Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
- Een verzoek van [eiser] om de uitvoerbaarheid van de uitspraak in eerste aanleg op te heffen is afgewezen.
- Een verzoek van [eiser] om een betalingsuitstel te bevelen ter zake van het bij uitspraak in eerste aanleg toegewezen bedrag is afgewezen.
- [eiser] heeft een strafrechtelijke aanklacht ingediend tegen [gedaagde sub 1] wegens misleiding van de rechter (hierna: de strafklacht). Dit heeft (nog) niet geleid tot nader onderzoek, vervolging of sepot.
- [eiser] heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak in hoger beroep, maar dat cassatieberoep is op verzoek van [gedaagde sub 1 c.s.] . doorgehaald (hetgeen in Frankrijk in beginsel mogelijk is indien door een in hoger beroep veroordeelde nog geen uitvoering is gegeven aan een – uitvoerbaar bij voorraad verklaard – arrest).
- [eiser] heeft daarna aan de Franse executierechter verzocht om, verkort weergegeven, hem een uitstel te verlenen om aan de uitspraak in hoger beroep te voldoen. Hierop is nog niet beslist.
- Aan [gedaagde sub 1 c.s.] . zijn door het Court d’Appel certificaten afgegeven op grond van artikel 53 van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis of herschikte EEX-verordening), hierna: de certificaten.
- [gedaagde sub 1 c.s.] . hebben op 22 september 2017 executoriaal beslag laten leggen op alle aandelen van [eiser] in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. (hierna: het beslag).
- [eiser] heeft vervolgens bij de rechtbank Amsterdam een verzoek ingediend tot weigering dan wel opschorting van de erkenning en tenuitvoerlegging van de uitspraak in hoger beroep op grond van de artikelen 44 tot en met 47 Brussel I bis (hierna: het verzoekschrift weigering tenuitvoerlegging). De rechtbank Amsterdam heeft zich bij beschikking van 7 november 2017 onbevoegd verklaard van dit verzoek kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank Den Haag.
- Op 20 oktober 2017 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] . deze rechtbank verzocht bij beschikking te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan, zoals voorgeschreven in artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.Het geschil
primairtot in Frankrijk in hoogste ressort in cassatie is beslist omtrent de veroordeling van [eiser] tot betaling van schadevergoeding zoals opgenomen in de uitspraak in hoger beroep,
subsidiairtot in Frankrijk in hoogste ressort in cassatie is beslist omtrent de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van die uitspraak,
meer subsidiairtot in hoogste ressort is beslist op het verzoekschrift weigering tenuitvoerlegging,
nog meer subsidiairtotdat de gevolgen van de strafklacht zijn gebleken,
uiterst subsidiairtotdat in al voormelde procedures is beslist, onder de voorwaarde dat eiser € 500.000,- dan wel een ander bedrag stort op de derdengeldrekening van een gezamenlijk door partijen benoemde Nederlandse notaris ter zekerheidstelling van de nakoming van de uitspraak in hoger beroep, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1 c.s.] . in de proceskosten en de nakosten.