ECLI:NL:RBDHA:2017:12018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
09/767300-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en schending ambtsgeheim door politieambtenaar met betrekking tot hennepkwekerijen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar, verdachte, die beschuldigd werd van omkoping en schending van zijn ambtsgeheim. De verdachte heeft in de periode van 20 juli 2015 tot en met 1 juni 2016 vertrouwelijke informatie over mogelijke hennepkwekerijen doorgegeven aan derden, in ruil voor geld en/of goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn geheimhoudingsplicht, actief betrokken was bij het delen van informatie die hij als politieambtenaar had verkregen. Dit leidde tot meerdere pogingen tot inbraak in panden waar hennepplanten werden gekweekt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan passieve omkoping, opzettelijke schending van zijn ambtsgeheim, en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en is voor negen jaar ontzet uit het recht om een publiek ambt te bekleden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het schaden van het vertrouwen in de politie door het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767300-15
Datum uitspraak: 24 oktober 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 september 2016, 14 november 2016, 24 januari 2017, 7 februari 2017, 9 februari 2017, 21 april 2017 (telkens pro forma) en 27, 28, 29 september 2017 en 13 oktober 2017 (inhoudelijk).
Deze strafzaak is inhoudelijk gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] (gevoegde parketnummers 09/767150-16 en 09/765012-16), [medeverdachte 2] (parketnummer 09/767295-16), [medeverdachte 3] (gevoegde parketnummers 09/767194-16 en 09/837061-16) en [medeverdachte 4] (gevoegde parketnummers 09/767195-16 en 09-766022-16).
De verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] zullen hierna (ook) met hun achternaam worden aangeduid, de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (ook) met hun voornaam.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 september 2017 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt, na een toegelaten wijziging tenlastelegging, kort gezegd, verweten dat hij:
- in de periode van 20 juli 2015 tot en met 1 juni 2016 op één of meerdere plaatsen in Nederland als politieambtenaar geld en/of goederen heeft aangenomen dan wel gevraagd als gift en/of belofte en/of dienst teneinde vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen betreffende mogelijke hennepkwekerijen en betreffende de in de tenlastelegging genoemde personen door te geven aan een ander (feit 1, primair), dan wel dat hij in diezelfde periode op meerdere plaatsen in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging, zijn ambtsgeheim heeft geschonden door die vertrouwelijke informatie door te geven aan een ander (feit 1, subsidiair), en
- in de periode van 20 maart 2016 tot en met 22 maart 2016 op één of meerdere plaatsen in Nederland als politieambtenaar geld en/of goederen heeft aangenomen dan wel gevraagd als gift en/of belofte en/of dienst teneinde vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen betreffende een persoon door te geven aan een derde (feit 2, primair), dan wel dat hij in diezelfde periode op meerdere plaatsen in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging, zijn ambtsgeheim heeft geschonden door die vertrouwelijke informatie door te geven aan een ander (feit 2, subsidiair), en
- op 17 mei 2016 in Den Haag, al dan niet tezamen en in vereniging, in een pand aan de [adres 2] heeft geprobeerd in te breken om daar een hoeveelheid hennepplanten weg te nemen (feit 3, primair), dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan deze poging tot inbraak (feit 3, subsidiair), en
- in de periode van 25 mei 2016 tot en met 26 mei 2016 in Alphen aan den Rijn, al dan niet tezamen en in vereniging, in de nacht in een pand aan de [adres 3] heeft geprobeerd in te breken om daar een hoeveelheid hennepplanten weg te nemen (feit 4), en
- op 19 mei 2016 in Bodegraven, al dan niet tezamen en in vereniging, in een pand aan de [adres 4] heeft geprobeerd in te breken om daar een hoeveelheid hennepplanten weg te nemen (feit 5), en
- in de periode van 20 juli 2015 tot en met 1 juni 2016 op meerdere plaatsen in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 6).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage I bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit. De reeds op 24 januari 2017 toegewezen wijziging tenlastelegging is daarin cursief weergegeven.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
In 2015 is er naar aanleiding van CIE-informatie in combinatie met een getuigenverklaring waaruit naar voren kwam dat sprake zou zijn van het tegen betaling aanbieden van vertrouwelijke informatie door een agent genaamd “ [verdachte] ” een onderzoek gestart naar verdachte [verdachte] .
[verdachte] is op 20 april 2007 in dienst getreden van de politie Regio Hollands Midden en heeft daar zijn opleiding als algemeen opsporingsambtenaar op 13 juli 2011 afgerond. [2] [verdachte] is aldus aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.). Op 13 augustus 2007 heeft [verdachte] de verklaring en belofte van zuivering afgelegd [3] en een geheimhoudingsverklaring ondertekend. [4] [verdachte] was - in elk geval - vanaf 2014 werkzaam als hoofdagent bij Team Zuidplas, District Gouwe en IJssel. Van begin september 2014 tot en met december 2014 was hij gedetacheerd bij het zogenaamde “hennepteam”. Zijn taakaccent was “hennep”. [5]
[verdachte] had in zijn hoedanigheid van politieambtenaar toegang tot vertrouwelijke politie-informatie. Dat deze informatie vertrouwelijk was, wist [verdachte] uit hoofde van zijn functie, maar hierop werd hij ook gewezen tijdens het raadplegen van informatie. [6] [verdachte] en verdachte [medeverdachte 1] waren vrienden en [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] politieambtenaar was. [7] Op enig moment is [verdachte] begonnen vertrouwelijke politie-informatie te delen met [medeverdachte 1] . [8] Dit betrof - met name - adressen waar zich mogelijk hennepkwekerijen zouden bevinden. [9] [verdachte] heeft bekend dat hij aldus zijn ambtsgeheim heeft geschonden [10] en ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij adressen heeft ontvangen van [verdachte] [11] . [verdachte] deed dit vanaf zijn huisadres in Moordrecht [12] , vanaf het politiebureau in Waddinxveen [13] en elders in Nederland [14] .
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen zoals in de noten genoemd als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair tenlastegelegde feit. Ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte deze feiten heeft begaan. Op haar specifieke standpunten zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 vrijspraak bepleit. Voorts heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair. Op de specifieke (bewijs)verweren van de verdediging zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.4
De overwegingen van de rechtbank
3.4.1
Opbouw
In het onderzoek is veelvuldig getapt op veel verschillende telefoonnummers en het dossier bevat veel uitgewerkte sms-berichten en tapgesprekken. De rechtbank zal dan ook beginnen met een overweging omtrent deze nummers en beoordelen of een koppeling kan worden gemaakt met de verschillende verdachten. De rechtbank zal vervolgens de bewijsmiddelen die in het dossier aanwezig zijn voor de verschillende feiten - zoveel mogelijk - in chronologische volgorde uiteenzetten. Ook zal de rechtbank hieraan - indien noodzakelijk - tussenconclusies verbinden. Onder kopje 3.4.16 zal de rechtbank nog een aantal tapgesprekken bespreken die niet direct zien op specifieke feiten, maar die de rechtbank wel van belang acht voor de beoordeling van de tenlastelegging. Daarna zal de rechtbank per feit overwegen wat deze bewijsmiddelen opleveren en of, en zo ja, welke feiten bewezen kunnen worden verklaard en waarom.
3.4.2
Telefoonnummers
3.4.2.1 [verdachte] en [medeverdachte 1]
Verklaring [verdachte]
heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verschillende keren informatie per telefoon of sms heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . [15] Hij heeft verder verklaard dat hij dat aan niemand anders heeft gedaan. [16] Ook heeft hij specifiek over de zaaksdossiers 4 en 5 verklaard dat hij over de adressen die daarin zijn opgenomen heeft gecommuniceerd. [17]
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]Dit telefoonnummer is in gebruik geweest vanaf 8 januari 2016 tot en met 8 februari 2016 en van 14 maart 2016 tot en met 15 maart 2016. Dit telefoonnummer heeft in totaal 193 keer contact gehad met het nummer [telefoonnummer 2] en is op zelfde dag en tijd als nummer [telefoonnummer 2] in gebruik genomen. De telefoonnummers hadden alleen contact gehad met elkaar. [18] In het dressoir in de woning van [verdachte] werd de telefoon met dit nummer aangetroffen en daaruit zijn de aangetroffen en bewaarde sms-berichten uitgelezen. [19]
Telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2]
Sinds 22 januari 2016 werden de mobiele diensttelefoon en de privételefoon van [verdachte] opgenomen en uitgeluisterd. Op 4 maart 2016 is een gesprek tussen [betrokkene 1] , de vrouw van [verdachte] (hierna: [betrokkene 1] ) en [verdachte] afgeluisterd, waarin de stemmen van beiden worden herkend en waarin zij zegt dat ze een telefoon uit de zak van [verdachte] heeft gevonden en daar haar moeder mee heeft gebeld. [verdachte] reageert met de woorden: “waarom bel je met die fucking telefoon?” en “Jeetje, die telefoon die moet je gewoon afblijven [betrokkene 1] .” [20]
Vervolgens wordt na het opvragen van de historische gegevens van de telefoon van de moeder van [betrokkene 1] het nummer [telefoonnummer 3] ontdekt. [21] Dit [telefoonnummer 3] telefoonnummer is vanaf
1 maart 2016 tot en met 11 maart 2016 in gebruik. Tussen 1 maart 2016 en 8 maart 2016 is er 95 keer contact met alleen het nummer [telefoonnummer 4] . Na 11 maart 2016 is er geen contact meer met deze telefoon. Op 4 maart 2016 is er 3 keer contact geweest met het nummer [telefoonnummer 5] op naam van [betrokkene 2] , de schoonmoeder van [verdachte] . Buiten dat nummer hadden de telefoonnummers alleen contact met elkaar. [22]
Het [telefoonnummer 2] telefoonnummer is in gebruik van 8 januari 2016 tot en met 8 februari 2016 en van 11 maart 2016 tot en met 21 maart 2016. Dit telefoonnummer heeft in de periode van
8 januari 2016 tot en met 8 februari 2016 175 keer contact gehad met het nummer [telefoonnummer 1] en is op zelfde dag en tijd als dat nummer in gebruik genomen. Deze telefoonnummers hadden in deze periode alleen contact met elkaar. In deze periode heeft dit telefoonnummer 95 keer de zendmast aan de Calandstraat in Den Haag aangestraald. Van 11 maart 2016 tot en met 21 maart 2016 heeft deze telefoon 116 keer contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] en straalde het nummer 90 respectievelijk 10 keer zendmasten aan bij de woning en het werk van [verdachte] . Deze telefoonnummers hadden in deze periode alleen contact met elkaar. [23]
De stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd toen deze werd gebruikt eind maart 2016 door een verbalisant herkend als de stem van [verdachte] . [24]
Telefoonnummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 4]
Uit de opgenomen en afgeluisterde gesprekken volgt dat de gebruiker met het nummer
[telefoonnummer 6]
