat in de relatief korte tenlastegelegde periode (waarbinnen [verdachte] - die door de politie wordt gezien als leider - ook nog eens grotendeels gedetineerd was) sprake was van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. De rechtbank neemt hierbij in tevens in aanmerking dat het beeld dat door de politie wordt geschetst van [verdachte] als leider met [medev.1 ] als tweede man, niet strookt met de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van [medev.1 ] heeft gekregen.
Alles afwegend, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden vastgesteld dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] hebben deelgenomen aan een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachten zullen hiervan worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van [verdachte] bewezen dat:
Feit 1.
hij op 17 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 1] twee laptops (merk HP) en een X-Box en sieraden, toebehorende aan [benadeelde 5] , waarbij de verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft door het slot van een toegangsdeur tot die woning te forceren;
Feit 2.
hij op 15 januari 2017 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 2] een ketting (met lapis Lazuli stenen) en sieraden en aankoopbewijzen/bonnen, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft door een raam te verbreken;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de omstandigheid dat verdachte een baan op oproepbasis heeft en dat hij een jong kind heeft. De raadsman heeft in dat kader verzocht om oplegging van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de raadsman tevens – in verband met vermindering van de kans op recidive – verzocht om oplegging van een voorwaardelijk deel.
Ten slotte heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte tijdens zijn schorsing een enkelband heeft moeten dragen en heeft hij verzocht om bij een eventuele strafoplegging voor iedere dag met de enkelband uit te gaan van een halve dag strafvermindering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. De gepleegde woninginbraken maken een professionele en georganiseerde indruk. De woningen zijn volledig doorzocht, waarbij telkens een grote puinhoop is achtergelaten en sprake is geweest van een aanzienlijke buit.
Woninginbraken veroorzaken schade en overlast voor de bewoners van de woningen waar is ingebroken. Voor de bewoners is het ontzettend ingrijpend dat iemand in hun persoonlijke ruimte is binnengedrongen. Een woning is een plek waar een persoon zich veilig zou moeten voelen. De ervaring leert dat slachtoffers van een inbraak zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen woning. Ook worden door woninginbraken gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij niet alleen geen enkel respect heeft voor de eigendommen van een ander, maar ook dat hij geen oog heeft voor de impact die woninginbraken hebben op het gevoel van privacy en het gevoel van veiligheid van iedereen die daarmee te maken krijgt.
Documentatie
De rechtbank heeft meegewogen dat uit het strafblad van verdachte van 29 mei 2018 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit (poging tot diefstal met braak). Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 5 april 2017 en het voortgangsverslag toezicht van 1 juni 2018. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een afwerende houding ten opzichte van hulpverlening en de reclassering. Verdachte was erg beperkt in het verstrekken van informatie. Hij heeft aangegeven dat hij geen problemen ervaart in zijn leven en ook geen hulp van de reclassering nodig heeft. Omdat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, kan de reclassering geen uitspraken doen over de factoren die mogelijk een rol hebben gespeeld bij het delictgedrag.
Geadviseerd wordt om verdachte af te straffen met oplegging van de algemene voorwaarden. Verdachte lijkt goed in staat de voorwaarden te scheppen die hij nodig heeft om te kunnen werken aan een delictvrij bestaan en heeft binnen het elektronisch toezicht tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis laten zien dat hij zich aan gemaakte afspraken kan houden. Met betrekking tot het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag, alsmede voor het vinden van werk ligt voor de reclassering verder geen rol van betekenis. Om die reden worden ten aanzien van verdachte geen bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De op te leggen straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafsoort en de hoogte van de straf rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor verdachte gelden zijn documentatie en het professionele en georganiseerde karakter van de inbraken als strafverzwarende omstandigheden.
De rechtbank houdt geen rekening met de omstandigheid dat verdachte een enkelband heeft gedragen gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Het dragen van een enkelband is niet zo uitzonderlijk in strafzaken dat die omstandigheid aanleiding is voor strafvermindering.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Nu de rechtbank zes van de acht ten laste gelegde feiten niet bewezen acht, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Nu de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte loopt tot aan de datum van de uitspraak, zal de voorlopige hechtenis met ingang van dezelfde datum herleven. Hiertoe is geen nieuwe beslissing nodig. De rechtbank ziet, gelet op haar oordeel, geen aanleiding om opnieuw tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

[benadeelde 3], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot
schadevergoeding, groot € 53.419,52.
