4.26.De rechtbank stelt voor de navolgende vragen ter beantwoording voor te leggen:
Kunt u - op basis van dossieronderzoek en/of onderzoek van [eisers] in persoon - omschrijven met welke klachten, afwijkingen en beperkingen [eisers] te maken hebben gehad na het overlijden van [slachtoffer] , te specificeren per persoon (vader, moeder, broer)?
Zijn de onder 1. bedoelde klachten, afwijkingen en beperkingen te herleiden tot geestelijk letsel dat medisch voldoende kan worden vastgesteld? Zo ja, wat is uw diagnose en wilt u daarbij een differentiaaldiagnostische overweging op uw vakgebied geven? Is sprake van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, en zo ja welk?
Wilt u bij bevestigende beantwoording van vraag 2. ook de volgende vragen beantwoorden:
a. Hoe is het beloop geweest tot nu toe?
b. Zijn de klachten adequaat behandeld?
c. Indien nog steeds sprake is van een ziektebeeld: is verder herstel te verwachten?
d. Acht u dit ziektebeeld (mede) het gevolg van de directe confrontatie van [eisers] met de ernstige gevolgen van de moord op [slachtoffer] ? Voor zover u deze vraag niet met zekerheid kunt beantwoorden, wordt u gevraagd om uw mening vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied over kansen en waarschijnlijkheden.
4. Heeft u nog andere op- of aanmerkingen welke voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?