[medeverdachte 1] ” blijkt te heten. Hij noemt zichzelf [medeverdachte 1] . Uit een gesprek met een onbekend gebleven man volgt dat deze de broer van [medeverdachte 1] in de gevangenis heeft gezien: “Kijk daar heb je [medeverdachte 1] ”. Uit politie-informatie is voorts gebleken dat op 15 januari 2016 ter zake van bezit van één kilo cocaïne is aangehouden een [betrokkene 3] . Uit de GBA volgt dat [betrokkene 3] een broer heeft genaamd [medeverdachte 1] . De gebruiker van [telefoonnummer 6] wordt op grond van deze gegevens door de rijksrecherche geïdentificeerd als [medeverdachte 1] . De stem van de gebruiker van nummer [telefoonnummer 4] wordt herkend als dezelfde stem als de gebruiker van [telefoonnummer 6] , te weten [medeverdachte 1] . [25]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is op dezelfde dag en tijd in gebruik genomen als telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Van 1 maart tot en met 11 maart 2016 hadden deze nummers 121 maal contact met elkaar en met geen enkel ander telefoonnummer, en van 11 maart 2016 tot en met 22 maart 2016 had het nummer [telefoonnummer 4] 157 keer contact met het nummer [telefoonnummer 2] en met geen enkel ander nummer. [26] Het telefoonnummer [telefoonnummer 6] heeft onder meer contacten met het nummer van [betrokkene 1] op 13 mei 2016 en [medeverdachte 3] op 3 mei 2016. [27]
Telefoonnummers [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8]
Op 13 mei 2016 is er een gesprek afgeluisterd tussen [betrokkene 1] en [verdachte] waarin [verdachte] vraagt aan [betrokkene 1] om “die ander” te bellen voor “een apparaat.” [28] [betrokkene 1] belt dan een aantal keren met nummer [telefoonnummer 6] , waarbij zij vraagt om een apparaat en waarop de ander aangeeft dat hij dat “gelijk gaat kopen” en in de bus zal gooien rond half twaalf in de avond. [29] [verdachte] gaat diezelfde nacht tijdens zijn nachtdienst naar zijn woning en gaat daar na korte tijd weer weg. [30] In de nacht van 13 op 14 mei 2016 is een IMSI catcher gebruikt. Uit een scan bij de woning van [verdachte] van 23.56 - 0.33 uur en een scan bij het politiebureau van 01.32- 02.03 uur volgt dat op beide locaties hetzelfde IMEI-nummer werd geregistreerd. Het bleek een Nokia type 105. [31] Het telefoonnummer bij het IMEI-nummer is het nummer [telefoonnummer 7] en het nummer waar het op 14 mei 2016 mee belt is [telefoonnummer 8] . [32] Middels de historische gegevens bleek dat de telefoon [telefoonnummer 7] voor het eerst in gebruik is genomen op 13 mei 2016 om 22.28 uur met zendmast Herman Costerstraat te Den Haag en dat het nummer [telefoonnummer 8] om 22.30 uur in gebruik werd genomen met dezelfde zendmast. [33]
De stemmen van [verdachte] als gebruiker van [telefoonnummer 7] en [medeverdachte 1] als gebruiker van [telefoonnummer 8] zijn herkend. [34] Een telefoon met het nummer [telefoonnummer 7] is aangetroffen in een nachtkastje bij [verdachte] thuis. [35] Een telefoon met het nummer [telefoonnummer 8] is bij [medeverdachte 1] in beslaggenomen bij zijn aanhouding in zijn woning en op de batterij van deze telefoon zijn vingerafdrukken gevonden waarvan het veel waarschijnlijker is dat deze aan [medeverdachte 1] toebehoren dan aan een willekeurig ander persoon. [36] Deze telefoons hadden alleen contact met elkaar tot aan 1 juni 2016. [37]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de genoemde telefoonnummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 3] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 7] in gebruik waren bij [verdachte] . Dit op basis van zijn eigen verklaring, de stemherkenningen, het aantreffen van twee van de telefoons in de woning van [verdachte] , de wijze waarop de telefoon met nummer [telefoonnummer 7] is verkregen en de telefoongesprekken met [betrokkene 1] . Ten aanzien van het nummer [telefoonnummer 2] volgt uit de zendmastgegevens en de verbinding met telefoonnummer [telefoonnummer 4] dat [verdachte] deze telefoon in gebruik had van 11 maart 2016 tot en met 21 maart 2016.
Ook volgt uit het voorgaande afdoende dat de telefoonnummers met de nummers [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 2] in gebruik waren bij [medeverdachte 1] . Dit allereerst op basis van de stemherkenningen, het aantreffen van de telefoon met nummer [telefoonnummer 8] in zijn woning en het NFI-rapport. Bovendien volgt uit het voorgaande dat deze nummers steeds in een één op één telefoonverbinding stonden met één van de bovengenoemde telefoonnummers van [verdachte] . Daarbij heeft [verdachte] verklaard dat hij alleen informatie doorgaf aan [medeverdachte 1] via de telefoons die in het dossier bekend zijn. Dit alles maakt dat de rechtbank - anders dan door de verdediging is betoogd - ook voldoende bewezen acht dat [medeverdachte 1] telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik had. Dit laatste met dien verstande dat uit de zendmastgegevens en het contact met nummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] duidelijk wordt dat [medeverdachte 1] dit telefoonnummer in gebruik had in de periode van 8 januari 2016 tot en met 8 februari 2016.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit voornoemd proces-verbaal met betrekking tot nummer [telefoonnummer 6] en de stemherkenning ook kan worden afgeleid dat verdachte gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 6] . Dit nummer stond niet in één op één verbinding met [verdachte] , maar hiermee had [medeverdachte 1] contact met anderen.
3.4.2.2 [medeverdachte 3]
Het nummer [telefoonnummer 9] staat op naam van [medeverdachte 3] , de gebruiker wordt [medeverdachte 3] genoemd en in de woning aan de [adres 35] 618 te Leidschendam waar [medeverdachte 3] woont, is een mobiele telefoon in beslaggenomen met dit nummer. [38] Voorts is zijn stem herkend als de stem van de gebruiker van dit telefoonnummer. [39]
De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat dit nummer in gebruik is bij [medeverdachte 3] .
3.4.3
Juli en augustus 2015 en januari 2016
Op 21 juli 2015 heeft [verdachte] in de politiesystemen - onder meer - informatie opgezocht over de broer van [medeverdachte 1] , [betrokkene 4] , en [bedrijf] in relatie tot [medeverdachte 1] . In augustus 2015 heeft hij in de politiesystemen gezocht op - onder meer - een kenteken van een auto in gebruik bij [medeverdachte 1] . Op 16 januari 2016 heeft [verdachte] de systemen doorzocht op informatie over [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
Uit de historische gegevens van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] volgt dat zij rond deze data telefonisch contact met elkaar hebben gehad. De inhoud van deze gesprekken blijkt evenwel niet.
Tussenconclusie
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd kan uit het bovenstaande niet worden afgeleid dat [verdachte] de door hem verkregen informatie uit de politiesystemen ook daadwerkelijk heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] of een ander. Weliswaar zijn daar aanwijzingen voor en blijft het onduidelijk waarom [verdachte] al deze gegevens heeft opgezocht, maar dit is onvoldoende voor het wettig en overtuigend bewijs daarvoor.
3.4.4 6
6 februari 2016
Op 6 februari 2016 zijn er tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ) sms-berichten aan elkaar verzonden. In deze sms-berichten worden de adressen [adres 6] te Zevenhoven, [adres 7] te Zoetermeer, [adres 8] te Gouda, [adres 9] te Leimuiden en [adres 10] te Alpen aan den Rijn door [verdachte] aan [medeverdachte 1] doorgegeven. [40]
In de berichten stuurt [medeverdachte 1] verder nog: “Heb je alleen dat?” waarop [verdachte] antwoordt: “Nee nog meer”. [medeverdachte 1] sms’t dan: “Heb je nog meer dan laat ik hem komen kan die gaan ryden” en “hun gaan nu ryden”. [verdachte] sms’t verder nog “Dat zijn de interessante” en als laatste “was het nog wat”. [41]
[verdachte] heeft de adressen het [adres 7] en de [adres 10] bekeken in de politiesystemen. [42] In de periode 25 januari 2016 tot en met 4 februari 2016 zijn de adressen gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in mutatie-rapporten. [43] Het betreffen allemaal meldingen van mogelijke hennepkwekerijen. [44]
Tussenconclusie
Uit het bovenstaande volgt dat [verdachte] deze vijf adressen heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Gezien het feit dat het vijf soortgelijke meldingen betreft die allemaal in de politiesystemen zijn opgenomen en vaststaat dat [verdachte] er in ieder geval twee heeft bekeken, kan eveneens worden vastgesteld dat [verdachte] ook de overige drie adressen in de systemen moet hebben gezien en vanuit die wetenschap de adressen heeft doorgestuurd aan [medeverdachte 1] . Dat dit anders is geweest, is door de verdediging ook niet gesteld, noch is dat anderszins gebleken.
3.4.5 20
maart - 22 maart 2016 ( [betrokkene 5] )
Op 20 maart 2016 ontvangt [verdachte] een e-mail van een collega vanuit de politie Eenheid Den Haag met daarin informatie over [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5] ) betreffende een “integrale bevraging”. [45] In de e-mail staat beschreven dat de inhoud van de bijlagen politiegegevens betreft in de zin van Wet politiegegevens en dat sprake is van geheimhoudingsstukken. [46] De dag erna, op 21 maart 2016 om 19:07 uur, belt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) gedurende ruim elf minuten met [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ). [47] Uit het gesprek volgt dat [verdachte] veel informatie over de persoon [betrokkene 5] doorgeeft aan [medeverdachte 1] . Zo bevestigt [verdachte] het adres van [betrokkene 5] en deelt hij de geboortedatum, kenteken en de naam van [betrokkene 5] mede. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens aan [verdachte] om alles te noteren, omdat “diegene wil het allemaal opgeschreven hebben, hij wil alles weten Bro”. [48] Op de achtergrond is een aantal keer een “ping” geluid te horen dat een bericht is ontvangen. [49] Vervolgens maakt [verdachte] ook nog melding van het feit dat [betrokkene 5] in 2004 een antecedent heeft op het gebied van de Opiumwet en dat [betrokkene 5] op 3 november 2015 voor het laatst gecontroleerd is door de politie. [50] Later tijdens het gesprek gaat het over een voorval waarbij de deur van een vriend van [betrokkene 5] met semtex eruit zou zijn geknald en dat [betrokkene 5] daarom paranoïde is geworden. Hierover zegt [medeverdachte 1] vervolgens “daarom wil hij graag dat hij doorgebeld wordt toch, hij betaalt toch ook”. [51]
Later die avond wordt [verdachte] andermaal gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] dat hij niet zeker weet of hij het kenteken van die vriend van [betrokkene 5] kan bemachtigen. Hierop merkt [verdachte] op dat het ook het kenteken van iemand anders kan zijn die op dat adres staat ingeschreven. [medeverdachte 1] zegt daarna “kijk kijk of je wat kan doen voor deze man ehh als je hem straks kan doorbellen alsjeblieft en schrijf zoveel mogelijk op broer zodat hij ziet dat wij met hem bezig waren geweest”. Hierop antwoordt [verdachte] “is goed”. Waarop [medeverdachte 1] nog zegt “je weet toch, zoveel mogelijk hij zegt ik wil zoveel mogelijk informatie, hij betaalt best wel veel”. [52] Uit het vervolg van het gesprek blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] afspreken om foto’s te maken van alle informatie betreffende [betrokkene 5] zodat [medeverdachte 1] dit aan [betrokkene 5] kan laten zien. [53]
Uit de logginggegevens blijkt dat [verdachte] op 21 maart 2016 tussen 19.13 uur en 19.16 uur de politiesystemen heeft geraadpleegd en dat ten minste twee keer de naam [betrokkene 5] naar voren is gekomen. [54]
Tussenconclusie
Uit het bovenstaande volgt dat [verdachte] persoonlijke informatie uit de politiesystemen, te weten de naam, de geboortedatum, het adres en het kenteken van [betrokkene 5] heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft [verdachte] ook informatie afkomstig uit de hem toegestuurde e-mail met bijlagen en politiemutaties doorgegeven aan [medeverdachte 1] met de bedoeling dat deze dit kon laten zien aan [betrokkene 5] .
