ECLI:NL:RBDHA:2018:12292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.16331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van Oekraïne als veilig land van herkomst voor Roma

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Roma-vrouw uit Oekraïne. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende recente informatie had betrokken over de positie van Roma in Oekraïne, met name in de periode van 2017 tot juni 2018. De rechtbank wees op meldingen van systematische vervolging van Roma en de toenemende haat en geweld tegen deze bevolkingsgroep in Oekraïne. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had gemotiveerd waarom Roma niet als een kwetsbare groep moesten worden beschouwd bij de beoordeling van asielaanvragen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, maar wees de aanvraag af als ongegrond op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat zij persoonlijk het risico liep op ernstige schade of vervolging in Oekraïne. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.16331

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

ProcesverloopBij besluit van 6 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Daarnaast is ambtshalve besloten dat aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 juncto artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Aan eiseres is evenmin uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Tegen haar is een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de datum dat eiseres Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder zaaknummer NL18.16332.
Het beroep en het verzoek zijn samen behandeld ter zitting van 3 oktober 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 25 augustus 2018 een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Ter onderbouwing van die aanvraag heeft zij, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd. Eiseres is [eiseres] , geboren op [geboortedag] 1973 te Minsk (Wit-Rusland / Belarus), behorende tot de Roma bevolkingsgroep en van Oekraïense nationaliteit. Eiseres is geboren in Minsk en heeft daar vier jaar op school gezeten. Daarna ging zij niet meer. Toen zij op 17-jarge leeftijd trouwde, regelde haar man voor haar een paspoort en het burgerschap van de Oekraïne. Zo’n drie tot vier jaar geleden zijn zij en haar man uit elkaar gegaan. Ze had niemand meer in Oekraïne. Haar zoon, die in Wit-Rusland is geboren, verbleef al vanaf zijn derde merendeels bij haar moeder in Minsk. Financieel zorgde eiseres voor hem. Ze betaalde zijn school en zijn onderhoud. Na haar scheiding had eiseres geen plek meer om te wonen. Ze kon ook geen werk vinden in Oekraïne omdat ze laaggeschoold is en/of omdat ze Roma is. Eiseres heeft nooit hulp of bescherming gevraagd bij organisaties of instellingen voor Roma. Ze is laaggeletterd en heeft ook nooit gehoord van het bestaan van dergelijke organisaties of instellingen. Eiseres heeft haar spullen gepakt en is bij haar familie, onder wie haar moeder en zoon, in Minsk gaan wonen. Eiseres kon in Wit-Rusland verblijven als ze iedere maand voor twee dagen terugkeerde naar Oekraïne. Eiseres werkte op de markt en verdiende zo steeds genoeg om de reis en het verblijf in de Oekraïense plaats Tjernigov te betalen. Op 22 augustus 2018 is eiseres met tien familieleden uit Wit-Rusland vertrokken. De reden voor hun vertrek heeft te maken met problemen met schuldeisers. Zij zijn via Polen naar Nederland gekomen.
2. Volgens het voornemen van verweerder bevat het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen:
- Eiseres stelt te zijn [eiseres] , geboren op [geboortedag] 1973 te Minsk. Zij stelt de Oekraïense nationaliteit te hebben en te behoren tot de Roma.
- Eiser had het moeilijk in Oekraïne vanwege haar etnische afkomst als Roma en de omstandigheid dat zij laaggeschoold is. Eiseres stelt te zijn weggegaan uit Oekraïne, omdat zij na de scheiding van haar partner niemand meer had daar.
- Eiseres stelt problemen te hebben gehad in Wit-Rusland.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de problemen in Wit-Rusland ten onrechte als relevant element zijn benoemd in het voornemen. Eiseres heeft immers de Oekraïense nationaliteit en verweerder heeft de gestelde problemen in Wit-Rusland in het voornemen en het bestreden besluit dan ook niet verder getoetst.
