In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, geboren in 1966 en van Algerijnse nationaliteit, had op 27 januari 2018 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en ter zitting op 29 mei 2018 zijn standpunten toegelicht, waarbij hij onder andere aanvoerde dat hij mogelijk tuberculose heeft en dat hij in Frankrijk mogelijk geen toegang tot medische zorg zal krijgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Frankrijk inderdaad de verantwoordelijke lidstaat is en dat er geen gronden zijn ingediend die wijzen op tekortkomingen in de asielprocedure in Frankrijk. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn medische situatie een belemmering vormt voor de overdracht aan Frankrijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische zorg die eiser in Frankrijk zal ontvangen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter M. Soffers, in aanwezigheid van griffier C.E.B. Davis, en is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op 29 juni 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.