3.4.6 21 - 22
maart 2016
Op 21 maart 2016 om 21.02 uur wordt [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) door [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) gebeld. [55] [medeverdachte 1] zegt in dit gesprek tegen [verdachte] “hé stuur mij even wat nieuwe dingen dan alsjeblieft” waarop [verdachte] antwoordt “nee ik ga om 22.00 uur ga ik werken jongen, rustig aan man”. In de nacht van 22 maart 2016 om 01.11 uur zijn er door [verdachte] verschillende sms-berichten gestuurd aan [medeverdachte 1] . In deze berichten worden door [verdachte] de volgende adressen aan [medeverdachte 1] doorgegeven: [adres 11] te Alphen aan den Rijn, [adres 12] te Waddinxveen, [adres 13] te Den Haag, [adres 14] te Schoonhoven, [adres 15] te Den Haag en [adres 16] te Delft. [56]
Hierna belt [verdachte] [medeverdachte 1] en zegt “hé ik heb je dingen gestuurd he?” waarop [medeverdachte 1] antwoordt “ja ja ja, ik ga ze zo even bekijken”. Vervolgens spreken zij over het feit dat [verdachte] geen beltegoed meer heeft en zegt [medeverdachte 1] een tientje te sturen naar hem. [verdachte] zegt “ja zoiets alleen voor nood als er wat is dat ik ehhh … dat je weg kan”. [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] uiteindelijk dat hij nu moet gaan en dat hij “ze” naar die ene in Delft moet sturen. Tot slot zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] “en ik heb hier nog eentje ehh… een Marokkaan in Schoonhoven” waarop [medeverdachte 1] zegt “ja ja”. Hierop zegt [verdachte] iets onverstaanbaars en daarna “we hebben centen nodig”. [57]
Verder zijn er die nacht tussen 02.46 uur en 04.39 uur diverse sms’jes gestuurd tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Zo stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] “Waar zijn ze? Ik ga nu naar [adres 12] moet ik portiek open laten” en “Delft geweest. Ik denk gaan ze morgen naar binnen” en “IS STUDENTENWONING IS KLEIN” en “Waddinxveen was dat niks”. Later stuurt [verdachte] nog “En die loods” waarop [medeverdachte 1] antwoordt “Is wasseret en rolluik binnenkant” waar [verdachte] weer op reageert “Klopt. Die werkt niet meer vanaf begin januari en die eigenaar nu heb meerdere antece”. [medeverdachte 1] stuurt hierop terug “Van Opium” hetgeen [verdachte] per sms bevestigt. [58]
Om 03.39 uur die nacht belt [verdachte] [medeverdachte 1] nog om door te geven dat [medeverdachte 1] moet vluchten omdat er politie aankomt “Ga vluchten!! Ga vluchten!!”. [59] [verdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat wanneer [medeverdachte 1] bij een adres langs zou gaan, hij meldkamergesprekken uitluisterde via de portofoon, zodat hij [medeverdachte 1] op de hoogte kon houden van de eventuele komst van politie. [60]
[verdachte] heeft de adressen [adres 14] , [adres 15] en [adres 16] kort voor de door hem verstuurde sms-berichten bekeken in de politiesystemen, te weten tussen 01.05 uur en 01.09 uur op 22 maart 2016. [61] In de periode van 17 maart 2016 tot en met 20 maart 2016 zijn de adressen gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in mutatie-rapporten met betrekking tot mogelijke hennepkwekerijen. [62]
Tussenconclusie
Uit het bovenstaande volgt dat [verdachte] deze vijf adressen heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Gezien het feit dat het vijf soortgelijke meldingen betreft die allemaal in de politiesystemen zijn opgenomen en vaststaat dat [verdachte] er in ieder geval drie heeft bekeken, kan eveneens worden vastgesteld dat [verdachte] ook de overige twee adressen in de systemen moet hebben gezien en vanuit die wetenschap de adressen heeft doorgestuurd aan [medeverdachte 1] . Dat dit anders is geweest, is door de verdediging ook niet gesteld, noch is dat anderszins gebleken.
3.4.7 14
mei -15 mei 2016
Op 14 mei 2016 om 16:10 uur heeft er tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) een gesprek plaatsgevonden. In dit gesprek komt naar voren dat [medeverdachte 1] laat weten dat hij had verwacht dat hij nog wel wat zou horen van [verdachte] . [verdachte] zegt druk te zijn geweest, maar zegt ook “vanavond”. [63]
In de nacht van 15 mei 2016 stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] een sms met de vraag of [medeverdachte 1] niet nog een vriend had die nog “wat” in Rotterdam had zitten en of hij interesse had dat [verdachte] het in de gaten houdt voor hem. Verder wordt door [verdachte] gestuurd “Kan nu hele land volgens mij kijken” waarop [medeverdachte 1] reageert “Zo super man ook waar wat zit?”. Hier antwoordt [verdachte] op “Die meldingen enzo” en voorts reageert [medeverdachte 1] “Dus er zal meer werk zyn”, hetgeen [verdachte] per sms bevestigt met de opmerking “alleen die radio weer probleem dan”. Daarvan ziet [medeverdachte 1] het probleem niet, en hij stuurt dan ook terug “is geen probleem we pakken al1 zekerheid”. [64]
Later die nacht, tussen 01.23 uur en 01.51 uur, zijn er door [verdachte] verschillende sms-berichten gestuurd aan [medeverdachte 1] . In deze berichten worden de volgende adressen aan [medeverdachte 1] doorgegeven: [adres 4] te Bodegraven, [adres 17] te Den Haag, [adres 18] te Rijswijk, [adres 19] te Hazerswoude-Dorp, [adres 2] te Den Haag en [adres 20] te Wassenaar. [65]
Als reactie op het eerste adres stuurt [medeverdachte 1] een bericht naar [verdachte] “Ik ga ze morgen allemaal ryden stuur me alles wat je hebt” waarop [verdachte] antwoordt “Beter vandaag dan kan morgen actie. Ander pas volgende week tijd bro. Als le echt niet kan dan niet”. Hierop reageert [medeverdachte 1] met “Ik ga vroeg kyken dan avond aktie gelyk” waarmee [verdachte] akkoord gaat. [66]
[verdachte] heeft drie van de hierboven genoemde adressen kort voor de door hem verstuurde sms-berichten bekeken in de politiesystemen, te weten tussen 01.19 uur en 01.28 uur. [67] In de periode van 11 mei 2016 tot en met 13 mei 2016 zijn al deze adressen gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in mutatie-rapporten met betrekking tot mogelijke hennepkwekerijen. [68]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte] deze zes adressen heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Gezien het feit dat het zes soortgelijke meldingen betreft die allemaal in de politiesystemen zijn opgenomen en vaststaat dat [verdachte] er in ieder geval drie heeft bekeken, kan eveneens worden vastgesteld dat [verdachte] ook de overige drie adressen in de systemen moet hebben gezien en vanuit die wetenschap de adressen heeft doorgestuurd aan [medeverdachte 1] . Dat dit anders is geweest, is door de verdediging ook niet gesteld, noch is dat anderszins gebleken.