Het bestreden besluit
3. Over de geloofwaardigheid van de relevante elementen heeft verweerder zich op het volgende standpunt gesteld. De gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst worden geloofwaardig geacht. Verder wordt eiseres gevolgd in haar verklaringen dat de situatie in Oekraïne voor haar moeilijk was vanwege haar etniciteit en omdat zij laagopgeleid is. Dit leidt niet tot de conclusie dat eiseres in aanmerking komt voor asielrechtelijke bescherming. Eiseres is afkomstig uit Oekraïne, een land dat bij brief van verweerder van 11 oktober 2016 (Kamerstukken II 2016/17. 19 637, nr. 2241) is aangemerkt als een veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle staan van de centrale autoriteiten. Deze uitzondering betreft de Krim en het conflictgebied dat een deel van de oostelijke provincies Donetsk en Loegansk beslaat en in handen is van door Rusland gesteunde gewapende groeperingen. Bij brief van 11 juni 2018 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitgevoerde herbeoordeling van veilige landen van herkomst. Hierbij heeft ook de beoordeling plaatsgehad van Oekraïne. Deze herbeoordeling heeft geen aanleiding gevormd het beleid ten aanzien van Oekraïne te wijzigen, met uitzondering van LHBTI’s. Gelet op deze recente herbeoordeling, waarbij met name – maar niet uitsluitend – de landenrapporten van US State Department (USDOS) zijn meegenomen, wordt geconcludeerd dat het door eiseres overgelegde stuk van Amnesty en het rapport van USDOS van 20 april 2018 reeds zijn betrokken bij de herbeoordeling, maar deze informatie geen aanleiding heeft gevormd het beleid ten aanzien van de Roma in Oekraïne te wijzigen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat de door eiseres in beroep genoemde stukken, waaronder het hierboven genoemde van 20 april 2018, inderdaad niet expliciet in de herbeoordeling zijn benoemd en betrokken, maar dat deze stukken geen wezenlijk ander beeld schetsen met betrekking tot de situatie van Roma in Oekraïne.
4. Verweerder merkt voorts op dat in recente, vergelijkbare zaken van Roma uit Oekraïne zowel door de rechtbank als door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is geoordeeld dat voor Roma geen uitzondering behoeft te worden gemaakt inzake het oordeel dat Oekraïne als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. Verweerder verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 16 november 2017 (ECLI:NL:RBOVE:2017:4265), die bij uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2018 is bevestigd, nrs. 201709347/1/V2 en 201709347/2/V2. Verder ook naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 12 april 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:5041) en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 21 september 2017 (ECLI:NL:RBNNE:2017:3630). Deze jurisprudentie noopt niet tot de conclusie dat Oekraïne voor Roma niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
5. Dat het lastig is voor Roma in Oekraïne wordt erkend, maar leidt niet tot verlening van internationale bescherming aan eiseres. Eiseres wijst op algemene informatie, maar maakt niet aannemelijk dat Oekraïne voor haar persoonlijk als Roma niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Niet is gebleken dat de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd, dat het voor eiseres onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Uit haar verklaringen blijkt dat zij in Oekraïne, wanneer zij daar verbleef, onderdak had en daar heeft kunnen werken. Uit de verklaringen van eiseres volgt tevens dat zij door de Oekraïense autoriteiten in het bezit is gesteld van identificerende documenten. Daarbij heeft zij nimmer hulp ingeroepen van de plaatselijke of hogere autoriteiten, dan wel van hulporganisaties en instellingen om haar situatie te verbeteren. De enkele uitleg van eiseres, dat zij niet wist tot wie zij zich kon wenden, is onvoldoende om dit te verschonen. De omstandigheid dat zij laaggeschoold is, ontslaat haar niet van de inspanningsverplichting hulp te zoeken. Hiermee is niet gebleken dat eiseres geen toegang had tot (hulp)organisaties om haar situatie te verbeteren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Oekraïne zijn verdragsverplichtingen jegens haar niet nakomt.
6. Daarbij merkt verweerder nog op dat niet iedere beperking van de mensenrechten wordt gezien als een daad van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Er zal sprake moeten zijn van een bepaalde intensiteit van de schending van het betreffende mensenrecht. Niet is gebleken dat eiseres met dermate ernstige repressie te maken heeft gekregen, dan wel te maken dreigt te krijgen, dat in haar geval tot vluchtelingschap of ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moet worden geconcludeerd.
7. Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond ingevolge artikel 31 van de Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
De beroepsgronden
8. Eiseres is van mening dat de Oekraïne ten aanzien van Roma niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, omdat de Roma in de Oekraïne gediscrimineerd worden, en in het openbare leven maar een marginale rol kunnen vervullen. Voorts beschermt de overheid de Roma niet als zij het slachtoffer worden van een negatieve bejegening door andere inwoners in de Oekraïne. Eiseres verwijst hierbij naar het rapport van USDOS van 20 april 2018 over het jaar 2017, waarin op de positie van Roma in de Oekraïne wordt ingegaan. Volgens eiseres is verweerder hier onvoldoende op ingegaan, dan wel heeft hij deze informatie niet zorgvuldig bij de beoordeling betrokken door enkel te verwijzen naar zijn brief van 11 juni 2018 aan de Tweede Kamer, waarin een herbeoordeling is opgenomen van de algemene situatie in de Oekraïne. Voor zover in de brief wordt verwezen naar het USDOS, gaat dit over het rapport van het jaar 2016, terwijl eiseres het rapport over het jaar 2017 heeft overgelegd. Daarnaast is in de brief slechts zeer summier ingegaan op de positie van Roma.
9. Eiseres merkt verder op dat verweerder in het bestreden besluit weliswaar een aantal uitspraken heeft aangehaald van d rechtbank en de Afdeling, waarin is uitgemaakt dat Roma niet dienen te gelden als een groep waarvoor de Oekraïne geen veilig land van herkomst is, maar uit deze uitspraken blijkt niet dat de door eiseres overgelegde stukken bij die beoordeling zijn betrokken. Eiseres legt een aantal stukken over van het European Roma Rights Center (ERRC), waaruit blijkt dat er in de Oekraïne zelfs nog zeer recentelijk aanslagen zijn gepleegd op Roma door rechts-extremisten, waarbij met name de laksheid waarmee de overheid op deze aanslagen reageerde een punt van grote zorg is. Deze houding van de Oekraïense overheid ten aanzien van Roma wordt verder ondersteund door het rapport van US State Department over 2017 en het rapport van Amnesty International: 'Report 2017/2018 – The State of the World’s Human Rights – Ukraine'. Verder wordt verwezen naar een overzicht van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) over de positie van Roma. De bronnen die VWN noemt, zoals onder ander Human Rights Watch en Amnesty, maken alle melding van de slechte positie van Roma in de Oekraïne en het feit dat de autoriteiten niet adequaat reageren op de toenemende gewelddadige aanvallen op en dreigingen tegen Roma.
10. Eiseres meent voorts dat uit haar relaas blijkt dat er ook in haar leven sprake is geweest van discriminatie die zodanig was dat zij zich in de Oekraïne niet kon handhaven. Het spijt haar dat verweerder de problemen die zij heeft gehad bij het vinden van werk en huisvesting slechts aanmerkt als ‘lastig’, terwijl dit voor het dagelijks leven van wezenlijk belang is. Het ondervinden van moeilijkheden bij het vinden van werk en huisvesting is bij uitstek een manier waarop discriminatie van een bepaalde groep tot uitdrukking komt. Zij meent dat de discriminatie die zij heeft ondervonden voldoende ernstig is.
11. Over het feit dat zij geen bescherming heeft gevraagd van de overheid, merkt eiseres op dat zij laaggeschoold is, zodat zij helemaal niet weet hoe of waar zij om hulp zou kunnen vragen. Daarnaast blijkt uit het rapport van het USDOS wel dat de overheid Roma discrimineert, zodat zij van die zijde ook geen hulp hoeft te verwachten.
12. Eiseres is het er niet mee eens dat zij Nederland onmiddellijk zou moeten verlaten. Zij is op reguliere wijze binnengekomen, aangezien zij als burger van de Oekraïne niet visumplichtig is. Zij heeft zich daarnaast onverwijld gemeld, binnen de vrije termijn, en zich gehouden aan alle verplichtingen die haar zijn opgelegd. Ze is daarnaast ingereisd met haar moeder en zoon, met wie zij in de Oekraïne heeft samengewoond. Zij is afhankelijk van hen en zij van haar. In de aanvullende gronden van beroep heeft eiseres een foto overgelegd van de medicijnen die haar moeder dagelijks tot zich moet nemen. Eiseres stelt dat zij haar moeder in alle zaken begeleidt die samenhangen met haar medische situatie. Eiseres is bij uitstek met deze zorg belast, omdat zij van de kinderen van haar moeder altijd het meest betrokken is geweest omdat haar zoon bij haar moeder in Wit-Rusland is opgegroeid. Eiseres wil daarom ook graag samen met hen Nederland verlaten, mocht dat de afloop van de procedure zijn.