7.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsman de materiële schadeposten betwist en heeft hij verzocht de vordering van de benadeelde partij, in verband met een onevenredige belasting van het strafgeding, niet-ontvankelijk te verklaren.
7.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 4], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot
schadevergoeding, groot € 500,00.
7.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij – gelet op zijn pleidooi strekkende tot vrijspraak – niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 5], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot
schadevergoeding, groot € 300,00.
7.3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 300,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij – gelet op zijn pleidooi strekkende tot vrijspraak – niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ter vergoeding van de immateriële schade afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
Bewezen is verklaard dat de benadeelde partij het slachtoffer is geworden van een diefstal met braak. Dit is een vermogensdelict. Artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het eerste lid luidt, voor zover hier relevant:
1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Gesteld noch gebleken is dat hiervan in het onderhavige geval sprake is. Voor wat betreft de in lid 1 onder 1 genoemde mogelijkheid moet naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat verdachte het oogmerk had om de benadeelde partij in een persoonlijkheidsrecht aan te tasten. Verdachte heeft zich zo een aantasting niet tot doel gesteld. Voor wat betreft de in lid 1 onder b genoemde mogelijkheid vormt de omstandigheid dat de benadeelde partij door het optreden van verdachte in zijn woongenot is aangetast onvoldoende grond voor het aannemen van een verplichting tot het betalen van een immateriële schadevergoeding. Hetgeen ter onderbouwing van de gestelde schade voorts is aangevoerd ten aanzien van de psychische gevolgen van de inbraak is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van geestelijk letsel.
Nu de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 BW niet in aanmerking komt voor deze vergoeding, zal de vordering tot immateriële schadevergoeding worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 2 genummerde voorwerp (telefoon) zal worden verbeurdverklaard en dat de onder 1 en 3 (horloges) genummerde voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de onder 1 en 3 genummerd voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen.
De rechtbank zal de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp (gouden Rolex horloge). Verdachte heeft de voorgaande jaren slechts in beperkte mate legale inkomsten gehad. Over de wijze waarop hij het voorwerp heeft verkregen heeft hij geen redelijke verklaring gegeven. De rechtbank concludeert derhalve dat het voorwerp onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig is.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 3 tot en met 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt vast dat, nu in het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 11 december 2017 als ingangsdatum 14 december 2017 en als einddatum de dag van de einduitspraak is opgenomen, de schorsing van rechtswege eindigt op de dag van de einduitspraak,
6 juli 2018, en de voorlopige hechtenis op die datum weer wordt hervat;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] af;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten: een telefoon (Alcatel) en een horloge (Rolex zilver /goud namaak);
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een horloge (Rolex, kl: goud).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer Utukku 16/DH2R016087, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1807).
2.Proces-verbaal van bevindingen pagina 48.
3.Proces-verbaal van bevindingen pagina 53.
4.Proces-verbaal van bevindingen pagina 50.
5.Relaas proces-verbaal pagina 11.
6.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , pagina 766 en 777 met goederenbijlage, pagina 769-773.
7.Proces-verbaal resume taps omtrent inbraken 15 januari 2017, pagina 347.
8.Geschrift, te weten een weergave van een tapgesprek d.d. 15-01-2017 om 19:13:12 uur, pagina 379.
9.Geschrift, te weten een weergave van sms-berichten d.d. 15-01-2017 om 22:57:15 resp. 22:57:27 uur, pagina 397 en 398.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 814.
11.Proces-verbaal van observatie, pagina 441.
12.Proces-verbaal zoeken 7XSG58, pagina 815.
13.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden GWK, pagina 830-832 met als bijlage een kopie van transactiebonnen, pagina 833 en 834.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 793 en 794.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 801 en 802.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medev.4 ] , pagina 430 (dossier [medev.4 ] ).
17.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 5] , pagina 405 en 406 met bijlage goederen, pagina 413 tot en met 415.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 455.
19.Verklaring verdachte [medev.1 ] ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018.
20.Verklaring getuige [medev.1 ] ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018.
21.Proces-verbaal van observatie op dinsdag 17 januari 2017, pagina 441 en 442.
22.Proces-verbaal van bevindingen omtrent de inbraak [adres 1] , pagina 460.
23.Proces-verbaal van observatie, pagina 441.
24.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 452 en 453.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 455.