ECLI:NL:RBDHA:2018:10264
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring en overdracht aan Frankrijk
Op 27 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overdracht aan de Franse autoriteiten, gepland op 28 augustus 2018. In zijn verzoek stelde de vreemdeling dat de overdracht moest worden opgeschort totdat er uitspraak was gedaan in zijn beroepsprocedure tegen de maatregel van bewaring. Hij voerde aan dat zijn inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat hij rechtmatig verblijf had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en dat hij tijdens het gehoor van inbewaringstelling zijn voorkeursadvocaat was onthouden.
De voorzieningenrechter overwoog dat de gronden van het verzoek enkel betrekking hadden op de wijze waarop de vreemdeling in vreemdelingenbewaring was gesteld en dat er geen gronden waren aangevoerd die de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht aan Frankrijk konden ondermijnen. De voorzieningenrechter stelde vast dat tegen de maatregel van bewaring rechtsmiddelen openstonden en dat er geen feitelijke handelingen waren verricht die buiten het systeem van rechtsbescherming van de Algemene wet bestuursrecht vielen. Bovendien was er geen aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de overdracht, aangezien Frankrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van de verzoeker, zoals eerder was vastgesteld in een uitspraak van de rechtbank.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.