3.4.8 15
mei - 16 mei 2016 ( [adres 21] )
Vaststaat dat er in de nacht van 16 mei 2016 is geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 21] te Den Haag waar een hennepkwekerij aanwezig was. [69] Daags na deze poging tot inbraak belt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) met [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 9] ). In dit gesprek geeft [medeverdachte 3] aan dat er daar een barst in de ruit zit en vraagt hij of [medeverdachte 1] zelf wil gaan kijken, waarop [medeverdachte 1] zegt “nee joh ben je gek?”. [70] Vervolgens belt [medeverdachte 3] met een nummer eindigend op [telefoonnummer 10] en zegt hij dat het weg is en dat het de “baas” moet zijn geweest die “hem” hebben leeggehaald. [71]
Op 22 mei 2016 belt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) met [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) en geeft aan dat er op “een adresje” een probleempje is ontstaan en vraagt of [verdachte] wat voor hem kan regelen. [medeverdachte 1] geeft aan dat er iemand binnen is gevallen “bij ons hier, die mensen van jullie hebben dat opgeruimd. Bij [adres 22] .” “die buurman van [adres 22] ” Hij vraagt [verdachte] om na te gaan wat er gebeurd is en of ze het allemaal hebben gevonden. [verdachte] vraagt of hij zeker weet dat ze daar zijn geweest. [medeverdachte 1] is er zeker van dat één van hen daar geweest is. [medeverdachte 1] zegt dat hij [adres 22] nooit van [verdachte] heeft gehad en [verdachte] zegt dat hij er ook niet bij staat. [verdachte] kan niks vinden op het [adres 22] links of rechts van [adres 22] . [verdachte] zegt dat hij dinsdag nog een keer gaat kijken. [72] Vervolgens wordt er heen en weer gebeld tussen [medeverdachte 3] en [telefoonnummer 10] en [medeverdachte 1] om zeker te weten dat het om het goede adres gaat en dat geeft [medeverdachte 1] dan weer op 23 mei 2016 door aan [verdachte] waarop deze zegt dat er niks over staat. [73]
Uit de logginggegevens van het politiesysteem BVH volgt dat [verdachte] gezocht heeft op [adres 22] , hennep, [adres 22] en [adres 22] . Er wordt ook een mutatie geopend waarin over de inbraak in de woning aan de [adres 21] . Deze mutatie wordt later aangevuld met het aantreffen van de hennepkwekerij. [74] De woning aan de [adres 21] ligt precies op de hoek van de [adres 21] , het [adres 22] en de [adres 23] in Den Haag. [75]
3.4.9 17
mei 2017 ( [adres 2] )
Om zicht te krijgen op de mogelijke werkwijze van [verdachte] en derden werd in samenwerking met de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke Marechaussee de locatie [adres 2] te Den Haag voorzien van camera’s. Nadat deze camera’s waren geïnstalleerd werd door het onderzoeksteam een fictieve MMA-melding opgesteld waaruit zou blijken dat een burger een melding maakt van een hennepkwekerij. [76] De tekst is als volgt:
“Aan de [adres 2] wordt hennep geteeld. Er hangt een sterke hennepgeur rondom de loods en de ramen zijn afgeplakt. Er gaan regelmatig enkele mannen naar binnen die kort blijven.” [77]
Nadat deze melding in het systeem was geplaatst, werd een fictieve aanvulling toegevoegd:
“TP onderzoek gedaan. Loods is afgesloten met een roldeur, waarvan de ramen van binnenuit zijn afgeplakt met zwarte folie. Hierdoor is de loods geheel zichtdicht. Ruimte naast de roldeur biedt geen zicht op de binnenkant van de loods. Warmtescan verricht. Duidelijk afwijkend warmtebeeld waar te nemen t.o.v. naastliggende loodsen. Daarnaast is er een zoemend geluid hoorbaar. Een en ander kortgesloten met de coördinatie van het hennepteam. Staat op de planning om geruimd te worden.” [78]
In de nacht van 15 mei 2016 heeft [verdachte] verschillende zoekopdrachten in de systemen geplaatst. Om 01:19 uur zoekt hij op “mma” en “hennepkwekerij”. Rond 01:43 uur bekijkt hij het formulier met nummer “5188024”, zijnde de fictieve MMA melding van de [adres 2] . [79]
Zoals hierboven reeds is vastgesteld onder 3.4.7 heeft [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) dit adres aan [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) ge-sms’t op 15 mei 2016 om 01:47 uur. De inhoud van de sms was “ [adres 2] dh Is één loods. Positief gescand en zoem te horen wordt één van deze dagen opgeruimd. Beter ga le vandaag”. [80]
De volgende dag hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] samen een gesprek. In dit gesprek zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] dat hij “die ene wel moet pakken vriend voor morgen” en “Die ene die ik had gestuurd die zeker was” waarop [medeverdachte 1] vraagt of hij die ene in Den Haag bedoelt waarop [verdachte] zegt dat dat volgens hem zo is dat “Die gaan ze pakken toch”. Het betreft volgens [verdachte] die ene die ze “gescand en gedaan alles” hebben. [medeverdachte 1] zegt daarop “ja dat is hem. Ik pak .. ja ik weet al welke” en [verdachte] vindt dat goed. [81]
In de avond van 17 mei 2016 om 23:11 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . In dit gesprek vertelt [medeverdachte 1] dat hij die [adres 2] heeft bekeken waarvan [verdachte] wist dat die zeker was. [medeverdachte 1] zegt dan: “Die was helemaal leeg man”. [verdachte] begrijpt het niet omdat die “raak” moest zijn gezien de warmte en het gebruik van stroom. [medeverdachte 1] zegt dan dat hij gekeken heeft waarop [verdachte] reageert met “Hè?”. Als [verdachte] even later nog een keer vraagt naar de [adres 2] zegt [medeverdachte 1] : “Die loods die in Den Haag die is niks, die ben ik gegaan samen met hem, ik wou je niet wakker maken, ik ben gewoon gegaan, ik heb gekeken, is helemaal leeg” en op de vraag van [verdachte] of hij gezoem heeft gehoord: “Ook niet broer, ik kijk ... ik ken zo door, ik trek heel die deur, ik ken zo door heel die pand heenkijken”. [verdachte] controleert dan nog of [medeverdachte 1] het goede nummer had en dat hij het raar vindt omdat daar gezoem werd gehoord. [medeverdachte 1] zegt dan nog “Ik trek die deur open, ik kijk.” [82] Drie minuten later vertelt [medeverdachte 1] dat hij er helemaal doorheen kon kijken. Hierop vraag [verdachte] nog “Maar er zit ook geen pand naast of zo, dat ik ehhh de verkeerde nummer heb opgeschreven” [medeverdachte 1] zegt daarop: “Nee nee zo het was helemaal de laatste op de hoek.”
Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] nog om wat nieuwe dingen en [verdachte] zegt toe morgen te gaan kijken. [medeverdachte 1] reageert met: “kijk kijk vandaag alsjeblieft” waarop [verdachte] zegt: “Ja maar dan moet je wel gelijk gaan.” [medeverdachte 1] vindt dat goed en zegt: “Ik laat hem nu gelijk naar mij komen broeder” en “Gelijk gelijk saffie ik wacht op jou broeder hier nog ja?” [verdachte] antwoordt dat hij over ongeveer 20-25 minuten thuis. [medeverdachte 1] vindt dat geen probleem. [83]
Op de gemaakte camerabeelden is te zien dat er rond kwart voor twee in de nacht twee personen aan de buitenzijde van de toegangsdeur staan, dat één van hen armbewegingen maakt bij de deur, dat er iets tussen hem wordt overgegeven en dat één van hen een lampje vastheeft. Een persoon begeeft zich naar de toegangsdeur en blijft daar staan en zichtbaar is hoe deze persoon armbewegingen maakt bij de deur en te zien is dat de toegangsdeur enkele malen naar voren en achteren beweegt. De personen zijn niet herkenbaar in beeld. [84]
Op 30 juni 2016 heeft [betrokkene 6] , namens Staedion, aangifte gedaan van poging inbraak in het pand aan de [adres 2] in Den Haag. Voor zover hem bekend was de loods ontruimd en de toegangsdeur gebruikt maar onbeschadigd. Op 18 mei 2016 is hij door de Rijksrecherche geïnformeerd dat er was gepoogd in te breken in de loods waarbij met behulp van een breekvoorwerp de loopdeur geforceerd zou zijn. Hierdoor zitten er volgens aangever nu zogenaamde “moeten” aan de bovenzijde van de metalen sponning van de deur. [85]
Uit sporenonderzoek op 17 mei 2016 is gebleken dat de garagedeur bij aankomst was gesloten met slot en sleutel en dat de kleine deur in de garagedeur eveneens was afgesloten. Bij het openen van de kleine deur zagen wij enkele beschadigingen ter hoogte van het slot in zowel de deur als de sponning. Dit is ook te zien op de bijgevoegde foto’s. [86]
3.4.10 18
mei 2016
In de nacht van 18 mei 2016 hebben [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) sms-berichten naar elkaar gestuurd. [verdachte] stuurt om 00.43 uur “Even bidden en dan stuur ik” waarop [medeverdachte 1] antwoordt “Oke bro doe snel dan kan ik die jongen laten komen”. Een half uur later stuurt [verdachte] een bericht naar [medeverdachte 1] inhoudende het adres [adres 24] te Den Haag. In dit sms-bericht heeft [verdachte] ook extra informatie opgenomen over dit adres. Tien minuten later stuurt [verdachte] “Zit nog te zoeken niks bijzonders nog” en weer tien minuten later “Niks meer bro. Onderzoek die bo goed”. [87]
Direct na het laatste sms-bericht van [verdachte] aan [medeverdachte 1] , wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt “Was dat het?” waarop [verdachte] reageert “Ja man”. [88] Om 23.25 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] waarin hij zegt “ga ik nu snel [adres 24] kijken ja? waarop [verdachte] zegt dat dat goed is. [89] Op 19 mei 2016 rond 01.11 uur belt [medeverdachte 1] met [verdachte] en zegt hij “klaar klaar, daarna wil ik [adres 24] doen, ik ben samen met mijn maatje”. [90] Om 02.39 uur die nacht belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] - onder meer - over de [adres 24] , dat ze daar gaan kijken “ik stuur jou toch die dingen, daar staat alles bij.” [91]
[verdachte] heeft het adres [adres 24] in Den Haag vlak voor het door hem verstuurde sms-bericht bekeken in de politiesystemen, te weten om 01.10 uur. Dit adres is op 15 mei 2016 gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in een mutatie-rapport. Het betreft een melding van een mogelijke hennepkwekerij. [92]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande volgt - onder meer - dat [verdachte] dit adres dat hij heeft verkregen uit de politiesystemen aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven.
3.4.11 19
mei 2016 ( [adres 4] )
Zoals hierboven onder het kopje 3.4.7 reeds is vastgesteld heeft [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) in de nacht van 15 mei 2016 het adres van de [adres 4] te Bodegraven per sms doorgegeven aan [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ). In dit bericht heeft [verdachte] naast het adres ook nadere informatie naar [medeverdachte 1] gestuurd. Zo stuurt hij “Oud kaas pakhuis. Is verbouwing geweest van 2 maanden en begin april allemaal vierkante dozen naar binne” en “n door turk in huurbus uit den haag”. [93]
Op 17 mei 2016 om 23.11 uur heeft [verdachte] met [medeverdachte 1] gesproken. [medeverdachte 1] zegt dat hij overal gekeken heeft en dat de “enigste die is positief is die Bode”. Hierop herhaalt [verdachte] dat die in “Bode” ook goed was waarop [medeverdachte 1] dat andermaal bevestigt door te zeggen “Ja als het goed is wel die, als het goed is wel hè broeder”. [94]
Vijf minuten later belt [verdachte] [medeverdachte 1] nog een keer. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] “En die Bodegraven, wanneer wil je daar naar binnen dan?” waarop [medeverdachte 1] antwoordt “Ehhh die gaan wij ook vanavond kijken”. [verdachte] zegt hierop dat [medeverdachte 1] moet kijken of hij binnen kan komen. [medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] of hij kan kijken wanneer “ze” van plan zijn om die te pakken. [verdachte] kan dat morgen pas zien. Later in het gesprek zegt [medeverdachte 1] nog een keer dat [verdachte] moet kijken wanneer, zodat “wij misschien even een datum kunnen prikken”. [verdachte] antwoordt bevestigend. [medeverdachte 1] zegt dat hij daar wel een “cilinder kan maken weet je”, waarop [verdachte] antwoordt: “Ja, maar ik weet niet of die alarm heeft of zo hè?” en voegt daaraan toe dat het daarom misschien wel beter is om niet via de voordeur naar binnen te gaan. [95]
