ECLI:NL:RBDHA:2018:15504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
C/09/560736 / KG ZA 18/1011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning onder bewind met betrekking tot de ontvankelijkheid van de eiseres

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de Stichting Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatie (LIMOR) een vordering ingesteld tot ontruiming van een woning. De gedaagde, wiens vermogen onder bewind is gesteld, heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat LIMOR niet ontvankelijk is in haar vordering jegens de gedaagde. De bewindvoerder, die niet is verschenen, wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder de formele procespartij is die optreedt ten behoeve van de rechthebbende, en dat LIMOR niet-ontvankelijk is in haar vorderingen tegen de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van LIMOR, terwijl LIMOR ook in de kosten van de gedaagde wordt veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 8 november 2018.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/560736 / KG ZA 18/1011
Vonnis in kort geding van 8 november 2018
in de zaak van
Stichting Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatiete Leeuwarden,
eiseres,
advocaat mr. S. Maakal te Heerenveen,
tegen:
1.
[de bewindvoerder] ,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van de hierna vermelde gedaagde sub 2, als vennoot van de [de Vennootschap] te [plaats 1] ,
gedaagde,
niet verschenen,

2 [gedaagde 2] te [plaats 2] ,

gedaagde,
advocaat: mr. C.J.M. van den Brûle te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘LIMOR’, ‘de bewindvoerder’ en ‘ [gedaagde 2] ’.

1.De procedure

./. 1.1. LIMOR heeft de dagvaarding doen uitbrengen overeenkomstig de aangehechte kopie en zij heeft ter zitting van 1 november 2018 bij de daarin opgenomen eis volhard.
1.2.
De bewindvoerder is behoorlijk opgeroepen tegen die terechtzitting, maar hij is daar niet verschenen. Tegen de bewindvoerder zal verstek worden verleend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2018, waarbij door [gedaagde 2] pleitnotities zijn overgelegd.
1.4.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling van het geschil

2.1.
LIMOR heeft er in de dagvaarding terecht op gewezen dat in zaken als deze betreffende een onder bewind gesteld goed (te weten de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten van [gedaagde 2] ) de bewindvoerder heeft te gelden als de formele procespartij die optreedt ten behoeve van de rechthebbende (zie Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525).
2.2.
LIMOR heeft desondanks ook [gedaagde 2] gedagvaard. Gezien het vorenstaande is LIMOR echter niet-ontvankelijk in haar vorderingen, voor zover die tegen [gedaagde 2] zijn ingesteld. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet toekomt aan een beoordeling van het inhoudelijke verweer dat [gedaagde 2] ter zitting heeft gevoerd tegen het gevorderde. Voor de door [gedaagde 2] verzochte aanhouding van de behandeling van de zaak ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding, gelet op de omstandigheid dat LIMOR hoe dan ook niet kan worden ontvangen in haar vorderingen jegens [gedaagde 2] en daarnaast gebleken is dat de bewindvoerder op de hoogte was van de zitting maar ervoor heeft gekozen om niet te verschijnen.
2.3.
Wat dit laatste betreft overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De voorzieningenrechter had alleen acht kunnen slaan op het door [gedaagde 2] gevoerde verweer als de bewindvoerder ter zitting was verschenen en zich bij dat verweer had aangesloten. De bewindvoerder heeft echter verstek laten gaan. Dit kan een bewuste keuze zijn in het belang van een rechthebbende. Indien het echter zo is dat de bewindvoerder niet is verschenen omdat hij meent dat er voor hem geen taak is weggelegd in het kader van deze procedure, zoals uit de verklaringen van LIMOR kan worden afgeleid, dan moet worden geconcludeerd dat de bewindvoerder daarin niet kan worden gevolgd (hetgeen LIMOR overigens stelt ook al aan de bewindvoerder te hebben aangegeven). Daartoe is redengevend hetgeen onder 2.1 staat vermeld. Daarnaast bepaalt artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat de bewindvoerder tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt.
2.4.
Nu de bewindvoerder echter verstek heeft laten gaan en de vordering de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, wordt deze – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen.
2.5.
De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van LIMOR. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
2.6.
LIMOR zal als de ten opzichte van [gedaagde 2] in het ongelijk gestelde partij – zij heeft hem ten onrechte in deze procedure betrokken – worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2] .

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
verklaart LIMOR niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen [gedaagde 2] ;
3.2.
verleent verstek tegen de bewindvoerder;
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder, in zijn genoemde hoedanigheid, om met onmiddellijke ingang de woning aan [adres] te (laten) ontruimen en ontruimd te houden, met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij die zaken van LIMOR en/of de woningbouwstichting Vidomes zijn, en de sleutels af te geven aan LIMOR;
3.4.
veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van dit geding van LIMOR, tot dusverre aan haar zijde begroot op € 1.693,01,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat, € 626,-- aan griffierecht, € 81,-- aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, en € 6,01 aan verschotten;
3.5.
veroordeelt LIMOR in de kosten van dit geding van [gedaagde 2] , tot dusverre aan zijn zijde begroot op € 1.059,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 79,-- aan griffierecht;
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2018.
ts