ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9814
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M. Brakel
- I.M. Smeets
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming erkenning en omgangsregeling in familierechtelijke kwestie
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 11 juni 2012 was ingediend. Het betreft een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning en een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met betrekking tot een minderjarige, geboren in Zwitserland. De verzoeker, de man, stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, hoewel hij momenteel in Zwitserland verblijft. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat zowel de minderjarige als de vrouw nooit in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) zijn ingeschreven, en concludeert dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Zwitserland is gelegen. Hierdoor is de Nederlandse rechter niet bevoegd om het verzoek tot vaststelling van de omgangsregeling te behandelen, aangezien dit onder het Haags Kinderbeschermingsverdrag valt.
Ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning, heeft de rechtbank vastgesteld dat de rechtsmacht niet kan worden beoordeeld aan de hand van de EG-Verordening nr. 2201/2003 (Brussel II-bis) of het HKV'96, maar aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank concludeert dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning te behandelen, omdat de verzoeker in Nederland woont. De rechtbank besluit dat de minderjarige vertegenwoordigd moet worden door een bijzonder curator, voordat er inhoudelijk op het verzoek kan worden ingegaan. De rechtbank benoemt mr. I.J. Pieters tot bijzonder curator over de minderjarige.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat zij zich onbevoegd verklaart ten aanzien van het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling, maar bevoegd is om het verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning te behandelen, met de benoeming van een bijzonder curator als noodzakelijke stap.