Enkele uren later, te weten op 18 mei 2016 rond 01.33 uur, heeft [medeverdachte 1] nogmaals contact met [verdachte] over het adres in Bodegraven. [medeverdachte 1] vraagt naar wat [verdachte] “in die laatste had gestuurd Bo” waarop [verdachte] antwoordt “ja die ene moet je even goed kijken”. [medeverdachte 1] vraagt welke en daarop reageert [verdachte] “die Bo” en dan zegt [medeverdachte 1] “die Bodegraven” en [verdachte] bevestigt dat. [96]
Later die dag, rond 23.25 uur, heeft [medeverdachte 1] wederom telefonisch contact met [verdachte] over Bodegraven. [medeverdachte 1] zegt dan “wij willen daar naar binnen gaan, maar willen het niet verpesten ofzo weet je” en later zegt hij dat [verdachte] even moet kijken hoe of wat. Wanneer [verdachte] hem niet begrijpt, reageert [medeverdachte 1] “nou gewoon even meedoen met ons” waarop [verdachte] antwoordt “ja maar vroeg”. Verder komt in het gesprek naar voren dat [verdachte] niet te laat wil, omdat hij vroeg moet opstaan. Uiteindelijk wordt 01.00 uur afgesproken. [97]
Die nacht, 19 mei 2016 om 01.11 uur, is er wederom telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] deelt [verdachte] mede dat hij onderweg is naar Bodegraven en dat hij met een maatje is. [98] Ruim twintig minuten later stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte 1] waarin hij mededeelt dat “ze” daar één Toyota Auris hebben en één nieuwe Leon als onopvallende. Deze zijn van Gouda en kunnen daar rijden. [verdachte] stuurt dit “dat je het weet”. [99] Om 01.50 uur sms’t [verdachte] “actie” naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] bevindt zich op dat moment rond de [adres 25] te Bodegraven. [100]
Direct hierop wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij voor een Rijksmonument staat waarop [verdachte] zegt dat dat klopt, maar dat het pand zelf een monument is en dat het vroeger een kaaspakhuis was. [verdachte] vraagt vervolgens “maar zit daar wat dan denk je of niet?” waarop [medeverdachte 1] reageert “ik hoor hem wel zoemen”. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] op goed geluk naar binnen gaat of dat hij een cilinder gaat maken. Verder zegt [verdachte] dat hij niet weet of er een alarm is. Op dit laatste antwoordt [medeverdachte 1] “ja ik zie hier wel een alarm ehh bro”. [verdachte] stelt dan het volgende voor “ken je niet ergens anders naar binnen?”. [medeverdachte 1] merkt op dat hij naar binnen kan kijken en dat hij een webcam ziet. [verdachte] antwoordt door te zeggen dat er dan waarschijnlijk wel een alarm aanwezig is, en merkt voorts op “kun je niet jammen ofzo” en later vraagt [verdachte] “maar kan je niet via de andere kant naar binnen? Achter of boven?”. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat niet weet en vraagt of [verdachte] meedoet, waarop [verdachte] reageert “ja ja ik doe mee”. [101]
Ruim twintig minuten later belt [medeverdachte 1] met [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt “ik ben daar binnen geweest” en “ik heb achter stiekem naar binnen gegaan, de achterdeur”. [verdachte] vraagt of hij dit gedaan heeft zonder schade te maken waarop [medeverdachte 1] antwoordt “ja zonder schade, maar ik ben gewoon weggegaan, gewoon opengelaten”. Verder zegt [medeverdachte 1] “ze hebben daar ook geen stil alarm hè?” waarop [verdachte] vraagt of die is afgegaan. Hierop reageert [medeverdachte 1] “ja natuurlijk is die afgegaan.”. [verdachte] geeft vervolgens een heleboel informatie door aan [medeverdachte 1] over de daarbij betrokken mensen. Later in het gesprek wordt duidelijk dat er in het pand twee stille alarmen aanwezig zijn. [verdachte] zegt dan “dan houdt het op” en “meer kunnen we niet doen toch?”. Daarna vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] hoe hij naar binnen is gegaan waarop [medeverdachte 1] antwoordt “oh met schroevedraaier zo tussen die dingetje (…) met schroevedraaier die balk omhoog gewipt”. Verder zegt [medeverdachte 1] dat “ze” zeker gaan komen, want “die alarm is afgegaan weet je” [verdachte] antwoordt hierop “ja je had om de hoek kunnen wachten om te kijken wie er komt” en later zegt [verdachte] nogmaals “ja dan kan je daar toch wachten? Kan je ook zien hoe lang het duurt voordat die komen”. [medeverdachte 1] zegt dat hij teruggaat om te kijken of er inderdaad iemand terugkomt. [102] [verdachte] stuurt twintig minuten later een bericht aan [medeverdachte 1] waaruit blijkt dat er twee wagens op de A12 en bij het Clausplein staan te posten. [103]
Om 02.39 uur die nacht belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij “om de hoek” is en antwoordt op de vraag of er iemand geweest is met “er is een Audi A3 die jongen is nou aan de overkant gaan lopen”. [medeverdachte 1] zegt dat hij langs gaat rijden waarop [verdachte] zegt “ja moet je moet niet stoppen of extra langzaam rijden daar hè”. [medeverdachte 1] zegt dat hij binnen voornamelijk dozen met macaroni heeft gezien en verder ook lege dozen, waarop [verdachte] zegt “ja dat is toch altijd fake om ze aan je te laten zien dat ze aan het werk zijn, dat was toch ook bij die ene, die [adres 26] of hoe die heet”. [104]
[verdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat wanneer [medeverdachte 1] bij een adres langs zou gaan, hij meldkamergesprekken uitluisterde via de portofoon, zodat hij [medeverdachte 1] op de hoogte kon houden van de eventuele komst van politie. [105]
3.4.12 20
mei - 21 mei 2016
Op 20 mei 2016 om 01.14 uur heeft [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) een bericht naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) gestuurd met de vraag of hij morgen nog moet kijken. [medeverdachte 1] heeft hierop bevestigend geantwoord. [106] Rond 01.22 uur diezelfde nacht stuurt [verdachte] nog twee adressen door, te weten [adres 27] te Den Haag en [adres 28] te Den Haag. [verdachte] stuurt verder “dat is het” waarop [medeverdachte 1] antwoordt “oke 2dus”. [107]
Tijdens de volgende nacht, 21 mei 2016 om 01.12 uur, heeft [medeverdachte 1] [verdachte] een sms-bericht gestuurd met de opmerking dat [verdachte] hem moet sms’en, want hij is in de zaak. Twee minuten later stuurt [verdachte] het [adres 29] te Delft met aanvullende informatie. Zeven minuten later stuurt [verdachte] nog een bericht met de boodschap dat er voor de rest niets is. [108]
[verdachte] heeft de twee adressen van 20 mei 2016 vlak voor de door hem verstuurde sms-berichten in de politiesystemen bekeken, te weten tussen 01.21 uur en 01.23 uur. Wat betreft het adres van 21 mei 2016 heeft [verdachte] dat adres om 01.09 uur bekeken. Al deze adressen zijn tussen 18 mei en 20 mei 2016 gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in een mutatie-rapport. Het betreffen meldingen van mogelijke hennepkwekerijen. [109]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte] deze adressen die hij heeft verkregen uit de politiesystemen aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven.
3.4.13 25
mei - 26 mei 2016 ( [adres 3] )
Op 25 mei 2016 rond 16.41 uur vindt er een telefonisch gesprek plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ). [verdachte] zegt op enig moment in dat gesprek: “ja ik heb nieuwe dingen, kom even langs dan”. Hierop antwoordt [medeverdachte 1] dat hij niet in de avond langs kan komen, omdat hij in het buitenland “actie” gaat maken. [verdachte] merkt dan op dat “die andere” dan geen nut hebben. Hierop reageert [medeverdachte 1] met “ik kan ze doorgeven aan ehhh degene die gaat rijden”. [verdachte] vraagt wie dat dan is en [medeverdachte 1] zegt dat dat een buurman van hem is. [verdachte] deelt vervolgens mede “ik heb dus een lijstje van waar ze naar binnengaan aan deze kant, ik weet niet of ze vandaag gaan al”. Ze spreken af dat [medeverdachte 1] na zijn afspraak langskomt. [110] Enkele uren later, om 20:37 uur, zegt [medeverdachte 1] over de telefoon “als je vroeg gaat, dan neem ik twee clowns mee daarheen”. [111]
Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte] verklaard dat hij tijdens de ontmoeting met [medeverdachte 1] verschillende hennep gerelateerde informatie aan hem heeft doorgegeven. Over het pand aan de [adres 3] heeft [verdachte] verklaard dat hij op 25 mei 2016 met open ramen door de [adres 3] is gereden en dat hij daar reed omdat hij daar eerder hennep had geroken. [112] In het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] van 21.47 uur gaat het hier ook over. [verdachte] vraagt wat [medeverdachte 1] aan het doen is. [medeverdachte 1] is bezig “een groepje” samen te stellen en gaat “daar” snel heen. [verdachte] zegt hierop dat hij zojuist is langsgereden en dat er misschien alleen een drooghoekje zit. [medeverdachte 1] vindt dat genoeg, omdat dat betekent dat “het” er dan nog zit. [verdachte] zegt “ik ben daar net langsgereden met de ramen open, maar ik ruik niks”. Verder zegt [verdachte] “… maar die ene kamertje daarnaast die kleine kamertje die is helemaal dicht” en “die woning daarnaast ehhh is aan de voorkant helemaal dicht en achter open”. [medeverdachte 1] reageert hierop door te zeggen “komt goed, komt goed, hun gaan zometeen daar klimmen gaan hun ruiken precies waar”. [verdachte] zegt “hij is daar binnen 1 minuut hè”. Later vraagt [verdachte] “maar d’r gaan nu twee jongens?” waarop [medeverdachte 1] reageert “twee of drie, twee of drie ik weet niet zeker hoeveel”. [verdachte] vraagt voorts “maar nemen ze die ijzer mee?” hetgeen [medeverdachte 1] niet weet waarop [verdachte] zegt: “ja weet je, straks is daar iemand binnen met een dinges, je weet nooit?”. [113]
Blijkens de politiesystemen zijn er op 25 mei 2016 drie meldingen binnengekomen met betrekking tot een mogelijke hennepkwekerij in een woning aan de [adres 3] . [114] [verdachte] heeft deze informatie tussen 22.31 uur en 23.40 uur gelezen [115] en telefonisch doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Om 22.31 uur belt [verdachte] direct [medeverdachte 1] en zegt “ik zit even in apparaat te kijken, er is eentje binnengekomen van die van die waar wij net zijn geweest” en “ [huisnummer 1] waarschijnlijk”. [medeverdachte 1] vraagt “van der [adres 3]?” waarop [verdachte] zegt “ja [adres 3] ” en “ [huisnummer 2] heeft het gemeld, dus die is het sowieso niet”. [medeverdachte 1] reageert “ik geef gelijk door ja? Als het goed is zijn ze al onderweg”. [verdachte] antwoordt hierop “ja maar ik nu douchen, bel mij als ze er bijna zijn, laat ze niet gelijk gaan, laat ze jou eerst bellen en bel mij”, waarmee [medeverdachte 1] akkoord gaat. [116] Om 23.31 uur wordt [medeverdachte 1] weer door [verdachte] gebeld. [verdachte] vraagt waar [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 1] zegt “ik rijd nu even naar huis snel omkleden en dan ga ik de grote weg op man” waarop [verdachte] vraagt “en die andere?”. [medeverdachte 1] antwoordt “ehhh die waren onderweg man, die jongen was al in Leiden”. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat hij “dat” al aan hem heeft doorgegeven en dat zij daar naartoe zouden gaan. Verder zegt [medeverdachte 1] “ik zei tegen ze als jullie met z’n tweeën gaan, gaat delen door drie, pak ik ook nog van hun wat extra’s ofzo voor mij, een mazzeltje, geen probleem, mooi hè? Hun gaan wel”. [verdachte] vraagt vervolgens aan [medeverdachte 1] of [verdachte] zelf dan niet met hen moet “meedoen”, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij wordt gebeld als zij daar zijn, maar dat hij nog niet is gebeld. [verdachte] vervolgt het gesprek met de vraag “maar ken jij die gasten goed dan zijn die te vertrouwen of wat?” waarop [medeverdachte 1] reageert door te zeggen “ja ja ja ja sowieso, 100% 100%”. [verdachte] benadrukt hierna dat [medeverdachte 1] gewoon tegen hen moet zeggen “luister je weet van wie dat is”. Hierop antwoordt [medeverdachte 1] door te zeggen “… hun weten dat ze geen geintjes moeten maken”. [117]
