Uitspraak
[kind], eiseres,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense vrouw, eiseres, die een asielaanvraag had ingediend op basis van verkrachting en discriminatie in Oekraïne. Eiseres, geboren in Oekraïne, heeft aangevoerd dat zij in 2012 is verkracht door een man, genaamd [naam], en dat zij sindsdien problemen ondervindt van deze man, die haar en haar kinderen zou hebben lastiggevallen. Eiseres heeft ook gesteld dat zij gediscrimineerd werd vanwege haar afkomst uit de Krim. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, stellende dat Oekraïne als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen bescherming van de autoriteiten zou kunnen krijgen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gestelde problemen van eiseres niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat eiseres geen hulp heeft gezocht bij de autoriteiten en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten haar niet zouden kunnen of willen helpen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiseres in Oekraïne een woning, werk en kinderopvang had en dat zij op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen een week na verzending van de uitspraak.