ECLI:NL:RBDHA:2017:3009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering heffingskorting door aanslagen IB/PVV en de werking van artikel 15 AWR
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die niet inkomstenbelastingplichtig en evenmin premieplichtig is, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor de jaren 2003 en 2004, met als doel eerder aan haar uitbetaalde heffingskorting terug te vorderen. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen de werking hebben van een beschikking zoals bedoeld in artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Dit betekent dat de aan eiseres toegekende algemene heffingskorting door middel van deze aanslagen kan worden teruggevorderd.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres in beroep ging tegen de besluiten van de inspecteur van 13 december 2013, die haar bezwaren ongegrond verklaarden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de beroepen van eiseres ongegrond verklaard, maar het Hof 's-Hertogenbosch vernietigde deze uitspraak en verwees de zaken terug naar de Rechtbank Den Haag. Tijdens de zitting op 8 maart 2017 werd de zaak verder behandeld.
De rechtbank overwoog dat eiseres in de jaren 2003 en 2004 geen recht had op uitbetaling van de algemene heffingskorting, en dat de aanslagen terecht waren opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen geacht kunnen worden te zijn geconverteerd in beschikkingen als bedoeld in artikel 15 AWR, waardoor een te hoge teruggave kan worden verrekend. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen van die uitspraken in stand. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.