Tien minuten later is er wederom contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [verdachte] geeft aan [medeverdachte 1] door dat er om 22.10 uur weer een melding is binnengekomen over die van “hier”. [medeverdachte 1] zegt dat hij op dat moment met “die jongen” is. Afgesproken wordt voorts dat [verdachte] na het bidden [medeverdachte 1] weer zal bellen. [118] Om 23.44 uur sms’t [verdachte] aan [medeverdachte 1] “misschien gaan ze nu weghalen. En die gasten moeten opletten omdat buurvrouw van 11 oplet door die geur”. [119] Ruim een kwartier later, inmiddels is het 26 mei 2016, heeft [verdachte] weer telefonisch contact met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] deelt mede dat “ze” onderweg daar naartoe zijn waarop [verdachte] zegt “ja, maar onderweg van waar kast, het is 24.00 uur het is wel een beetje vroeg man”. [120]
Ruim een uur later, rond 01.08 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat “hij” hem heeft gevonden. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] met wat voor auto “ze” zijn. [medeverdachte 1] zegt dat hij dit niet weet waarop [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] moet opschieten. [medeverdachte 1] zegt dat “als hun klaar zijn dan ehhh laat ik je weten ja?”. [121]
Vlak voor 03.00 uur ’s-nachts hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] wederom telefonisch contact. [medeverdachte 1] zegt dat hij bezig is “in die hok” en “er zijn 112 lampen gek”. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] “is alles goed? Die jongens zijn daar nog bezig hè” waarop [verdachte] antwoordt “… het is fucking 03.00 uur man”. [medeverdachte 1] vraagt aan een kennelijk op dat moment bij hem aanwezig persoon “hé zijn die jongens daar nog bezig” waarop door die persoon wordt geantwoord “ehhh ja”. Vervolgens richt [medeverdachte 1] het woord weer tot [verdachte] en zegt “d’r zijn twee mensen binnen, stiekem pakken daarom” waarop [verdachte] reageert “wat gaan ze wachten tot er iemand weggaat of zo?”. [medeverdachte 1] zegt dan tegen [verdachte] “ga maar slapen, ga maar slapen, ga maar slapen”. Tijdens dit gesprek is te horen dat [verdachte] op dat moment zijn portofoon heeft aanstaan en berichten via het politienet uitluistert. [122] Zoals eerder overwogen heeft [verdachte] bij de rechter-commissaris verklaard dat wanneer [medeverdachte 1] bij een adres langs zou gaan, hij meldkamergesprekken uitluisterde via de portofoon, zodat hij [medeverdachte 1] op de hoogte kon houden van de eventuele komst van de politie. [123]
De volgende ochtend, rond 07.19 uur, belt [verdachte] weer naar [medeverdachte 1] . [verdachte] vraagt of alles goed is gegaan, waarop [medeverdachte 1] reageert “ja gelukkig” en “ja kan een beetje ademhalen, als alles goed verloopt ja”. Hierna zegt [medeverdachte 1] “hé waar die jongens zijn gegaan daar waren 2 lampen man” waarop [verdachte] vraagt “een gras?” hier antwoordt [medeverdachte 1] op met “ja ook, maar ehh die ik heb de jongens nog niet echt goed gesproken, je weet zelf” en “hij zei tegen mij, daar zijn 2 lampen”. Later in het gesprek zegt [verdachte] dat hij moet gaan werken. [medeverdachte 1] zegt dat het een mooi tijdstip is om te gaan werken. [verdachte] reageert met “ik zeg tegen jou ik moet opstaan, … om 03.00 uur daar nog steeds rondjes lopen” waarop [medeverdachte 1] zegt “ja ja ja”. [verdachte] zegt “wat een amateurs” en [medeverdachte 1] reageert met “ja saffie, als als als d’r was ehhh kast, dan was ik zelf gegaan”. [124]
Op 26 mei 2016 rond 08.30 uur wordt door de politie aan de [adres 3] te Alphen aan den Rijn een hennepkwekerij aangetroffen. In deze kwekerij is een tent van 1.20 meter breed, 2.40 meter lang en 2.00 meter hoog aangetroffen. Verder hebben de verbalisanten geverbaliseerd dat aan de bovenzijde van deze tent twee armaturen waren bevestigd met assimilatielampen met daarin 600 watt lampen. [125]
Rond 18.04 uur is er nogmaals onderling telefonisch contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij ontzettend druk is en dat hij alles in goede banen moet leiden. [verdachte] vraagt of hij “die andere jongens” heeft gesproken, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij hen nog niet heeft gesproken. Verder gaat het gesprek over dat het nog steeds druk is “misschien nog een kwart knippen weet je?”. Later in het gesprek zegt [verdachte] “zijn ze naar binnen gegaan vandaag hè” waarop [medeverdachte 1] vraagt wat “ze” hebben gevonden. [verdachte] geeft aan dat hij dat niet weet maar “ik zeg alleen dat ze daar ehh daar stond in ieder geval een tentje van 2.5 bij 1.2”. [medeverdachte 1] reageert “ik zeg tegen jou, daar waren 2 lampen”. [verdachte] zegt vervolgens “dan moeten wij straks even daar lopen even ruiken want misschien ja” en “zo’n geur van 2 lampen even serieus” waarop [medeverdachte 1] antwoordt “ik zweer, misschien heeft die geen ehh misschien heeft die geen afzuiger toch en zo”. [126]
Tussenconclusie
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] gedurende de tapgesprekken niet op dezelfde locatie aanwezig was als de - waarschijnlijk - twee mannen over wie hij het telkens heeft die bij de [adres 3] aanwezig zouden zijn en daar zijn gaan “klimmen”. De rollen van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] zullen hierna nog juridisch geduid worden.
3.4.14 26
mei - 27 mei 2016
Op 26 mei 2016 belt [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) rond 23:52 uur [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ). In dit gesprek vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] “ga je ehhh wat dingetjes doorgeven?” waarop [verdachte] antwoordt dat dat mogelijk is, maar dat hij dat straks zal doen. [medeverdachte 1] reageert hierop door te zeggen dat hij erop zal wachten, maar dat hij het niet moet vergeten. [127]
Ongeveer een half uur later, op 27 mei 2016 om 00.22 uur stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 1] een sms-bericht, waarna er nog drie volgen. In deze vier berichten worden de volgende adressen genoemd: [adres 30] te Wateringen, [adres 31] te Leiden, [adres 31] (de rechtbank begrijpt: [adres 31] ) te Den Haag, [adres 32] te Den Haag, [adres 33] te Delft en [adres 33] te Gouda. [128]
In de avond van 27 mei 2016 belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en vraagt “was het nog wat?” waarop [medeverdachte 1] reageert dat hij naar die van Den Haag is gegaan en die van Delft, maar die “zijn niks”. Verder zegt [medeverdachte 1] dat hij nog naar die van Leiden en Gouda moet kijken. [verdachte] zegt over het adres in Gouda “daar gaan ze naar binnen, of zijn ze al geweest, moet ik even kijken?” waarop [medeverdachte 1] bevestigend reageert. [129]
[verdachte] heeft drie van de hierboven genoemde adressen in de politiesystemen bekeken voordat hij deze doorstuurde aan [medeverdachte 1] . Al deze adressen zijn tussen 24 en 26 mei 2016 gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in mutatie-rapporten met betrekking tot mogelijke hennepkwekerijen. [130]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte] deze zes adressen heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Gezien het feit dat het zes soortgelijke meldingen betreft die allemaal in de politiesystemen zijn opgenomen en vaststaat dat [verdachte] er in ieder geval drie heeft bekeken, kan eveneens worden vastgesteld dat [verdachte] ook de overige drie adressen in de systemen moet hebben gezien en vanuit die wetenschap de adressen heeft doorgestuurd aan [medeverdachte 1] . Dat dit anders is geweest, is door de verdediging ook niet gesteld, noch is dat anderszins gebleken.
3.4.15 31
mei - 1 juni 2016
Op 31 mei 2016 om 01.38 uur heeft [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) gebeld. Uit het gesprek volgt dat [medeverdachte 1] vraagt hoe het met [verdachte] gaat en dat laatstgenoemde zegt dat hij aan het slapen is. Hierop vraagt [medeverdachte 1] “ga je me niks ehh leuks ehh sturen?” waarop [verdachte] reageert dat hij dit morgen zal doen. [medeverdachte 1] zegt dat hij een vriend heeft die wil gaan “rijden” en dat zij gaan “kijken, ruiken, luisteren, klimmen”. Later in het gesprek vraagt [verdachte] naar de kwaliteit en antwoordt [medeverdachte 1] “minder, maar donker man”. Uiteindelijk zegt [verdachte] “ik ga even kijken” en zegt [medeverdachte 1] dat hij op hem zal wachten en dat hij nu met een jongen is en dat hij “die gelijk gaan rijden”. [131]
Ongeveer een half uur later, rond 02.07 uur, heeft [verdachte] drie sms-berichten aan [medeverdachte 1] gestuurd. In deze berichten worden de volgende adressen aan [medeverdachte 1] doorgegeven: [adres 34] te Den Haag, [adres 35] te Den Haag en [adres 36] te Rijswijk. [132] [medeverdachte 1] heeft hierop gereageerd door een sms-bericht terug te sturen naar [verdachte] met de vraag “Was dat het”. [133]
De volgende nacht, die van 1 juni 2016, heeft [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] deelt mede dat hij gisteren overal is geweest “en was helemaal niks”. Verder vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij niet nog meer adressen kan sturen, want dan kunnen zij direct gaan kijken, want zoals [medeverdachte 1] zegt “het is nu mooi weer toch”. Daarnaast vraagt [medeverdachte 1] of [verdachte] hem heeft nagekeken, want er rijdt veel recherche bij hem rond. [verdachte] antwoordt dat hij niets heeft gevonden. [134]
[verdachte] heeft de drie hierboven genoemde adressen kort voor de door hem verstuurde sms-berichten bekeken in de politiesystemen, te weten tussen 01.49 uur en 01.57 uur. In de periode van 28 mei 2016 tot en met 29 mei 2016 zijn deze adressen gemeld bij de politie en in het politiesysteem opgenomen in mutatie-rapporten met betrekking tot mogelijke hennepkwekerijen. [135]
Tussenconclusie
Uit bovenstaande volgt - onder meer - dat [verdachte] deze drie adressen die hij heeft verkregen uit de politiesystemen aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven.
3.4.16
Overige tapgesprekken en sms-berichten
22 maart 2016
[verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) sms’t om 03:40 uur in de nacht van 22 maart 2016 naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) dat zijn “tegoed” op is [136] , waarop [medeverdachte 1] sms’t “ik stuur je zo” [137] . Om 03:49 uur wordt door [medeverdachte 1] een opwaardeerbon van telecomprovider Lebara gekocht bij tankstation Elsgeest. [138] Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] [verdachte] een sms-bericht met een “10tje lebara”. [139]
18 mei 2016
In het reeds hierboven aangehaalde telefoongesprek op 18 mei 2016 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] om 23.25 uur wordt door [medeverdachte 1] nog gevraagd aan [verdachte] “Ohhh oké hoe is die drugspand waar die spullen ongeveer verstopt weet je dat nu?” waarop [verdachte] zegt dat dit er niet staat, maar dat er wel wat moet liggen. [medeverdachte 1] zegt dan: “Dus ehhh oké ja ja ja zal ik daar gewoon naar binnengaan en gewoon gaan zoeken als die geen alarm hebt?” waarop [verdachte] reageert met: “Ja kan toch”. [medeverdachte 1] vraagt zich dan af dat “ze” het overal kunnen verstoppen in witgoed of een koelkast waarop [verdachte] antwoordt dat het om wasmachines gaat “maar d'r wordt niet verkocht, dat staat er gewoon”. [medeverdachte 1] denkt dat hij die drugs “en zo” misschien in de wasmachines verstopt en dan naar het buitenland brengt. [verdachte] denkt dat dat kan, maar dat hij dat niet weet. [medeverdachte 1] vraagt nog: “Wat staat er, wat moet er liggen hennep of ehh of harddrugs?” waarop [verdachte] zegt dat dat er niet staat. [medeverdachte 1] zegt dan: “het is goed dan ga ik even kijken.”
