ECLI:NL:RBDHA:2018:14812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
NL 18.18891 en NL 18.18892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een herhaalde asielaanvraag van een homoseksuele vrouw uit Uganda

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een procedure waarbij een Ugandese vrouw, eiseres, een herhaalde asielaanvraag indiende. Eiseres, die homoseksueel is, had eerder asielaanvragen ingediend in België en Nederland, maar deze waren afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, verklaarde de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres voerde aan dat haar aanvraag ten onrechte niet was beoordeeld aan de hand van de nieuwe werkinstructie WI 2018/9, die zou moeten uitgaan van haar authentieke relaas. Tijdens de zitting op 30 oktober 2018 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe relevante feiten waren die de afwijzing van de asielaanvraag konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 november 2018.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.18891 (bodem) en NL18.18892 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres] , eiseres,
mede namens haar minderjarige kind […] , (gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. L. Jaber).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres' zoon kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is van Ugandese nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] . Haar zoon is geboren op [geboortedatum] .
1.2.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij homoseksueel is. In haar land van herkomst wordt homoseksualiteit als afwijkend gedrag beschouwd en niet toegestaan. In de vorige procedure heeft verweerder dat niet goed begrepen. Eiseres wil graag een stabiele relatie met iemand opbouwen in Nederland.
1.3.
Eiseres heeft eerder asielaanvragen gedaan, in 2012 in België en in 2015 in Nederland. Ook bij die laatste aanvraag heeft zij verklaard dat zij homoseksueel is. Verweerder heeft deze aanvraag echter met het besluit van 13 april 2017 afgewezen. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiseres homoseksueel is. Het beroep en hoger
beroep daartegen zijn ongegrond verklaard.1
2. Op 4 juli 2018 heeft eiseres een ni uwe asielaanvraag ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Verweerder heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarnaast heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres' zoon kennelijk ongegrond verklaard, op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Verweerder heeft eiseres' zoon aangezegd Nederland binnen vier weken te verlaten; deze termijn geldt daarom ook voor eiseres. Eiseres heeft volgens verweerder geen nieuwe elementen of bevindingen aan de aanvraag ten grondslag die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
3. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte de asielaanvraag van eiseres niet heeft beoordeeld aan de hand van de nieuwe werkinstructie WI 2018/9. Op grond van deze werkinstructie dient uitgegaan te worden van het authentieke relaas van eiseres. In de voorgaande procedure is zij geheel afgerekend op pet naar de mening van de IND niet voldoende hebben kunnen verklaren over processen van bewustwording en zelfacceptatie. Bij de nieuwe werkinstructie moet echter worden afgezien van het hanteren van deze stereotyperingen. Vanzelfsprekend heeft eiseres het rapport van Sabine Jansen2 niet zelf gelezen, maar de inhoud van dit rapport is op eiseres' situatie van toepassing. Naar aanleiding van het rapport is ook de nieuwe werkinstructie geïntroduceerd.
4. Verweercj.er heeft op de zitting opgemerkt dat met de nieuwe werkinstructie geen sprake is van nieuw beleid. Er is een aantal jaren gewerkt met de eerdere werkinstructie WI 2015/9, er zijn ervaringen opgedaan en aanbevelingen gegeven, onder andere van Sabine Jansen. Er wordt nog steeds uitgegaan van een proces van bewustwording en zelfacceptatie, maar alle elementen tellen even zwaar mee. Omdat betrokkenen uit landen komen waar homoseksualiteit niet is geaccepteerd of daar zelfs de doodstraf op staat, kan verwacht worden dat daar toch enig antwoord op gegeven wordt.
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
De rechter dient aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of verweerder de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van
de Afdeling van 22 juni 20163 Nieuwe elementen of bevindingen zijn feiten of
omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en dus moesten worden aangevoerd.
5.2.
Eiseres is in deze nieuwe procedure in staat gesteld om haar relaas naar voren te brengen. Haar is ook expliciet gevraagd wat in de vorige procedure niet goed begrepen is.
1. Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 30 mei 2017 met zaaknummer AWB 17/8682 en uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 juli 2017 met zaaknummer 201704605/2N 2.
2 Trots of schaamte, de beoordeling van LHBTI asielaanvragen in Nederland na de arresten XYZ en ABC, Sabine Jansen,juni 2018.
Van nieuwe relevante feiten met betrekking tot eiseres zelf is in het gehoor echter niet gebleken.
Tijdens het gehoor is ook geconstateerd dat in de vorige procedure uitgebreid is ingegaan op eiseres' geaardheid. De juistheid van die constatering is niet in geschil. Dan is het niet zo dat verweerder meer vragen had moeten stellen, zoals eiseres stelt. Op verweerder rust niet de plicht om eiseres te helpen haar relaas zodanig in te richten dat daarop asielverlening kan volgen.
5.3.
Eiseres heeft nog aangevoerd dat wel degelijk sprake is van nova, gelet op de nieuwe werkinstructie en op het rapport van Sabine Jansen. Ook die argumenten baten haar niet. De beantwoording van de vraag of sprake is van een novum kan niet los worden gezien van de voorliggende concrete individuele situatie. Het rapport ziet echter niet op die situatie. Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat het rapport nova bevat waar daarin wordt gepleit voor een andere blik bij de beoordeling van asielaanvragen als hier aan de orde, baat haar dat evenmin. Een dergelijk pleidooi had in beginsel ook aangevoerd kunnen worden in de vorige asielprocedure van eiseres, los van het rapport van Sabine Jansen.
Waar het betreft het beroep op de nieuwe werkinstructie, volstaat de rechtbank met te verwijzen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 juli 20184 en 23 augustus 20185
6. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
7. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaak geregistreerd onder nummer NL18.18891:
- verklaart het beroep ongegrond;
In de zaak geregistreerd onder nummer NL18.18892:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar g daan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
09 november 2018

Documentcode: DSR4494728

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.