ECLI:NL:RBDHA:2018:9205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
NL18.12046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Tanzaniaanse homoseksuele vrouw op basis van ongeloofwaardigheid van haar asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tanzaniaanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiseres, die homoseksueel is, heeft aangevoerd dat zij in Tanzania problemen ondervindt vanwege haar geaardheid. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met een inreisverbod van twee jaar. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 juli 2018 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen omdat verweerder de lesbische geaardheid van eiseres en de problemen die zij in Tanzania zou ondervinden niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de argumenten van verweerder gevolgd, waaronder de inconsistenties in de verklaringen van eiseres en het gebrek aan bewijs voor haar claims. De rechtbank concludeert dat de nieuwe werkinstructie 2018/9 niet leidt tot een wezenlijk andere beoordeling van de zaak. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat zij daadwerkelijk vervolging zal ondervinden in Tanzania vanwege haar seksuele geaardheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.12046

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Luik).

ProcesverloopOp 6 juni 2018 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.

Bij besluit van 21 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening met nummer NL18.12047, plaatsgevonden op 16 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk Swahili is verschenen
E.J. Nyembo Katumbwe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het asielrelaas

1. Eiseres heeft het volgende asielrelaas aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres heeft de Tanzaniaanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] . Zij is homoseksueel en heeft daardoor problemen in Tanzania ondervonden. De partner van eiseres was haar telefoon verloren waarop zich foto’s en video’s van hun tweeën bevonden. Vermoedelijk is die telefoon door iemand gevonden en naar de politie gebracht. Vlak daarna is eiseres door de politie opgeroepen om op het politiebureau te verschijnen. Eiseres vreest vervolging vanwege haar homoseksualiteit en denkt dat de politie haar om die reden heeft opgeroepen.

Het bestreden besluit

2.1
Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond afgewezen.
2.2
Verweerder heeft in het asielrelaas de volgende relevante elementen onderscheiden:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) lesbische geaardheid;
3) problemen in land van herkomst.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat element 1 wel, maar elementen 2 en 3 niet geloofwaardig zijn.
2.3
Eiseres heeft haar lesbische geaardheid niet aannemelijk gemaakt omdat zij volgens verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar bewustwordingsproces. Zij heeft daarover ongerijmde en wisselende verklaringen afgelegd. Verweerder heeft aan de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen in Tanzania ten grondslag gelegd dat eiseres niet concreet heeft verklaard over het verlies van de telefoon en de daarop volgende oproep van de politie. Eiseres heeft slechts een kopie van de oproep overgelegd. Ook heeft eiseres niet aannemelijke verklaringen afgelegd over de rol van [naam 1] en neemt verweerder in aanmerking dat eiseres Tanzania zonder problemen kon verlaten.

Over het element ‘lesbische geaardheid’