Eiseres is het om genoemde redenen ook niet eens met het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Daar komt bij dat zij geen gevaar is voor de openbare orde, dat zij zich niet aan het toezicht heeft onttrokken en een asielaanvraag heeft gedaan die niet van elke grond ontbloot is. Eiseres verwijst daarbij naar paragraaf 14 uit de preambule en artikel 11 van de Terugkeerrichtlijn, waarin word aangeven dat de duur van het inreisverbod per geval volgens de omstandigheden dient te worden bepaald. In haar geval is er helemaal geen afweging geweest welke termijn passend is.
Beoordeling
13. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat verweerder bij de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst een uitzondering had moeten maken voor Roma. Uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474) blijkt dat verweerder een groep alleen uitzondert, omdat hij bij de beoordeling van een asielaanvraag van een vreemdeling die tot die groep behoort er niet op voorhand van wil uitgaan – zoals hij dat wel doet bij andere vreemdelingen uit zo’n veilig land – dat hij bij eventuele problemen de bescherming van de autoriteiten kan krijgen. Verweerder heeft toen ook toegelicht dat een uitzondering voor een groep niet betekent dat die groep in het land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of blootstelling aan een praktijk van onmenselijke behandelingen in de zin van artikel 3 van het EVRM. Dat kan louter uit dit voorbehoud niet worden afgeleid. Verweerder wijst een land overigens hoe dan ook niet aan als veilig land van herkomst als er in dat land groepen zijn waarvan vaststaat dat die een dergelijke behandeling ten deel zou vallen.
14. Bij brief van 11 juni 2018 heeft verweerder de Tweede Kamer geïnformeerd over de herbeoordeling van veilige landen van herkomst, zoals Oekraïne, die in de tweede en derde tranche als zodanig zijn aangemerkt. Naar de mening van verweerder hoeft een herbeoordeling in eerste instantie geen volledige herbeoordeling te zijn zoals de eerste beoordeling. Volgens hem volstaat het om te bezien of ten aanzien van de belangrijkste criteria de situatie in het land aanmerkelijk is gewijzigd. Verweerder sluit hiermee aan bij de werkwijze die in Canada door de Immigration, Refugees and Citizenship Canada (IRCC) is ontwikkeld, waarbij op basis van een beperkt aantal bronnen, met name de landenrapporten van het USDOS en de rapporten van Freedom House, in een snelle beoordeling een aantal criteria wordt onderzocht. De criteria die hij daarbij hanteert zijn:
- democratisch bestuur,
- bescherming van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon,
- vrijheid van meningsuiting,
- vrijheid van godsdienst en vereniging,
- bescherming tegen discriminatie en vervolging door derden,
- toegang tot onafhankelijk onderzoek.
- toegang tot een onafhankelijke rechterlijke macht, en
- toegang tot rechtsmiddelen.
Verweerder merkt in zijn brief van 11 juni 2018 verder op, dat indien er een aanmerkelijke achteruitgang is op één van de eerste drie punten of als er op een meerderheid van de criteria een achteruitgang wordt geconstateerd, een uitgebreide beoordeling van het land van herkomst volgt. In de tussentijd zal dan het veilige landenbeleid ten aanzien van dat land worden opgeschort.
Verweerder stelt zich ten slotte in zijn brief van 11 juni 2018 op het standpunt dat uit de eerste herbeoordeling op grond van bovengenoemde criteria naar voren komt dat in de onderzochte landen geen sprake is van een aanmerkelijke achteruitgang op één van de eerste drie punten, noch van een achteruitgang op een meerderheid van de criteria. Hij ziet wel aanleiding om voortaan verhoogde aandacht te schenken aan LHBTI’s in Oekraïne en Georgië.
15. In bijlage 1 bij de herbeoordeling van Oekraïne wordt over het criterium
discriminatie en vervolging door derdenonder meer opgemerkt, dat het US State Department schrijft dat er gedurende het jaar 2016 verscheidene meldingen waren van willekeurige arrestaties van Roma door de politie. In 2013 heeft de overheid een zevenjarig actieplan aangenomen om Roma te beschermen en te integreren in de samenleving. Volgens het ERRC heeft dit nog niet geleid tot significante verbeteringen voor de Roma.
