4.4Als gevolg van de Nota heeft verweerder, zoals blijkt uit het primaire besluit, de inhouding van de VUT-equivalente premie met terugwerkende kracht over de maanden januari tot en met maart 2015 beëindigd en de ingehouden premies (na inhouding van loonheffing) gerestitueerd.
Eiser heeft belang bij de beoordeling van zijn beroep, omdat het rechtsgevolg voor wat betreft de maanden januari tot en met maart 2015 teweeg wordt gebracht door de loonstrook van april 2015.
Eiser heeft ter zitting uiteengezet dat de inhouding op zijn salaris vanwege de VUT-equivalente premie oorspronkelijk ongeveer € 100,- bruto per maand bedroeg. Met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 heeft hij echter slechts € 30,- bruto terug gekregen, omdat de VUT-equivalente premie per 1 januari 2013 was verlaagd ter compensatie van de WUL. Daardoor wordt € 70,- bruto per maand - ongeveer € 35,- netto - die als toelage in het kader van de WUL-reparatie was voorzien, niet betrokken in de restitutie van de VUT-equivalente premie. Feitelijk is daarmee de WUL-compensatie vanaf 1 januari 2015 teniet gedaan.
In het bestreden besluit is overwogen dat de sociale partners in het sectoroverleg hebben afgesproken dat de VUT-equivalente premie voor militairen per 1 januari 2015 wordt geschrapt. Er is geen afspraak gemaakt over nadere WUL-compensatiemaatregelen. In het verweerschrift in de bezwaarprocedure is uiteengezet dat het individueel terugrekenen naar het bedrag van vóór de WUL-reparatie van de VUT-equivalent in de uitvoering en vanwege eisen van het ministerie van Financiën onhaalbaar is gebleken. Daarom is in het sectoroverleg afgesproken om uitsluitend het bedrag van de VUT-equivalent, waarin het bedrag van de WUL-reparatie is verwerkt, terug te geven aan het personeel en op collectief niveau het niet individueel uitgekeerde bedrag (ongeveer € 10.000.000,-), te reserveren voor het arbeidsvoorwaardenbudget.
De rechtbank overweegt dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de premie op bovengenoemde wijze is gerestitueerd en gereserveerd. Daarbij overweegt zij dat dit het resultaat is van een afspraak tussen de minister en de militaire vakbonden binnen het Georganiseerd Overleg Defensie. Hierbij is bewust rekening gehouden met de consequenties voor militairen. Het karakter van deze aangelegenheid alsmede de keuze om het bedrag op collectief niveau te reserveren voor het arbeidsvoorwaardenoverleg, hetgeen strekt ten gunste van militairen, maakt dat het niet mogelijk is om ten aanzien van de individuele militair uitzonderingen te maken. Hetgeen eiser heeft aangevoerd treft derhalve geen doel.
5 Het beroep dient, gelet op het vorenstaande, ongegrond te worden verklaard. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.S.G. Jongeneel, voorzitter, mr.drs. L.B.M. Klein Tank, lid, en commodore (tit.) mr. P.T. Heblij, militair lid, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.