Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.BELANGENVERENIGING ERFPACHT ZAANSTADte Zaandam, gemeente Zaanstad
[eisende partij 2a]en
[eisende partij 2b]te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1]
[eisende partij 3]te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1]
[eisende partij 4a]en
[eisende partij 4b]te [plaats 2] ,
[eisende partij 5a]en
[eisende partij 5b]te [plaats 3] , gemeente [gemeente 1] ,
[eisende partij 6a]en
[eisende partij 6b]te [plaats 3] , gemeente [gemeente 1]
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 oktober 2016 met de producties 1 tot en met 48;
- de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 22;
- de conclusie van repliek tevens houdende een akte wijziging van eis, met de producties
- de conclusie van dupliek tevens houdende een antwoord op de eiswijziging;
- het tussenvonnis van de rechtbank Noord-Holland 4 oktober 2017, waarbij de zaak verwezen is naar de rechtbank Den Haag;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 8 november 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2018 en de daarin vermelde stukken;
- de akte na comparitie van 1 augustus 2018, tevens houdende eiswijziging;
- de antwoordakte van 15 augustus 2018 van de zijde van de Gemeente.
2.De feiten
Partijen
De vereniging heeft ten doel:
De vereniging tracht dit doel onder meer te bereiken door:
het tot stand brengen van een collectieve regeling voor verenigingsleden met de gemeente
- het organiseren van activiteiten die aan het doel van de vereniging dienstbaar zijn;
- het onderhouden van contacten met instellingen en personen.
Noordhollands Dagbladvan 26 januari 2007 en het
Zaandstad Journaalvan 31 januari 2007 hebben hieraan berichtgeving gewijd.
“om nieuwe uitvoeringsregels op te stellen met als voorwaarde een methodiek voor omzettingen, welke actueel, transparant, éénduidig en efficiënt is en ertoe moet leiden dat de gemeente een reële vergoeding ontvangt bij de verkoop van deze erfpachtgrond.”Onder het kopje “draagvlak” is vermeld:
“Aangezien de nieuwe uitvoeringsregels voor de huidige erfpachters in het geval van omzetting tot veel hogere te betalen bedragen zal leiden mag verwacht worden dat hiervoor weinig draagvlak aanwezig zal zijn Hierbij dient wel te worden toegevoegd dat het omzetten van het recht van erfpacht naar vol eigendom een keuze van de erfpachter is en geen verplichting. De gemeente Zaanstad voert al enige tijd gesprekken met de Federatie en de Zaanse Woningbouwcorporaties om te komen tot prestatieafspraken voor de periode tot en met 2009. De omzetting van het recht van erfpacht naar vol eigendom is een van de onderwerpen. Partijen hebben over dit onderwerp een procesafspraak gemaakt om, uitgaande van een geplande invoeringsdatum per 1 januari 2007 van de uitvoeringsregels 2007, per individuele woningcorporatie verdere onderhandelingen te voeren met als doel uiterlijk 1 januari 2008 overeenstemming te bereiken over het omzetten van erfpachtrechten.”
fl.10.586 (= € 4.811,82) kosten koper. Dit aanbod heeft niet geleid tot een overdracht van het bloot eigendom.
[eiser 3]is op 20 september 1985 een recht van erfpacht gevestigd op het perceel, kadastraal bekend [gemeente 2] , [sectie II] , [nummer 2] te [plaats 1] , lokaal bekend [adres 2] (hierna: perceel [eiser 3] ). De erfpacht is uitgegeven voor een periode van 75 jaar en eindigt op 30 augustus 2060. De canon is vastgesteld op een bedrag van
fl.2.294,55 (€ 1.042,98) per jaar, maar is afgekocht voor een periode van 50 jaar tot 2035 tegen een som van
fl.25.495 (= € 11.588,64). [eiser 3] heeft aan de aannemer die de woning op het perceel gebouwd heeft indertijd een aanneemsom van
fl.115.661
(= € 52.573,18) betaald.
