Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
van ten minste zes maanden. In geschil is of dit aspect van het beleid in strijd is met het Unierecht.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Marokkaanse man, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, na samen met zijn Nederlandse echtgenote, referente, vijf maanden in Duitsland te hebben verbleven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het beleid dat een verblijf van ten minste zes maanden vereist is om te kunnen spreken van het opbouwen of bestendigen van gezinsleven, zoals vermeld in paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire. Eiser betwistte deze interpretatie en stelde dat hij voldeed aan de voorwaarden van artikel 7 van de Richtlijn 2004/38/EG, die geen expliciete termijn voor verblijf in een andere lidstaat voorschrijft.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris met zijn beleid een onjuiste interpretatie gaf aan de Richtlijn en het arrest O. en B. van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank stelde vast dat er geen expliciete termijn in het arrest is genoemd en dat de term 'substantieel' niet voorkomt. De rechtbank volgde de interpretatie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die had geoordeeld dat indien een familielid van een burger van de Unie kan aantonen dat hij langer dan drie maanden in een gastlidstaat heeft verbleven en daar een gezinsleven heeft opgebouwd, hij recht heeft op een afgeleid verblijfsrecht.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om binnen vier weken het gevraagde verblijfsdocument EU/EER aan eiser te verlenen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, nu de hoofdzaak was beslist.