De nieuwe werkinstructie 2018/9
3.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat, anders dan eiseres op de zitting heeft gesteld, tijdens het nader gehoor niet overwegend gesloten vragen zijn gesteld. Integendeel, aan eiseres zijn vooral open vragen gesteld, zoals ‘kunt u dat toelichten?’, ‘hoe denkt u daar nu over?’, ‘hoe was het voor u om dat te horen?’ of ‘wat is de reden daarvan?’ Voor zover gesloten vragen zijn gesteld, constateert de rechtbank dat die hoofdzakelijk dienen om te verifiëren of de gehoormedewerker een antwoord van eiseres goed heeft begrepen, een nadere open vraag inleiden of dat die niet in open vorm konden worden gesteld, bijvoorbeeld ‘heeft u ooit overwogen om uw familie over uw geaardheid te vertellen?’.
3.2
Eiseres heeft betoogd dat verweerder de beoordeling van gestelde LHBT-gerichtheid heeft gewijzigd. Deze nieuwe beoordelingswijze is neergelegd in de Werkinstructie 2018/9 (WI 2018/9). [1] Daarin ligt het zwaartepunt niet meer op het bewustwordings- en acceptatieproces. Het asielrelaas van eiseres is niet conform die nieuwe werkinstructie beoordeeld omdat de nadruk is gelegd op haar bewustwordings- en acceptatieproces. Eiseres moet daarom opnieuw gehoord worden. Niet is uitgesloten dat een nieuw gehoor tot een andere beoordeling zal leiden, aldus eiseres.
3.3
Op de zitting heeft verweerder aangevoerd dat de WI 2018/9 niet tot een wezenlijk ander gehoor en een andere beoordeling zal leiden. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder daarin te volgen en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
3.4
De rechtbank stelt vast dat de in het gehoor gestelde vragen zijn terug te voeren tot vijf thema’s en in het rapport Nader gehoor ook onder die thema’s zijn gerubriceerd. Deze thema’s stemmen overeen met de in de Werkinstructie 2015/9 (WI 2015/9), waarvoor de WI 2018/9 in de plaats treedt, vermelde thema’s. [2] Het gaat om de volgende thema’s:
  • Privéleven, familie/vrienden en religie;
  • Huidige en voorgaande relaties, homoseksuele contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van homoseksuele groepen;
  • Contact met homoseksuelen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst;
  • Toekomst.
In de WI 2018/9 zijn ook thema’s vermeld die in ieder geval bij het gehoor en de beoordeling worden betrokken, te weten:
  • Privéleven (waaronder familie, vrienden, (voorgaande) relaties) en omgeving;
  • Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbt groepen;
  • Contact met lhbt’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst.
De WI 2018/9 geeft, mede gelet op de daarbij gegeven toelichting, geen blijk van een wezenlijk andere thematisering van de wijze van bevraging van de vreemdeling over diens gestelde gerichtheid en daarmee samenhangende feiten en omstandigheden. Daarom kan in elk geval niet gezegd worden dat de WI 2018/9 door een wezenlijk andere thematisering tot een ander gehoor zou leiden.
3.5
Verder legt verweerder in de WI 2018/9 bij de beoordeling van de geloofwaardigheid het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en de persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid. De WI 2018/9 wijkt daarin niet wezenlijk af van de WI 2015/9. Wel is het zo dat bij de eigen ervaringen met betrekking tot de seksuele gerichtheid niet meer als voorbeelden ‘o.a. bewustwording en zelfacceptatie’ worden genoemd. Ook is in de WI 2018/9 vermeld dat ‘verwacht mag worden dat bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men LHBT-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven’. Dit impliceert een ruimer kader dan de WI 2015/9 waarin is vermeld dat bij een vreemdeling in die situatie verwacht mag worden dat ‘sprake zal zijn van een proces van bewustwording’. Dat betekent echter niet dat de WI 2018/9 uitsluit dat de vreemdeling vragen over bewustwordings- en acceptatieproces worden gesteld en de antwoorden daarop niet in de beoordeling mogen betrokken.
De rechtbank leidt hieruit af dat verweerder zich, anders dan voorheen, bij het gehoor en in de beoordeling niet beperkt tot het bewustwordings- en acceptatieproces, maar daarin ook de eigen ervaringen en persoonlijke beleving in bredere zin betrekt.
3.6
De in het nader gehoor gestelde vragen richten zich niet uitsluitend op het bewustwordings- en acceptatieproces. De vragen richten zich ook op wat het voor eiseres betekent om anders te zijn dan wat de maatschappij en de wet verwachten of verlangen en op welke wijze zij daaraan invulling heeft willen en kunnen geven. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de WI 2018/9 dan ook geen aanleiding om eiseres opnieuw door verweerder te laten horen. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, in de zaak met nummer NL18.8611 [3] , leidt niet tot een ander oordeel. Ten tijde van die zaak was de WI 2018/9 nog niet uitgebracht. De rechtbank is er in die uitspraak op grond van de kamerbrief van 4 juli 2018 van uitgegaan dat de aangepaste werkinstructie zal leiden tot een andere vraagstelling en daarmee andere wijze van horen en mogelijk een andere beoordeling. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.3 gezegd, blijkt dat de WI 2018/9 niet tot een wezenlijk ander gehoor en een andere beoordeling leidt.
De geloofwaardigheid van de gestelde lesbische geaardheid
4.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiseres haar lesbische geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.2