Voorts komt verweerder tot de conclusie dat de situatie sinds de eerste beoordeling niet in aanmerkelijke zin is gewijzigd. Op het gebied van bescherming van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon zijn er meldingen van foltering en willekeurige of onwettige moorden. Deze meldingen wijzen echter niet in de richting van een aanmerkelijke achteruitgang. In eerdere rapporten van het US State Department wordt er tevens geschreven dat er meldingen zijn van mishandelingen en foltering door de politie om bekentenissen te verkrijgen en van onwettige moorden door de overheid. Dit heeft bij de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst niet geleid tot uitzonderingen. Tevens is een bureau in oprichting dat onafhankelijk onderzoek gaat verrichten naar andere handhavingsinstanties. Er is geen sprake van een aanmerkelijke achteruitgang op de meerderheid van de criteria, Een uitgebreidere beoordeling is derhalve niet aangewezen, aldus verweerder.
16. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voormelde brief van verweerder, noch uit voornoemde bijlage dat verweerder bij de herbeoordeling van het criterium
discriminatie en vervolging door derdenrecente informatie heeft betrokken over de positie van Roma in Oekraïne in de periode 2017 tot juni 2018. Dit klemt te meer nu uit de brief van VWN die door eiseres is ingebracht, onder andere blijkt dat Radio Free Europe op 18 juli 2018 heeft bericht dat de Verenigde Naties Oekraïne oproept om onmiddellijk actie te ondernemen om een eind te maken aan wat de VN “systematische vervolging” van de Roma bevolking noemt. De VN is zeer bezorgd over de toenemende haat en raciaal gemotiveerd geweld tegen de Roma-gemeenschap. Sinds april 2018 zijn minstens zes aanvallen op Roma kampen in west Oekraïne gerapporteerd, naar verluidt door rechtsextremisten.
17. Voorts wordt in de brief van VWN gemeld dat het ERRC op 12 juli 2018 heeft bericht dat in de afgelopen maand drie aanvallen op Roma hebben plaatsgevonden. Het ERRC heeft zijn diepe zorg geuit over het gebrek aan reactie van de politie tegen het geweld. Een van de aanvallen vond op 10 mei 2018 plaats in het dorpje Rudni in de Lviv regio, waarbij mensen uit hun bed werden getrokken, werden geslagen en hun huis in brand werd gezet. Politie en ambulancemedewerkers waren ter plekke, maar er zijn geen arrestaties verricht. Volgens mensen uit een nabijgelegen dorp was de politie actief betrokken bij de aanval. Een andere aanval werd uitgevoerd door de paramilitaire neonazigroep C14. Sinds de Russische militaire agressie begon in 2014, hebben extreem rechtse milities een rol gespeeld in gevechten tegen de door de Russen gesteunde separatisten, waardoor deze milities grote publieke bewondering hebben verkregen. Deze bewondering heeft zich vertaald in stilzwijgende steun voor de criminele acties van deze extreemrechtse milities.
18. Daarnaast geeft VWN aan dat in een artikel van Human Rights Watch (HRW) van 14 juni 2018 wordt gesteld dat de autoriteiten van Oekraïne niet adequaat reageren op de toenemende gewelddadige aanvallen en dreigingen op onder andere Roma. Sinds begin 2018 hebben leden van rechts radicale groepen tientallen aanvallen, dreigingen of gevallen van intimidatie uitgevoerd. De politie doet zelden onderzoek naar deze aanvallen en in de gevallen dat zij dit wel deed, was er geen indicatie die aangaf dat de autoriteiten effectieve maatregelen hebben genomen om de daders te identificeren, zelfs in zaken waar aanvallers publiekelijk verantwoordelijkheid opeisen via sociale media, aldus HRW. Voorts maakt Vluchtelingenwerk melding van een artikel van Amnesty International van 16 mei 2018, waarin staat dat het aantal aanvallen door leden van extreemrechtse groeperingen toeneemt en dat geen van de aanvallen tegen Roma families in de recente jaren hebben geleid tot rechtsvervolgingen.
19. Verder wordt in de brief van VWN ook melding gemaakt van het meest recente rapport van USDOS van 20 april 2018. Volgens dit rapport worden Roma in Oekraïne gediscrimineerd door zowel de overheid als de maatschappij. Er zijn verschillende gevallen bekend waarin geweld is gebruikt tegen Roma, soms met dodelijke afloop. In sommige gevallen moest de politie ingrijpen om het geweld te stoppen. Er zijn, aldus USDOS, verschillende gevallen bekend waarin de politie Roma slecht heeft behandeld, zoals ongegrond vastzetten, slaan en mishandelen.
