In deze zaak verzoekt de vader, afkomstig uit Somalië en sinds 1999 in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, om een verklaring voor recht dat er sprake is van een huwelijk met zijn vrouw, en subsidiair om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van drie in Somalië geboren kinderen. De vader is in 2005 naar Groot-Brittannië geëmigreerd, waar zijn gezin zich bij hem voegde. De rechtbank Den Haag heeft zich onbevoegd verklaard, omdat er onvoldoende verbondenheid is met de Nederlandse rechtssfeer. De rechtbank overweegt dat de man, de vrouw en de minderjarigen in Groot-Brittannië wonen en dat er geen bewijs is dat het in Groot-Brittannië niet mogelijk is om de procedure daar te starten. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is geoordeeld dat enkel de Nederlandse nationaliteit van de verzoeker niet voldoende is voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank verklaart de Nederlandse rechter onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.