[eisers 4]is bij akte van 22 januari 1992 een erfpachtrecht gevestigd op het perceel, kadastraal bekend [gemeente 2] , [sectie III] [nummer 3] , lokaal bekend [adres 3] (hierna: perceel [eisers 4] ). Het betreft een voortdurend erfpachtrecht dat is aangevangen per 28 november 1991. Op het erfpachtrecht zijn de AB1991 van toepassing. De canon is afgekocht voor een periode van 50 jaar, derhalve tot 28 november 2041.
fl.3.969 (= € 1.804,09) kosten koper. Dit aanbod heeft niet tot een overdracht geleid.
fl.75.895. Blijkens de akte bedroeg de grondwaarde van het perceel [eisers 6] ten tijde van de vestiging
fl.64.591 (= € 29.359,77).
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
actief, op eigen initiatief, in erfpacht uitgegeven grond aan erfpachters te koop aanbiedt. Bovendien heeft BEZ c.s. geenszins toegelicht welk belang zij bij de verbodsactie heeft, in aanvulling op de verklaring voor recht dat het Omzettingsbeleid 2007 onrechtmatig is.
overgangsregelingopgenomen en een voorstel om de erfpachters te informeren over de beleidswijziging. Aan dit besluit heeft de Gemeente geen uitvoering gegeven en daarmee in strijd met haar eigen, eerdere, besluit en wettelijke plicht gehandeld, aldus BEZ c.s..
gewoontebestond dat het bloot eigendom onder een erfpachtrecht kon worden gekocht tegen een waarde die was gerelateerd aan de grondwaarde aan de hand waarvan bij de vestiging de canon was vastgesteld. De Gemeente heeft de erfpachters, regionale makelaars en notarissen indertijd uitvoerig voorgelicht over dit beleid. Het Omzettingsbeleid 2007 is een fundamentele breuk met dit beleid en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
vertrouwensbeginselgehandeld heeft. In de Brochure staat vermeld hoe de waarde van het bloot eigendom aan het einde van het afgekochte tijdvak zal worden. In de Brochure is niet vermeld dat de berekeningsmethode in de toekomst zou kunnen wijzigen.
gelijkheidsbeginselgeschonden heeft door rond 25 januari 2007, toen de Gemeenteraad het besluit genomen heeft om het omzettingsbeleid op te schorten, aan meerdere erfpachters het bloot eigendom op grond van het oude beleid over te dragen. Het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat andere erfpachters niet eveneens op grond van het oude beleid het bloot eigendom kunnen kopen.
zorgvuldigheidsbeginselen de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich mee dat de Gemeente de erfpachters van tevoren van de wijziging van het beleid op de hoogte had moeten brengen. De Gemeente heeft dit uitgangspunt bij een minder ingrijpende verhoging van de koopprijs van het bloot eigendom zelf onderschreven in de Uitvoeringsnota 2006. Het Omzettingsbeleid 2007 is dan ook in strijd met de op 21 september 2006 door de Gemeenteraad aangenomen Uitvoeringsnota 2006 die wel een overgangsregeling kende.
goede informatie aan de burgers en makelaardij over de gewijzigde systematiek gewenst is’. Gesteld noch gebleken is dat bekendmaking op de website niet als zodanig kan worden aangemerkt.
grondquotevastgesteld. De grondquote is het deel van de totale WOZ-waarde die wordt toegerekend aan de grond. Voor het berekenen van de grondquote hanteert de Gemeente een percentage van de WOZ-waarde van de grond dat oploopt naar mate de grond langer in erfpacht is uitgegeven (28 procent voor grond die vanaf 2000 in erfpacht is uitgegeven oplopend tot 36 procent voor grond die voor 1931 in erfpacht is uitgegeven).
depreciatieplaats. Depreciatie vindt haar rechtvaardiging in de verminderde waarde van de grond die in erfpacht is uitgegeven. Voor de depreciatie rekent de Gemeente een percentage van 1 procent per jaar vanaf de vestiging van het erfpachtrecht tot het jaar van de aankoop van het bloot eigendom, met een maximum van 40 procent.
toekomstige waardedie zijn ratio vindt in de omstandigheid dat de waarde van grond, ook in de toekomst, een stijging ondergaat.
contante waardebepaald aan de hand van de aldus bepaalde grondwaarde. Hiervoor rekent de Gemeente met een percentage van 4 procent naar het moment van de overdracht. De Gemeente hanteert een bedrag van € 200 per m2 als minimumprijs en een bedrag van € 500 per m2 als maximumprijs.