Eiseres heeft verklaard dat zij, totdat haar klasgenote [naam 2] haar op haar achttiende zoende, nooit had nagedacht over de mogelijkheid dat zij op meisjes zou vallen en dat zij zich pas kort na die zoen daarvan bewust werd. In het licht van de verklaring dat eiseres pas na de zoen over haar geaardheid is gaan nadenken, heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat de verklaring dat [naam 2] daarvóór al haar gevoelens aan eiseres had geopenbaard daarmee niet in overeenstemming is te brengen. Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat het bevreemdingwekkend is dat eiseres zich tijdens haar driejarig verblijf in China niet heeft verdiept in de situatie voor LHBT’ers in China. Eiseres kwam uit een land waar haar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd en kreeg in China een homoseksuele relatie met een vrouw genaamd [naam 3] . Verweerder mocht ervan uitgaan dat eiseres onder die omstandigheden op de hoogte raakt of in China sprake was van een al dan niet homovijandig of -vriendelijk klimaat. Het enkele betoog dat voor eiseres die noodzaak niet bestond omdat zij genoeg had aan haar relatie met [naam 3] en omdat er sprake was van een taalbarrière en discriminatie, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder niet aan eiseres mocht tegenwerpen dat zij zich tijdens haar driejarig verblijf niets over de situatie van LHBT’ers in China te weten is gekomen.
4.3
Verder mocht verweerder in aanmerking nemen dat, nadat eiseres op haar achttiende door sociale media haar homoseksualiteit had geaccepteerd en zij in China een relatie met een vrouw was aangegaan, zij vervolgens bij terugkeer in Tanzania toch weer een relatie met een man is begonnen, wat niet met die eerdere acceptatie is te rijmen. Ten slotte mocht verweerder aan de ongeloofwaardigheid ten grondslag leggen dat eiseres na een moeizaam proces met [naam 3] koos voor een gezamenlijke toekomst, maar dat die relatie en verder contact eenvoudig werden beëindigd toen eiseres naar Nederland vertrok.
4.4
Anders dan eiseres betoogt, blijkt uit de hiervoor weergegeven standpunten van verweerder niet dat verweerder bij de beoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van eiseres. Ook geven de door eiseres afgelegde verklaringen geen blijk dat eiseres niet was gewend of bij machte was om te verklaren over wat het betekent om anders te zijn dan wat in Tanzania van haar werd verwacht en op welke wijze zij daaraan invulling wilde en kon geven.
De geloofwaardigheid van de gestelde problemen in Tanzania
5.1
Eiseres stelt dat de politie in Tanzania door de vondst van de telefoon van [naam 3] op de hoogte is geraakt van haar homoseksualiteit en dat zij om die reden een oproep heeft ontvangen. Verweerder hecht hieraan geen geloof en de rechtbank vindt dat verweerder dat voldoende heeft gemotiveerd.
5.2
In de eerste plaats heeft eiseres niet de originele oproep van de politie maar een kopie daarvan overgelegd. Omdat het om een kopie gaat, heeft verweerder het document niet op echtheid kunnen laten onderzoeken. Gesteld noch gebleken is dat dat verweerder de authenticiteit langs andere weg (eenvoudig) kon vaststellen. Daarin verschilt deze zaak van de kopieën van paspoorten in het door het EHRM gewezen arrest van 2 oktober 2012, nr. 33210/11, in de zaak Singh e.a. tegen België, waarop eiseres zich beroept. [4] In die zaak konden de autoriteiten de authenticiteit van de paspoorten eenvoudig via de UNHCR verifiëren en mochten de autoriteiten de kopieën daarom niet terzijde schuiven. Omdat eiseres juist vanwege de oproep Tanzania heeft verlaten, mocht verweerder betekenis hechten aan de omstandigheid dat zij zonder duidelijke verklaring niet de originele oproep heeft meegenomen.
5.3
Verder mocht verweerder bij de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen in aanmerking nemen dat eiseres niet concreet heeft verklaard over de wijze waarop [naam 3] haar telefoon is verloren en dat de verklaring van eiseres dat iemand die telefoon heeft gevonden en naar de politie heeft gebracht, slechts berust op een vermoeden van eiseres.
5.4
Ten slotte is niet in geschil dat eiseres [naam 1] enerzijds heeft aangeduid als vriendin bij wie ze op de verjaardag kwam en waar ze een week kon logeren en anderzijds heeft gekenschetst als reisagent die haar vanaf Tanzania naar Nederland begeleidde en die bij aankomst op Schiphol plotseling was verdwenen. Verweerder heeft deze typeringen van [naam 1] terecht als wisselende verklaringen aangemerkt die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid.

Conclusie

6.1
De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder de gestelde lesbische geaardheid en de als gevolg daarvan in Tanzania ondervonden problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om aan eiseres de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen.
6.2
Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder de aanvraag niet als kennelijk ongegrond mocht afwijzen, dat verweerder eiseres ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden, dat ten onrechte een inreisverbod van twee jaar is opgelegd en dat haar niet de toegang tot Nederland had mogen worden geweigerd. De rechtbank volgt eiseres niet in het daartoe strekkend betoog alleen al om eiseres dit betoog verder niet heeft toegelicht.
6.3
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
24 juli 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Voluit: ‘WI 2018/9 Horen en beslissen in zaken waarin lhbt-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’.
2.Werkinstructie 2015/9 van 7 oktober 2015 met als onderwerp ‘Horen en beslissen in zaken waarin LHBT-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’.
3.Uitspraak van 13 juli 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:8363.
4.JV 2012/478