ECLI:NL:RBDHA:2018:15834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2018
Publicatiedatum
20 januari 2019
Zaaknummer
NL18.21367, NL18.21367 en NL18.21369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Oekraïense Roma op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij drie Oekraïense Roma-eisers hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat Oekraïne als veilig land van herkomst was aangewezen. De eisers, die zich beroepen op bedreigingen en geweld in Oekraïne, hebben beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 13 december 2018 hebben de eisers hun standpunten toegelicht, waarbij zij onder andere verwezen naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken die de situatie van Roma in Oekraïne aan de orde stelden. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat Oekraïne, ondanks de zorgen over de Roma, als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat Oekraïne voor hen persoonlijk niet veilig was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond waren afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met concrete bewijsstukken te onderbouwen, vooral in het licht van de aanwijzing van een land als veilig.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.21365, NL18.21367 en NL18.21369
v-nummers: [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] ,
[nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres 1,

[naam 2], eiseres 2,
mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 3], geboren [geboortedatum 3] ,
[naam 4], geboren [geboortedatum 4] ,
[naam 5], geboren [geboortedatum 5] ,
[naam 6], geboren [geboortedatum 6] ,
[naam 7], geboren [geboortedatum 7] ,
[naam 8], geboren [geboortedatum 8] ,
[naam 9], eiseres 3,
mede namens haar minderjarige kind
[naam 10], geboren [geboortedatum 10] ,
gezamenlijk te noemen eisers,
(gemachtigde: mr. J.W. de Haan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke besluiten van 6 november 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en verzoeken om een voorlopige voorziening (NL18.21366, NL18.21368 en NL18.21370) ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken NL18.21366, NL18.21368 en NL18.21370, plaatsgevonden op 13 december 2018. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn allen Burger van Oekraïne. Eisers 1, 2 en 3 zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] , [geboortedatum 2] en [geboortedatum 9] . Zij hebben, mede ten behoeve van hun minderjarige (klein)kinderen, op 24 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend. Eisers hebben ieder aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat de zus van eiseres 1 is vermoord en dat zij zijn bedreigd. Eiseres 2 heeft zich daarnaast beroepen op de omstandigheden in Oekraïne.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder gelooft de verklaringen van eisers over hun asielmotieven niet, Oekraïne is aangewezen als veilig land van herkomst en eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Oekraïne voor hen persoonlijk niet veilig is. Verweerder heeft aan eisers een vertrektermijn onthouden en hen een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
3. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder in de bestreden besluiten zo goed als niet op hun zienswijzen heeft gereageerd, met name voor wat betreft hun beroep op de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch [1] .
Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de achtergrond van eisers. Zij behoren tot de in ernstige mate achtergestelde bevolkingsgroep Roma en zij hebben niet of nauwelijks onderwijs gehad. Van eisers mag niet worden verwacht dat zij in staat zijn om verklaringen af te leggen die voldoen aan de eisen zoals verweerder die stelt.
Verweerder miskent volgens hen de kern van het asielverzoek, namelijk dat eisers werden bedreigd nadat zij een poging tot aangifte van moord hadden gedaan en nadat zij hadden geconcludeerd dat de autoriteiten hier kennelijk niet tegen optraden.
Eisers hebben ten slotte gewezen op overwegingen 14 tot en met 20 van de genoemde uitspraak van de rechtbank zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. Daaruit blijkt dat verweerder bij zijn herbeoordeling van de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de - ook door eisers overgelegde - informatie van Vluchtelingenwerk Nederland over Roma in Oekraïne.
Eisers menen dat uit hun relazen blijkt van een zodanige ernstige beperking van hun bestaansmogelijkheden dat het voor hen onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied in Oekraïne te functioneren.
4. Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst onverkort geldt en dat er geen aanleiding bestaat om hierop een uitzondering te maken voor de bevolkingsgroep Roma. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 6 september 2018 [2] en van 12 april 2018 [3] en zittingsplaats Zwolle, van 4 december 2018 [4] .
