In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Turkse vrouw geboren in 1940, had een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven als familielid van haar meerderjarige dochter, die in Nederland woont en een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De staatssecretaris stelde dat eiseres niet als familielid van een Turkse werknemer kon worden aangemerkt, omdat haar dochter geen Turkse werknemer is en eiseres niet ten laste van haar dochter komt.
Eiseres voerde aan dat er sprake was van een bijzondere emotionele band tussen haar en haar dochter, die de normale moeder-kind relatie overstijgt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van 'more than normal emotional ties'. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning en dat het mvv-vereiste niet onredelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de verblijfsvergunning.