20. Gelet op deze actuele informatie die door VWN is aangeleverd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de herbeoordeling van Oekraïne als veilig land van herkomst en dus ook in het bestreden besluit waar naar die herbeoordeling is verwezen, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij bij de aanmerking van Oekraïne als veilig land de Roma niet als groep heeft uitgezonderd, dan wel niet op zijn minst heeft bepaald dat bij de beoordeling van asielverzoeken van vreemdelingen uit Oekraïne verhoogde aandacht dient te worden geschonken aan Roma, net zoals dat is bepaald met betrekking tot LHBTI’s uit dat land. De rechtbank beseft dat de aanwijzing van een groep die verhoogde aandacht vraagt slechts tot doel heeft de beslismedewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst erop te wijzen dat bij deze personen de aanwijzing van een veilig land van herkomst in individuele gevallen mogelijk niet kan worden tegengeworpen. Voor deze groep zou dan geen ander beoordelingskader gelden dan voor andere vreemdelingen die uit dat land afkomstig zijn, nu van een vreemdeling wordt verwacht dat hij aannemelijk maakt dat zijn land van herkomst in zijn geval niet veilig is (zie uitspraak van de Afdeling van 22 december 2017, ECLI:NL;RVS:2017:3605). Dit neemt niet weg dat daarmee blijft staan dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is gemotiveerd waarom verweerder de Roma als groep niet heeft uitgezonderd. Verweerder heeft ter zitting nog verwezen naar een stuk van Human Rights Watch van 26 juni 2018 waaruit kan blijken dat de politie (inmiddels) meer bereid zou zijn om op te treden tegen aanvallen op Roma. Dit stuk doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het zorgelijke beeld dat wordt geschetst in de stukken waar eiseres naar verwijst. Dat een hoofd van politie een aanval op Roma heeft veroordeeld en heeft gezegd dat de verantwoordelijken ter verantwoording zullen worden geroepen, is te vroeg om nu reeds van een daadwerkelijke kentering in de houding van de Oekraïense autoriteiten te spreken.
21. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd vanwege strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
22. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder de asielaanvraag van eiseres wel kunnen afwijzen als ongegrond in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de door eiseres gestelde ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van haar bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd dat het voor haar onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied in Oekraïne te functioneren. Uit haar verklaringen volgt dat zij in Oekraïne, wanneer zij daar verbleef, onderdak had en daar heeft kunnen werken. Uit het relaas blijkt niet van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegen de Oekraïense autoriteiten bovendien ook nog eens volstrekt onverschillig zouden staan, dan wel dat zij daar een hand in zouden hebben. Voorts is onweersproken dat eiseres door de Oekraïense autoriteiten in het bezit is gesteld van identificerende documenten en dat eiseres zonder enige problemen kon reizen van Oekraïne naar Wit-Rusland en terug. Voorts is gesteld noch gebleken dat eiseres voor de Oekraïense autoriteiten, dan wel van Oekraïense medeburgers te vrezen heeft gehad. De vraag of eiseres de bescherming van de Oekraïense autoriteiten had moeten inroepen is daarmee irrelevant. Uit de in geding gebrachte informatiebronnen, noch uit het relaas van eiseres, blijkt dat Roma systematisch worden vervolgd dan wel systematisch het reële risico lopen om slachtoffer te worden van ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Het risico op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM is derhalve niet bij voorbaat reëel en voorzienbaar. Eiseres komt niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Voor zover eiseres bij terugkeer naar Oekraïne op hulp is aangewezen en/of wordt gediscrimineerd vanwege haar afkomst, ligt het op haar weg om hulp te zoeken bij daartoe geëigende (overheids-)instanties of organisaties.
23. De stellingen van eiseres met betrekking tot het inreisverbod laat de rechtbank verder onbesproken, nu dit inreisverbod gelet op de uitspraak van de rechtbank niet meer van kracht is.
24. De rechtbank wijst dan ook de aanvraag van eiseres af als ongegrond in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. De uitspraak heeft te gelden als een terugkeerbesluit als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000. De vertrektermijn bedraagt ingevolge artikel 62, eerste lid, van de Vw 2000 vier weken. Ter verduidelijking wordt overwogen dat deze uitspraak in de plaats treedt van een besluit dat is genomen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen. Gelet op artikel 69, tweede lid, onder a, van de Vw 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift één week.
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op in totaal
€ 1002,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1002,- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J.W. Hermans, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.M.J. Smulders, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
10 oktober 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.