Daarnaast stelt verweerder dat eisers er niet in zijn geslaagd om aannemelijk te maken dat Oekraïne voor hen persoonlijk niet veilig is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De plaatsing van een land op de lijst van veilige landen van herkomst [5] , mits gedaan op basis van zorgvuldig onderzoek en voorzien van een deugdelijke motivering, verschaft het algemeen rechtsvermoeden dat een vreemdeling uit het desbetreffende land geen bescherming nodig heeft, omdat daar in het algemeen en op duurzame wijze geen sprake is van vluchtelingrechtelijke vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [6] . De verwijzing naar de aanwijzing volstaat dan in beginsel als motivering voor het afwijzen van een asielaanvraag als kennelijk ongegrond. Het is vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het land van herkomst voor hem persoonlijk niet veilig is. [7]
6. Verweerder dient de situatie in het als veilig aangewezen land van herkomst regelmatig opnieuw te bezien. [8] De vreemdeling op zijn beurt behoudt te allen tijde de mogelijkheid om het bedoelde rechtsvermoeden te weerleggen en om aannemelijk te maken dat de algemene veiligheidssituatie ten tijde van het besluit op zijn asielaanvraag is gewijzigd. [9] Een dergelijk standpunt kan ook betrekking hebben op de algemene veiligheid voor een bepaalde bevolkingsgroep [10] .
7. Oekraïne is sinds oktober 2016 aangewezen als een veilig land van herkomst [11] . Verweerder heeft hiervan in juni 2018 een herbeoordeling uitgevoerd [12] . Verweerder heeft hieruit geconcludeerd dat de situatie in Oekraïne in zijn algemeenheid niet in aanmerkelijke zin is gewijzigd.
8. Zoals verweerder heeft opgemerkt, heeft de rechtbank, zittingsplaats Middelburg eerder geconcludeerd dat Oekraïne ook voor Roma in beginsel geldt als een veilig land van herkomst. Bij dat oordeel heeft de rechtbank in de genoemde uitspraak van 6 september 2018 informatie betrokken over de algemene positie van Roma in Oekraïne zoals vervat in een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 augustus 2018. De uitspraak van de rechtbank is in hoger beroep bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [13] .
9. Eisers hebben zich in hoofdzaak beroepen op het in rechte vaststaande oordeel van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 10 oktober 2018, dat verweerder in de herbeoordeling van Oekraïne als veilig land van herkomst onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de Roma niet zijn uitgezonderd van de aanwijzing, dan wel waarom zij niet verhoogde aandacht verdienen. De rechtbank heeft in die uitspraak vastgesteld dat uit de herbeoordeling niet blijkt dat verweerder recente informatie over de positie van Roma in Oekraïne in de periode 2017 tot juni 2018 heeft betrokken, terwijl de eisers in die zaak actuele informatie hadden aangeleverd waaruit bleek van recent geweld tegen Roma. Dit betrof informatie uit het United States Department of State (USDOS) Country Report 2017 over Oekraïne van 20 april 2018, het rapport van Amnesty International (AI) ‘Report 2017/2018 – The State of the World’s Human Rights – Ukraine’ en een overzicht van VWN [14] met daarin een bericht van Radio Free Europe van 18 juli 2018, informatie van het European Roma Rights Center (ERRC) van 12 juli 2018, informatie van Human Rights Watch van 14 juni 2018 en een artikel van AI van 16 mei 2018.
10. De rechtbank overweegt dat de uitspraak van 10 oktober 2018 de rechtskracht van de bestaande aanwijzing niet aantast. De uitspraak laat verder de mogelijkheid open dat verweerder afdoende motiveert waarom Oekraïne ook voor Roma nog altijd moet worden gezien als veilig land van herkomst. Daarbij valt uit de uitspraak niet af te leiden dat verweerder in die zaak zijn visie heeft gegeven op de genoemde actuele informatie over Roma in Oekraïne.
11. Voor zover eisers hebben aangevoerd dat verweerder in de bestreden besluiten niet of nauwelijks is ingegaan op de uitspraak van 10 oktober 2018, slaagt het beroep niet. Verweerder heeft in de bestreden besluiten van eiseres 2 en 3 overwogen dat uit de overgelegde artikelen niet blijkt van systematische vervolging van Roma in Oekraïne en evenmin dat de Oekraïense autoriteiten niet bereid of in staat zijn tot maatregelen om discriminatie van Roma tegen te gaan. Eiseres 1 heeft de uitspraak van 10 oktober 2018 niet in haar zienswijze genoemd.
12. Verweerder heeft in zijn verweerschrift nader gereageerd. Verweerder stelt dat onder meer het USDOS Country Report 2017 is betrokken bij de herbeoordeling. Dit heeft geleid tot de algemene conclusie dat de situatie in Oekraïne sinds de eerste beoordeling niet in aanmerkelijke zin is gewijzigd. Ook ten tijde van de aanwijzing was er sprake van mensenrechtenschendingen in Oekraïne. Uit het genoemde rapport volgt ook dat men in het algemeen bij mensenrechtenschendingen de bescherming in kan roepen van de (hogere) autoriteiten. Dit is niet altijd effectief, maar specifiek ten aanzien van Roma vermeldt het rapport gevallen waarin onderzoeken zijn geopend naar aanleiding van geweld tegen Roma.