Praktijk waardebepaling erfpachtvan 30 maart 2016 en waarderingsmethoden die door andere gemeenten of waterschappen wordt gebruikt. De redelijke waarde van het bloot eigendom dient bepaald te worden op de contante waarde van de toekomstige canon vanaf het moment dat deze canon weer verschuldigd zou zijn. Dat betekent dat gekeken zal moeten worden wanneer en hoe de canon vastgesteld kan worden na afloop van de termijn waarvoor deze is afgekocht. De Gemeente heeft bij het tot stand komen van de AB1978 de gekapitaliseerde canonopbrengst als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de waarde van het bloot eigendom. De Gemeente heeft uitdrukkelijk bevestigd, aldus BEZ c.s., dat de door haar in het Omzettingsbeleid 2007 gehanteerde berekeningswijze geen verband houdt met de in de AB1978 en AB1991 opgenomen canonherzieningsbedingen of individuele erfpachtrechten. Dat maakt dat het Omzettingsbeleid 2007 niet zorgvuldig en op grond van onjuiste uitgangspunten tot stand is gekomen en dus niet mag worden toegepast. De Gemeente heeft immers niet de beschikking over de volle grond en zal die ook niet meer krijgen. Dat is het gevolg van de bewuste keuze van de Gemeente om de grond in erfpacht uit te geven en heeft geleid tot twee overdraagbare vermogensrechten: het bloot eigendom en het erfpachtrecht. Verder heeft BEZ c.s. er op gewezen dat van een vrije markt bij de overdracht van het bloot eigendom niet aanwezig is, omdat de erfpachter zich in een gebonden positie bevindt.
NJ1994/47; gerechtshof Arnhem 20 januari 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1964). Daarbij heeft te gelden dat op een grondeigenaar geen verplichting rust om mee te werken aan een omzetting. In vaste rechtspraak is uitgemaakt dat indien een grondeigenaar, zijnde een gemeente of een andere overheid, een aanbod doet, zij in beginsel de actuele waarde van de grond, dat wil zeggen de marktwaarde van de grond ten tijde van de levering van het blote eigendom aan de erfpachter, als koopprijs mag vragen, maar dat de bevoegdheden van de Gemeente als eigenaar, en daarmee ook de prijs die de Gemeente voor de grond mag vragen, hun grenzen vinden in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en/of de redelijkheid en de billijkheid (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:CA2457).
gebruikvan eens anders onroerende zaak is. Zoals de Gemeente op juiste gronden heeft aangevoerd, staat de rechtspositie van de erfpachter van grond, wat betreft de omzetting van het erfpachtrecht in bloot eigendom, los van de rechtspositie van de (potentiële) koper van het bloot eigendom van grond die in erfpacht is uitgegeven. Uit het voorgaande volgt dat de waardestijging – maar ook een eventuele waardedaling – van de grond voor rekening van de grondeigenaar komt. De erfpachter heeft geen recht op de waarde(stijging) van het bloot eigendom, nu het erfpachtrecht beperkt is tot het houden en gebruiken van een onroerende zaak.
grondquoteis ten opzichte van elders gehanteerde grondquotes en de historische grondquote ongebruikelijk hoog. Deze keuze wordt ook niet gerechtvaardigd door de Gemeente. Nu de erfpachter bij de vestiging van het recht akkoord gegaan is met een canon die zich op bepaalde wijze verhield tot de waarde van de gehele zaak, dient aansluiting gezocht te worden bij de historische grondquote van 18 procent. Verder is het ongebruikelijk en onredelijk is om de grondquote te laten toenemen met de ouderdom van de opstal. Tevens heeft BEZ c.s. aangevoerd dat de WOZ-waarde vanaf 2007 gedaald is, terwijl de herbouwkosten zijn gestegen. Uitgaande van deze uitgangspunten dient de grondquote met 14,25 procent verlaagd te worden, terwijl de grondquote vanaf 2007 slechts met 4 procent verlaagd is. Ten slotte is de Gemeente bij het bepalen van de grondquote uitgegaan van de bouwkosten terwijl de residuele grondwaarde bepaald dient te worden aan de hand van de stichtingskosten, die aanzienlijk hoger liggen dan enkel de bouwkosten. Voorts dienen sloopkosten van het bestaande gebouw meegerekend te worden
depreciatieafhankelijk te laten zijn van de ouderdom van de opstal is ongebruikelijk en niet onderbouwd. Nu de waarde van het bloot eigendom de contante waarde van de toekomstige canonopbrengsten is vanaf het moment dat de periode waarvoor de canon is afgekocht eindigt, is het bovendien een onjuiste methode. Voor alle erfpachtrechten, onafhankelijk van het moment van vestiging, dient een depreciatie van 40 procent gehanteerd te worden.
