ECLI:NL:RBDHA:2018:4951
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en hoorplicht in bezwaarprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser, die sinds 2001 arbeidsongeschikt is, ontving uitkeringen van het UWV en De Amersfoortse. De rechtbank diende te beoordelen of deze uitkeringen terecht tot het belastbare inkomen uit werk en woning zijn gerekend door de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 tot en met 2014, welke door de inspecteur op 29 augustus 2016 waren opgelegd.
Tijdens de zitting op 29 maart 2018 was de eiser niet aanwezig, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging op juiste wijze was verzonden en dat er geen aanleiding was om de zitting uit te stellen, ondanks een verzoek van de eiser om uitstel. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking van de rechter niet in behandeling genomen, omdat dit niet tijdig was ingediend.
De rechtbank concludeerde dat de uitkeringen van het UWV en De Amersfoortse terecht als belastbaar inkomen zijn aangemerkt, op basis van de relevante wetgeving. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet benadeeld was door het ontbreken van een hoorgesprek in de bezwaarprocedure, omdat er geen verschil van mening bestond over de feiten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen van de eiser ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.