Het bericht van het ERRC van 12 juli 2018 meldt de medische behandeling van Roma slachtoffers na een aanval en het openen van strafrechtelijke onderzoeken. Ook heeft het ERRC meegedeeld er samen met partners in Oekraïne op toe te zullen zien dat Roma die slachtoffer zijn geworden van dit geweld bij de rechtbanken gerechtigheid zullen verkrijgen. Uit de berichtgeving van Radio Free Europe blijkt van arrestaties en vervolging van ultranationalisten in verband met aanvallen in mei en juni 2018 op Roma kampen. Ook in het bericht van AI van 16 mei 2018 wordt gemeld dat de politie op aangeven van de Minister van Binnenlandse Zaken van Oekraïne een onderzoek is gestart naar een aanval op Roma. Uit een rapport van The European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) van 19 september 2017 blijkt volgens verweerder dat er wordt gewerkt aan een verbetering van de positie van Roma in Oekraïne. Ten slotte meldt de Country Policy and Information Note van het UK Home Office van 24 januari 2017 enkele positieve ontwikkelingen, in de zin dat de autoriteiten zeggen meer te reageren op zorgen van de Roma gemeenschap en dat maatschappelijke organisaties en kerken hulp bieden aan Roma die het conflict in Oost-Oekraïne zijn ontvlucht.
13. Zoals volgt uit de Procedurerichtlijn, ziet de verplichting tot herbeoordeling van als veilig aangemerkte landen van herkomst op het signaleren van ingrijpende wijzigingen met betrekking tot de mensenrechtensituatie in een dergelijk land [15] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de situatie in Oekraïne ook voor Roma niet in aanmerkelijke zin is gewijzigd sinds de aanwijzing als veilig land van herkomst in oktober 2016. Hoewel uit de verschillende rapporten blijkt van gevallen van (ernstige) mensenrechtenschendingen en voorkomend gebrekkig overheidsoptreden, moet uit de overgelegde informatie worden afgeleid dat de situatie in Oekraïne ook voor Roma zich nog steeds kenmerkt door afwezigheid in het algemeen en op duurzame wijze van vluchtelingrechtelijke vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
14. Eisers hebben niet aannemelijk weten te maken dat Oekraïne voor hen persoonlijk niet veilig is. Verweerder heeft de verklaringen van eisers over de door hen ondervonden problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daartoe gemotiveerd overwogen dat eisers hun verklaringen niet met documenten hebben onderbouwd en dat zij vaag en summier hebben verklaard over de gestelde moord op de zus van eiseres 1, over de ondervonden bedreigingen en over hun pogingen om hiervan aangifte te doen bij de politie.
Eisers weten niet wie verantwoordelijk is voor de gestelde moord of wat het motief hiervoor is geweest. Evenmin weten ze wie hen heeft bedreigd, zijn ze vaag over de aard en inhoud van de bedreigingen en kunnen ze niet verklaren waarom zij zouden zijn bedreigd.
15. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder hierbij onvoldoende rekening zou hebben gehouden met hun opleiding en ontwikkeling. Van eisers mocht redelijkerwijs verwacht worden dat zij helder en concreet kunnen verklaren over de gestelde ingrijpende gebeurtenissen die voor hen aanleiding zijn geweest om hun land te ontvluchten. Met de enkele verwijzing naar hun beperkte opleiding hebben eisers geen goede reden gegeven waarom zij hiertoe niet in staat zouden zijn. Ook uit de verslagen van de gehoren valt niet af te leiden dat eisers niet naar behoren konden verklaren.
16. De aanvragen zijn dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
17. De beroepen zijn ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:12292
4.Zaaknummer NL18.20659
5.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474
8.Artikel 3.105ba, derde lid, van het Vb
9.AbRS 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 3.13.3.
10.Zie Conclusie Staatsraad Advocaat-Generaal Widdershoven 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2040.
11.Brief van verweerder aan de Tweede Kamer, TK 2016-2017, dossier 19 637, nr. 2241
12.Brief van verweerder aan de Tweede Kamer, TK 2017-2018, dossier 19 637, nr. 2392
13.Uitspraak 17 oktober 2018, zaaknummer 201807692/1.
14.De desbetreffende brief is – kennelijk onjuist – gedateerd op 13 juni 2018.
15.Richtlijn 2013/32/EU, overweging 48 en artikel 37, derde lid.