19 mei 2016
[verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) belt in de avond van 19 mei 2016 om 23.57 uur naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) en zegt dan - onder meer - “Ik ga even kijken, misschien ga ik even snel nu kijken of er wat nieuws zit…en anders dan niks” en “Ik kijk even snel voordat ik ga douchen, want dan kan jij misschien alvast gaan rijden of zo maar weet je niet te laat want ik moet vroeg op hè” [140]
23 mei 2016
In het reeds hierboven genoemde telefoongesprek tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ) op 23 mei 2016 om 16.18 uur wordt ook nog over “dat ene hok” gesproken. [medeverdachte 1] zegt dan: “Hè broer moet, moet, actie, ik ben daar gister naar binnen gegaan, daar zijn 200 planten”. [verdachte] vraagt dan of daar niemand slaapt. [medeverdachte 1] vervolgt: “Niemand slaapt daar, die eigenaar, die tipgever … hij wil 30% pakken jullie 60%, hé wat broer, 2000 planten, ja ehhh dat is misschien 200 kilo nat zeker, is toch ehhh, is toch ehhh 120 kilo nat voor ons, weetje met z'n vieren, begrijp je?” en “Hun pakken 80 kilo de man, kom je op hetzelfde neer, hun zijn ook met z’n vieren” en “2 broers en 2 broertjes”. Al deze opmerkingen bevestigt [verdachte] met “ja”. [141] Even verderop in dat gesprek bespreken ze dat er één in Gouda is: “daar zitten 1300 planten”. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] weet waar. [medeverdachte 1] zegt dan dat hij er bij die vriend een zender onder gaat doen en dan gaan “hun” deze week kijken. [verdachte] begrijpt dat. [medeverdachte 1] zegt dan dat “hij over drie weken klaar” is en dan willen “hun” op maandag gaan en [medeverdachte 1] op zaterdag en dan “doe jij gewoon met mij mee.” [verdachte] reageert daarop door te zeggen dat [medeverdachte 1] daarna meteen de politie moet bellen en dan zeggen “ze knippen nu, want dan gaan ze gelijk, begrijp je?” Aan het einde van het gesprek vraagt [medeverdachte 1] dan aan [verdachte] of er wat leuks, wat nieuws is en [verdachte] zegt dat hij straks even gaat kijken. [142]
25 mei 2016
Op 25 mei 2016 rond 16.41 uur vindt er een telefonisch gesprek plaats tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ). [verdachte] zegt in dat gesprek: “Wat is er aan de hand?” en “Daar was dinge actie actie, neem je die fucking telefoon niet op” waarop [medeverdachte 1] zegt: “Shit man, nu weg?”. [verdachte] bevestigt dat en zegt dat het is opgeruimd en dat het ging om 30 stuks, 30 lampjes en dat ze daar “roken”. [medeverdachte 1] vindt het jammer en [verdachte] zegt “Helaas”. Even later wordt in dit gesprek het volgende door [medeverdachte 1] gezegd: “Nee ik heb gewoon iemand geregeld die met de bus gaat ook een beetje meehelpen met snoeien krijgt die gewoon een ehh bedrag
. [143]
26 mei 2016
Op 26 mei 2016 om 18.14 uur belt [verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd door [medeverdachte 1] : “Ja je weet toch? Ehhh die kankermannetjes van die die wou niet kopen, hij vond hem niet mooi, hij heeft gestuurd naar droogflat gaan laten drogen, plus ehh die andere delen ook voor moet je ook voor zorgen, nou is iemand onderweg naar mij uit Roosendaal ja? Hij komt naar mij naar de zaak, even kijken wat ik met hem gaan doen, weet je? Misschien pakt hij de rest dat over is, als je begrijpt wat ik bedoel. Dus ik moet alles even in goede banen leiden, je weet toch?” [verdachte] zegt hierop “Ja”. [medeverdachte 1] zegt dan dat als hij een gaatje heeft hij even naar [verdachte] toekomt om “gewoon even ehhh voor die andere dingetjes” te kijken. [verdachte] zegt daarop “Ja, heb je die andere jongens gesproken?” [medeverdachte 1] zegt van niet want hij wil alles wel even in goede banen leiden. [verdachte] zegt dan dat [medeverdachte 1] zijn ding moet doen. [verdachte] vraagt hoe laat hij komt. Daar reageert [medeverdachte 1] op met: “Ze zijn nog steeds bezig, hun hebben daar misschien nog een kwart knippen weet je?” waarop [verdachte] “ja” zegt. [medeverdachte 1] denkt dat het nog zeker drie à vier uur duurt. [verdachte] zegt dan “Ohh dan pas ben je klaar?” en “Ja, dan moet je zelf kijken broer, maar jij bent altijd degene die rent, die anderen moeten ook een beetje rennen met jou” waarop [medeverdachte 1] zegt dat “hun” ook aan het rennen zijn en dat hij zelf “mooi” niks aanraakt, “hun doen alles, ik ben hun aan het aansturen” waarop [verdachte] “Ja ja ja:” zegt. [medeverdachte 1] vervolgt dan nog met: “En jij weet toch als als hun ehh hun hun kunnen niet denken.” want het is veel “dat zo doe zo”. Hierop reageert [verdachte] met “Ja”. [144]
Diezelfde avond belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] om 23.52 uur. Op de achtergrond is een ander telefoontje te horen en is te horen is dat [medeverdachte 1] zegt dat hij daar nog is “aan de overkant” en dat hij snel gaat douchen en dan gaat hij daarheen om hem af te leiden en “luister, luister, je moet die auto die moet je helemaal parkeren aan de andere kant, moet je stiekem gaan lopen langs de auto's, moet je van achter naar beneden duiken. Je moet kijken dat niemand jou ziet.” Dan begroet hij [verdachte] en vraagt hem of hij nog wat “dingetjes” wil doorgeven, hierop zegt [verdachte] “Ja kan ook”. [medeverdachte 1] zal daarop wachten. [145]
27 mei 2016
[verdachte] ( [telefoonnummer 7] ) belt op 27 mei 2016 om 3.03 uur naar [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 8] ). [medeverdachte 1] wil wat vragen. Hij is aan het rijden en hij ging “sluiten” en toen “Vriend, tien minuten voor tijd stond hier een Touran precies voor de deur, we waren net klaar met dweilen vriend, (onverstaanbaar) ken ik Julie helpen. Ehh dus die vrouw we hebben een melding van geluidsoverlast, hij zegt oh wij hebben geen muziek aanstaan of zo of wat dan ook weet je?
Vriend ging die de deur de alarm d'r op de deur dichtdoen toen heeft die de deur dichtgedraaid precies toen hun hebben gezien wie die deur hebben dichtgedraaid zijn ze weggereden.” [verdachte] vraagt wie heeft dicht gedaan. Dat was “ [betrokkene 7] ” zegt [medeverdachte 1] . Die werkt daar wit op loonlijst. “Nou” zegt [verdachte] “mag toch gewoon”. Ze spreken af van de week even goed in de gaten te houden. [verdachte] zegt dan “Je moet niet eeh overdrijven niet overdrijven, ik kan niet gelijk wanneer wat is zitten googlen”. Even verderop in het gesprek vraagt [verdachte] : “Waar liggen die dingen dan” waarop [medeverdachte 1] “ [adres 37] ” zegt. Dat vindt [verdachte] goed. [medeverdachte 1] geeft het nummer door en zegt [verdachte] dat hij morgen meteen gaat kijken. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] te kijken of alles stabiel is. “Is goed” zegt [verdachte] . [146]
3.4.17
Conclusies ten aanzien van het bewijs
3.4.17.1 Pogingen tot inbraak
De rechtbank zal, alvorens zij toekomt aan de bespreking van de afzonderlijke tenlastegelegde pogingen tot inbraak, dan wel medeplichtigheid daaraan, het juridisch kader duiden ten aanzien van de vraag of er al dan niet sprake is van medeplegen.
Voorop staat dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten (ECLI:NL:HR:2014:3474).
[adres 2]
Ten aanzien van de [adres 2] overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hierboven onder 3.4.9 reeds vast is komen te staan heeft [verdachte] , nadat hij meerdere zoekslagen in de politiesystemen heeft ingevoerd, de fictieve melding gevonden en gelezen op 15 mei 2016. Nadat hij eerder die nacht al had beloofd om nog wat adressen door te sturen naar [medeverdachte 1] , stuurt [verdachte] enkele minuten nadat hij de melding heeft gelezen dit adres door. Uit dat sms-bericht blijkt dat [verdachte] tevens heeft gestuurd “beter ga le vandaag”. De volgende dag hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] telefonisch contact en zegt [verdachte] dat [medeverdachte 1] “die ene wel pakken vriend voor morgen”. Uit het gesprek wordt duidelijk dat het hier gaat over het pand aan de [adres 2] in Den Haag.
In de avond van 17 mei 2016 hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] wederom contact. [medeverdachte 1] heeft in dit gesprek gezegd dat hij samen met een ander is gaan kijken, maar dat hij er helemaal doorheen kon kijken en niets zag. Verder heeft [medeverdachte 1] gezegd dat hij [verdachte] niet wilde wakker maken, dus dat hij gewoon was gegaan. Uit de camerabeelden volgt voorts dat er twee personen bij het pand zijn geweest. Uiteindelijk is er niets weggenomen, omdat er geen hennepplanten in het pand aanwezig waren.
Hoewel blijkens het vorengaande de rol van [verdachte] groter is dan enkel het verstrekken van informatie, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] bij deze poging tot inbraak medepleger is geweest, zoals onder 3 primair ten laste is gelegd. Immers, [medeverdachte 1] is zonder dat [verdachte] het wist samen met een ander naar het pand gegaan. [verdachte] zal hiervan dan ook worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medeplichtig is geweest aan het medeplegen van een poging tot inbraak. Immers, hij levert het adres aan en hij stuurt er op aan dat [medeverdachte 1] snel gaat kijken en “pakken”. Zijn opzet is dus ook duidelijk gericht geweest op het gronddelict en de rechtbank zal dan ook het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaren.
