ECLI:NL:RBDHA:2018:10337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
NL18.13798
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksualiteit en beoordeling nieuwe werkinstructie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het verzoek als kennelijk ongegrond heeft bestempeld. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd en in die procedure werd zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig geacht. In de nieuwe aanvraag heeft eiser opnieuw gesteld dat hij homoseksueel is en dat hij vreest voor zijn veiligheid in Irak vanwege zijn geaardheid en de bedreigingen die hij heeft ontvangen van de ex-partner van zijn huidige vriend.

De rechtbank heeft overwogen dat de nieuwe werkinstructie, die door verweerder is toegepast, geen wezenlijke wijziging in het toetsingsbeleid inhoudt. De rechtbank concludeert dat de nieuwe verklaringen van eiser niet substantieel afwijken van de eerdere verklaringen en dat verweerder terecht alleen de nieuwe elementen heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag door verweerder standhoudt, omdat de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit en de bedreigingen niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13798

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedatum], van Iraakse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Talsma).

ProcesverloopBij besluit van 23 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.13799, plaatsgevonden op 13 augustus 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Saatchi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig de heer [naam 1].

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Hij heeft in Nederland een relatie met [naam 1]. Een ex-partner van [naam 1], [naam 2], heeft eiser en [naam 1] bedreigd en heeft de vader van [naam 1] op de hoogte gebracht van de relatie van [naam 1] en eiser. Ook zijn er foto’s op Facebook waaruit blijkt dat zij een relatie hebben. Eiser vreest nu voor de familie van [naam 1] en ook voor anderen in Irak, omdat iedereen nu kan weten dat hij homoseksueel is.
2. Eiser heeft al eerder asielaanvragen gedaan in Nederland. Onder andere bij zijn aanvraag van 30 januari 2018 heeft eiser al gesteld dat hij homoseksueel is. Toen heeft hij ook al verklaard over zijn relatie met [naam 1]. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen op 12 februari 2018. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser homoseksueel is. Het beroep en hoger beroep zijn ongegrond verklaard [1] .
3. Op 17 juli 2018 heeft eiser een nieuwe asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
4. Zowel bij zijn aanvraag als in beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder voorbij is gegaan aan het gewijzigde beleid. Volgens eiser moet zijn asielverzoek geheel opnieuw aan de hand van werkinstructie WI 2018/9 [2] worden beoordeeld.
5.1.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat met de nieuwe werkinstructie geen sprake is van nieuw beleid. De nieuwe werkinstructie is geen wezenlijke verandering ten opzichte van de eerdere werkinstructie 2015/9, maar meer een aanscherping en bijsturing van de eerdere werkinstructie. Ook de eerdere werkinstructie doorstond de rechterlijke toets, maar vanwege overleg met belangenorganisaties heeft verweerder aanleiding gezien hem wat aan te passen. In herhaalde aanvragen betekent de nieuwe werkinstructie niet dat de oude procedure helemaal opnieuw wordt beoordeeld. Alleen wat nieuw is, wordt langs de lat van de nieuwe werkinstructie gelegd. Dat is in het bestreden besluit gebeurd. Eiser heeft in dit geval alleen maar dingen aangevoerd die na de vorige procedure zijn voorgevallen. Hij heeft in het gehoor meerdere keren de gelegenheid gekregen om nog andere dingen naar voren te brengen, maar dat heeft hij niet gedaan.
5.2.
Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de eerdere besluitvorming in de vorige procedure ook de nieuwe toets doorstaat. In die vorige procedure is niet alleen het proces van bewustwording en zelfacceptatie beoordeeld, maar zijn ook de andere thema’s aan bod gekomen: de ervaringen van eiser zelf in een bredere context, de positie van homoseksuelen in Irak, zijn eerdere relatie en zijn contacten met LHBTI-groepen.
6. De rechtbank is van oordeel dat de nieuwe werkinstructie geen radicale wijziging in het toetsingsbeleid inhoudt. Er wordt nog steeds uitgegaan van de verklaringen van de vreemdeling. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 juli 2018 [3] . Eiser is in deze nieuwe procedure voldoende in staat gesteld om in het gehoor al hetgeen naar voren te brengen wat hij aan zijn nieuwe aanvraag ten grondslag wilde leggen. Hij heeft niet verklaard over aanvullingen of wijzingen ten opzichte van zijn eerdere asielrelaas, maar heeft alleen verklaard over wat er na de vorige procedure is gebeurd. Verweerder heeft dan ook terecht alleen deze nieuwe verklaringen beoordeeld.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit voorop gesteld dat de (gestelde) homoseksualiteit van eiser in de vorige procedure al niet geloofwaardig is geacht. Verweerder vindt het nog steeds niet geloofwaardig dat eiser homoseksueel is. Volgens verweerder zijn de verklaringen van eiser en [naam 1] over de bedreigingen door [naam 2] tegenstrijdig met elkaar. Ook heeft eiser zelf tegenstrijdig verklaard over het contact met de moeder van [naam 1]. De overgelegde (Facebook)foto’s zijn niet van toegevoegde waarde omdat de homoseksualiteit op zich al niet geloofwaardig is. Eisers verklaringen over wie in Irak op de hoogte zou kunnen zijn van deze foto’s is onvoldoende specifiek. Het enkel plaatsen van foto’s op internet, maakt nog niet dat eiser homoseksueel is. Verweerder is ook nog ingegaan op de berichten op de Facebookpagina van [naam 3] en op diens brief aan verweerder van 13 juli 2018 over de wijze waarop LHBTI-partners door het Centraal orgaan opvang asielzoekers (Coa) worden geplaatst. Ook die vormen geen aanleiding om eisers gestelde homoseksuele geaardheid nu wel geloofwaardig te achten.
8. Eiser heeft, naast zijn beroep op de nieuwe werkinstructie, geen gronden gericht tegen deze beoordeling van verweerder. De enkele verwijzing naar de zienswijze is daarvoor onvoldoende. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze en eiser heeft niet aangevoerd op welke punten het bestreden besluit volgens hem niet deugt.
9. Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 9 april 2018 met zaaknummer NL18.3013 en uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 mei 2018, met zaaknummers 201803303/1/V2 en 201803303/2/V2.
2.Voluit ‘WI 2018/9 Horen en beslissen in zaken waarin lhbt-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’.