toekomstige grondwaardeten grondslag ligt dat de grondwaarde jaarlijks met 1,79 procent zal stijgen is, tegen de achtergrond van de waardedalingen van de afgelopen tijd, niet realistisch. De Gemeente zou moeten rekenen met een lagere waardestijging of zelfs met een waardestijging van nul.
contante waarde. In de vastgoedmarkt is het gebruikelijk om met ingecalculeerde aanvangsrendementen tussen 6 en 9 procent te werken.
contra proferentem) uitgelegd dienen te worden. Hiervoor heeft BEZ c.s. verwezen naar de Richtlijn oneerlijke bedingen en de regeling van dwingend recht opgenomen in artikel 6:238 lid 2 BW. Deze bepaling bevat de dwingende plicht dat een algemene voorwaarde duidelijk moet zijn opgesteld, en indien dat niet het geval is, dat dan de betreffende bepaling op grond van artikel 3:40 lid 2 BW vernietigd kan worden.
“
Lid 1 Zo dikwijls in de bepalingen, waaronder een goed in erfpacht is uitgegeven, sprake is van deskundigen, wordt daaronder verstaan een aantal van drie.
in dit concrete gevalsprake is van geschilbeslechting omdat de deskundigen pas om een bindend advies gevraagd worden op het moment dat tussen partijen een geschil gerezen is over de canonherziening (vgl. gerechtshof Den Haag 19 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2894). Dit volgt met zoveel woorden ook uit artikel 7 lid 4 van de AB1978. In artikel 6:236 sub n BW is bepaald dat een bepaling die voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, onredelijk bezwarend is, tenzij het de wederpartij een termijn van ten minste een maand gunt om binnen een maand nadat de gebruiker zich op het beding beroepen heeft, om voor beslechting door de overheidsrechter te kiezen. Nu [eiser 3] en [eisers 2] geen termijn gegund is om het geschil aan de overheidsrechter voor te leggen, is artikel 7 lid 4 AB1978 in samenhang met de artikelen 8, 11 en 22 AB1978 onredelijk bezwarend en heeft BEZ c.s. op goede gronden de vernietiging van artikel 7 AB1978 ingeroepen. De omstandigheid dat de drie deskundigen blijkens lid 2 worden aangewezen door een overheidsrechter, leidt niet tot een andere conclusie. Die voorziening betreft enkel de benoeming van de deskundigen en niet de mogelijkheid van toegang tot de overheidsrechter ter beslechting van het geschil.
“
Artikel 8
“
Lid 1 Indien de erfpachter voornemens is het recht van erfpacht te splitsen of geheel of gedeeltelijk te vervreemden – onder vervreemden het vestigen van een zakelijk recht anders dan hypotheek begrepen – is hiervoor toestemming nodig van Burgemeester en Wethouders van Zaanstad .
fl.1.000 per dag, opeisbaar 14 dagen nadat de erfpachter zijn verplichting niet-nakomt, op voorhand en in algemene niet als onredelijk bezwarend moet worden beschouwd. Op grond van de AB1991 kan de boete weliswaar niet worden gemaximeerd, maar dat bezwaar wordt grotendeels weggenomen door de mogelijkheid dat individuele erfpachters, in het geval een boete wordt opgelegd, zich tot de burgerlijke rechter kan wenden voor een matiging van de opgelegde boete. Tegen deze achtergrond heeft BEZ c.s. onvoldoende gesteld dat sprake is van een onredelijk bezwarend boetebeding.
5.De beslissing
- i) het aanbieden van het bloot eigendom tegen een prijs berekend op grond van het onrechtmatig tot stand gekomen Omzettingsbeleid 2007 onrechtmatig is jegens de erfpachters die een erfpachtrecht hebben waarop AB1978 of de AB1991 van toepassing zijn, waaronder de Erfpachters;
- ii) artikel 7 lid 4 van de AB1978 onredelijk bezwarend is en rechtsgeldig is vernietigd door [eisers 2] en [eiser 3] ;
- iii) het erfpachtrecht van [eisers 2] voortdurend is;