ECLI:NL:GHDHA:2017:3296
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- C.M. Warnaar
- O.I.M. Ydema
- N.P.C. van Wijk
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in adoptieverzoek van in het buitenland wonende minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin het verzoek om de adoptie van een minderjarige naar Nederlands recht werd afgewezen. De verzoekers, een vader en een moeder, wonen in Brazilië en hebben op 4 november 2016 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 10 augustus 2016. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de adoptie van de minderjarige, die in Brazilië was uitgesproken, in Nederland kon worden erkend, maar het verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken werd afgewezen.
Tijdens de zitting op 6 september 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was. De vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de minderjarige waren wel aanwezig. Het hof moest eerst de vraag beantwoorden of de Nederlandse rechter rechtsmacht had in deze zaak, gezien het feit dat zowel de verzoekers als de minderjarige in Brazilië wonen. Het hof overwoog dat de vader de Nederlandse nationaliteit bezit, maar dat dit op zichzelf niet voldoende was om rechtsmacht te vestigen.
Het hof concludeerde dat de zaak onvoldoende verbonden was met de rechtssfeer van Nederland. De verzoekers hadden weliswaar aangevoerd dat zij zich verbonden voelden met de Nederlandse cultuur en dat zij in de toekomst mogelijk naar Nederland zouden willen verhuizen, maar het hof vond deze argumenten niet concreet genoeg. Daarom werd de bestreden beschikking vernietigd en werd beslist dat de Nederlandse rechter onbevoegd was om van de verzoeken ten aanzien van de minderjarige kennis te nemen.