2.10.Achmea heeft in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar uit hoofde van zaakwaarneming als bedoeld in artikel 6:198 Burgerlijk Wetboek (BW) de schade die de nabestaanden van [A] hebben geleden vergoed. Achmea heeft aan de gezamenlijke erven een bedrag van € 100.000 uitgekeerd, plus een bedrag van € 44.455,46 ten titel van buitengerechtelijke kosten. Dit is neergelegd in een vaststellingsovereenkomst tussen Achmea enerzijds en de nabestaanden van [A] anderzijds, gesloten en ondertekend op 31 januari 2013. In deze overeenkomst is, voor zover thans van belang, het volgende neergelegd:
“dat [A] (…) op 25 november 2005 is overleden, terwijl hij hulp verleende aan de bestuurder van een vrachtwagen, die rijdend op de A 27 ter hoogte van hectometerpaal 64.4 was geslipt en tegen de tussen de rijbanen van de autosnelweg aangebrachte vangrail tot stilstand was gekomen;
dat de betrokken vrachtwagen bij Achmea op de voet van de WAM was verzekerd in verband met de burgerrechtelijke aansprakelijkheid die het gebruik van het voertuig in het verkeer kan meebrengen;
dat de benadeelden de kinderen van genoemde [A] zijn;
dat de benadeelden de wegbeheerder zijnde De Staat Der Nederlanden (Rijkswaterstaat) als ook Achmea en haar verzekerde rechtstreeks aansprakelijk hebben gesteld voor de als gevolg van het ongeval door hen geleden en te lijden schade;
dat Achmea zich bereid verklaard heeft op basis van de zaakwaarneming als bedoeld in artikel 6:200 lid 1BW de door het ongeval veroorzaakte schade voor haar rekening te nemen op voorwaarde dat het recht van verhaal op Rijkswaterstaat of althans op degene die voor de veroorzaking van het ongeval geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk kan worden gehouden aan Achmea wordt overgedragen (…);
Artikel I
De omvang van de door de benadeelden als gevolg van het in deze overeenkomst genoemde ongeval geleden en te lijden schade, hoe ook genoemd, met uitsluiting van de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, wordt vastgesteld op het bedrag van € 100.000 voor de benadeelden gezamenlijk, te betalen bij wijze van uitkering ineens.
Artikel IV
De gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, die aan de zijde van de benadeelden in verband met de vaststelling en het verhaal van de schade zijn gemaakt, stellen partijen op het bedrag van € 44.455,46, waarvan € 6.000 zijnde de kosten van de berekening door NRL en € 38.455,46 ten titel van kosten van rechtsbijstand door de raadsman van de benadeelden. Achmea verplicht zich het genoemde bedrag onder aftrek van het tot heden door Achmea bij wijze van voorschot op deze schade betaalde bedrag te weten
€ 11.955,46, zijnde een slotuitkering van € 32.500 binnen 14 dagen na de ontvangst door Achmea van de door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst aan de benadeelden uit te betalen (…).
Artikel V
De benadeelden en Achmea zijn van oordeel, dat het ongeval veroorzaakt is doordat de weg of althans het viaduct, waarop het ongeval heeft plaatsgevonden, gebrekkig was of althans niet voldeed aan de eisen die gelet op artikel 6:174 BW aan de weg in de gegeven omstandigheden gesteld mogen worden en dat de wegbeheerder of althans de aannemer, die ten tijde van het ongeval in opdracht van de wegbeheerder onderhoudswerkzaamheden aan de weg of althans aan de brug waarop het ongeval heeft plaatsgevonden, uitvoerde, aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval.
De benadeelden dragen tegen ontvangst van de bovengenoemde schadevergoeding onvoorwaardelijk hun rechten op de wegbeheerder of althans op degene die voor het ongeval aansprakelijk kan worden gehouden over aan Achmea, die deze rechten onverkort en zonder ruggespraak met benadeelden kan uitoefenen, waarvan hun recht op een vergoeding van immateriële schade als gevolg van het overlijden van hun vader is uitgezonderd. (…).”