ECLI:NL:RBDHA:2018:12409
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese zussen op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie
Op 17 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee Eritrese zussen, eiseressen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. De zaak betreft de afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die door de zussen waren ingediend via hun referent. De aanvragen werden afgewezen omdat de zussen hun identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent niet voldoende hadden aangetoond. Verweerder verklaarde het bezwaar van de zussen kennelijk ongegrond, waarop zij beroep instelden.
Tijdens de zitting op 5 september 2018 werd de zaak behandeld. Eiseressen stelden dat zij de pleegkinderen van de referent zijn en dat er een emotionele band bestaat. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van 'more than the normal emotional ties', zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de zussen niet voldoende bewijs hadden geleverd van hun relatie met de referent en dat de afwijzing van de aanvragen niet in strijd was met de wet.
De rechtbank honoreerde het verzoek van eiseressen om vrijstelling van het griffierecht op basis van betalingsonmacht. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.