[adres 4]
Zoals onder 3.4.7 en 3.4.11 al is besproken, heeft [verdachte] op 15 mei 2016 het adres van de [adres 4] te Bodegraven aan [medeverdachte 1] doorgegeven. [medeverdachte 1] heeft twee dagen later teruggekoppeld aan [verdachte] dat het adres in Bodegraven de enige positieve was. In een daarop volgend telefonisch gesprek heeft [verdachte] aan [medeverdachte 1] gevraagd wanneer hij van plan was om naar binnen te gaan bij Bodegraven en tevens heeft [verdachte] [medeverdachte 1] geadviseerd om niet via de voordeur naar binnen te gaan in verband met een mogelijk alarm. De volgende dag hebben beiden wederom veelvuldig telefonisch contact. Zo vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij niet gewoon even kan “meedoen” met hen en stuurt [verdachte] nog wat extra informatie over politie-eenheden in de buurt van Bodegraven. Op het moment dat [medeverdachte 1] voor het pand in Bodegraven staat is er wederom telefonisch contact tussen beide mannen. [medeverdachte 1] ziet een alarm en [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] dat alarm niet kan “jammen”. Ook stuurt [verdachte] [medeverdachte 1] aan door voor te stellen of hij anders niet op andere manieren binnen kan komen, zoals via boven of via achter. Tevens is vast komen te staan dat [verdachte] gedurende de inbraak de portofoon van de politie heeft uitgeluisterd en is er ook telefonisch contact nadat [medeverdachte 1] binnen is geweest en besproken wordt hoe [medeverdachte 1] daar binnen is gekomen. Ook wordt, op initiatief van [verdachte] , afgesproken dat [medeverdachte 1] teruggaat om te kijken wie er op het stille alarm afkomt.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank gelet op het vorengaande, van oordeel dat - hoewel de rollen van [verdachte] en [medeverdachte 1] verschillend zijn - de rol van [verdachte] als onderdeel van het samenwerkingsverband én de bijdrage van [verdachte] aan het geheel van het tenlastegelegde van zodanig gewicht zijn dat deze in onderhavige geval kan worden aangemerkt als die van een medepleger. Immers, [verdachte] is degene die de informatie opzoekt in de politiesystemen en doorstuurt aan [medeverdachte 1] , vraagt wanneer [medeverdachte 1] naar binnen gaat, adviseert hoe mogelijk het pand binnen te gaan en het alarm te “jammen”, hij geeft tips over hoe om te gaan met de aanwezigheid van een camera, luistert gedurende de inbraak de portofoon van de politie uit om - indien nodig - [medeverdachte 1] te waarschuwen en stuurt hem aan om na de inbraak terug te gaan om zodoende te kunnen kijken wie er op het afgegane alarm afkomt. [verdachte] is dan wel niet fysiek in het pand aanwezig geweest, maar door het veelvuldige telefonisch contact is hij er wel voortdurend “geestelijk” bij. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] deze poging tot inbraak samen met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
[adres 3]
Blijkens hetgeen onder 3.4.13 reeds is vastgesteld, is [verdachte] op 25 mei 2016 met open ramen door de [adres 3] gereden, omdat hij daar eerder al hennep had geroken. Vervolgens vindt er zowel telefonisch als persoonlijk contact plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hier wordt besproken dat [medeverdachte 1] wel twee “clowns” kan sturen naar de [adres 3] en dat hij een groep aan het samenstellen is. Verder heeft [medeverdachte 1] een afspraak gemaakt over de te verdelen buit. Voorts is gebleken dat [verdachte] de politiesystemen erop na slaat en deze informatie vervolgens weer doorgeeft aan [medeverdachte 1] . Tevens blijkt uit de latere gesprekken dat [medeverdachte 1] twee of drie jongens die kant op heeft gestuurd en dat ze te vertrouwen zijn. [medeverdachte 1] onderhoudt vervolgens contact met deze twee personen en draagt hun op dat ze hem moeten bellen als zij klaar zijn, omdat [verdachte] dit weer met [medeverdachte 1] heeft afgesproken. [verdachte] heeft voorgesteld om met die personen “mee te doen”, waarmee [verdachte] bedoelt het uitluisteren van de portofoon van de politie. Het laatste contact die nacht tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] is vlak voor 03.00 uur op 26 mei 2016. [medeverdachte 1] is bezig in een “hok” en vraagt aan een bij hem aanwezig persoon of “die anderen” nog bezig zijn. Dit is het geval en dit bespreekt hij weer met [verdachte] . De volgende dag is het [verdachte] die [medeverdachte 1] belt en vraagt naar de afhandeling. [verdachte] geeft ook hier wederom informatie uit de politiesystemen, omdat is gebleken dat de politie daar naar binnen is gegaan.
Anders dan door de raadsvrouw wordt bepleit, is de rechtbank, gelet op het vorengaande, van oordeel dat - hoewel de rollen van [verdachte] en [medeverdachte 1] verschillen van die van de fysieke inbrekers - de rol van [verdachte] als onderdeel van het samenwerkingsverband én de bijdrage van [verdachte] aan het geheel van het tenlastegelegde van zodanig gewicht zijn dat deze in onderhavige geval ook kan worden aangemerkt als die van een medepleger. Immers, [verdachte] rijdt langs de mogelijke kwekerij om zelf in te kunnen schatten wat er zit, is degene die actief informatie opzoekt in de politiesystemen en doorstuurt aan [medeverdachte 1] , vraagt naar wat voor personen gaan inbreken, bepaalt wanneer er kan worden ingebroken, vraagt of hij mee moet doen en luistert vervolgens gedurende de inbraak de portofoon van de politie uit om
- indien nodig - [medeverdachte 1] te waarschuwen. [verdachte] is dan wel niet fysiek in het pand aanwezig geweest, maar door het veelvuldige telefonisch contact met [medeverdachte 1] , die weer het contact onderhoudt met de andere personen, is hij er wel voortdurend “geestelijk” bij. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] deze poging tot inbraak samen met [medeverdachte 1] en anderen heeft gepleegd.
Dat sprake is van een poging tot inbraak (door inklimming) en niet van poging tot enkelvoudige diefstal volgt uit het feit dat [medeverdachte 1] aan [verdachte] doorgeeft dat de twee mannen die hij erop af stuurt daar gaan klimmen.
3.4.17.2 Schending ambtsgeheim of omkoping?
Inleiding
[verdachte] heeft bekend dat hij zijn ambtsgeheim heeft geschonden door adressen van mogelijke hennepkwekerijen te lekken aan [medeverdachte 1] en hem andere informatie door te geven. [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat hij adressen heeft ontvangen van [verdachte] , een bevriende politieagent. De rechtbank leidt uit dat laatste af dat ook [medeverdachte 1] wist dat het om vertrouwelijke politie-informatie ging. Beiden ontkennen evenwel dat hier op enig moment een gift of dienst voor is aangeboden, dan wel een belofte is gedaan.
Wettelijk kader
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van - kort gezegd - omkoping is het volgende van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen geen criterium te verbinden aan de aard of hoogte van de belofte, gift of dienst. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar geraakt en van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod is aanvaard. Voorts moet er sprake van zijn dat de ambtenaar wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift/belofte/dienst is aangeboden of gedaan om hem iets te laten doen of na te laten in zijn bediening. Degene die een ambtenaar de gift/belofte/dienst aanbiedt of doet moet daarmee het oogmerk hebben gehad om de ambtenaar iets te laten doen of nalaten in zijn bediening, dan wel dat deze dit doet of nalaat als gevolg van de gift/belofte/dienst. Daarbij komt dat in een situatie waarin in een zekere periode een ambtenaar een aantal giften of beloften zijn aangeboden of gedaan en deze in dezelfde periode in een aantal gevallen heeft gehandeld in strijd met zijn ambtsplicht het niet noodzakelijk is dat één op één een verband wordt aangetoond tussen een specifieke gift of belofte en een specifiek handelen in strijd met de ambtsplicht (ECLI:NL:HR:2006:AW3584). Er hoeft derhalve niet voor elke schending een directe gift of belofte te worden bewezen.
Onderhavige casus
Uit hetgeen hiervoor onder 3.4.17.1 is overwogen blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] actief betrokken waren bij drie pogingen tot inbraak op adressen die door [verdachte] aan [medeverdachte 1] werden doorgegeven. Uit al het voorgaande volgt verder dat [medeverdachte 1] heel vaak vraagt om nieuwe adressen en daarvoor groepjes samenstelt en mensen heeft die “gaan rijden” op die adressen. Voorts volgt uit al het voorgaande dat [verdachte] zich ook actief bemoeit met hetgeen gebeurt met de door hem gegeven adressen. Zo vraagt hij om resultaten van het kijken en “pakken” bij de verschillende adressen: “was het nog wat?”, “beter ga je vandaag” en geeft hij [medeverdachte 1] advies dat hij de politie moet bellen als ze klaar zijn met knippen. Op de vraag waarom hij dat deed heeft [verdachte] geen antwoord kunnen geven, anders dan dat hij dat niet meer weet. Als er op adressen niks blijkt te zijn of deze om andere redenen niks opleveren of mislukken, vinden ze dat jammer. Zo is [verdachte] in het hierboven genoemde gesprek van 26 mei 2016 om 16.41 uur duidelijk geïrriteerd als [medeverdachte 1] zijn telefoon niet opneemt terwijl er een “actie” gaande was en de hennepkwekerij is opgeruimd. [medeverdachte 1] vindt het jammer en [verdachte] vindt het ook “helaas”. Daarbij blijkt uit de opgenomen tapgesprekken en sms-berichten dat niet alleen de adressen worden doorgegeven, maar dat ook andere informatie wordt doorgegeven, zoals wat het voor pand is, hoe het eruit ziet of waar de drugs kunnen liggen.
Er wordt tussen hen beiden verder gesproken over hoeveel “lampen” en planten er aanwezig zijn/waren op verschillende adressen en over de duur van “het knippen”. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepplanten worden geknipt en dat alleen de bruikbare delen van de plant worden verkocht en dat daar veel geld mee gemoeid is. Tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] wordt ook besproken wat deze planten aan “kilo’s nat” opleveren en op welke wijze een opbrengst wordt verdeeld, zie bijvoorbeeld het hiervoor besproken gesprek waarin [medeverdachte 1] tegen [verdachte] zegt: “hij wil 30% pakken jullie 60%” en “dat is misschien 200 kilo nat zeker, is toch …120 kilo nat voor ons, weetje met z'n vieren, begrijp je?”. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] de opbrengt aan het verdelen is - onder meer - ook met [verdachte] .
Op 22 maart 2016 vindt het gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] waarin [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt “en ik heb hier nog eentje ehh… een Marokkaan in Schoonhoven” waarop [medeverdachte 1] zegt “ja ja”. Hierop zegt [verdachte] iets onverstaanbaars en daarna “we hebben centen nodig”. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] een adres doorgeeft om daaruit centen te kunnen genereren. Anders dan de verdediging heeft betoogd, maakt het enkele feit dat er iets onverstaanbaars wordt gezegd voorafgaand aan de zin “we hebben centen nodig” dat niet anders. De strekking van het gesprek is naar oordeel van de rechtbank volstrekt helder. Dit mede in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank duiden alle gesprekken op het bekijken van de adressen en, indien de adressen “raak” zijn, derhalve als er daadwerkelijk een hennepkwekerij aanwezig was, op het wegnemen van de hennep. Duidelijk is ook dat [verdachte] precies wist wat er speelde. Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen enkele invoelbare reden voor, anders dan geldelijk of op geld waardeerbaar gewin. Dat blijkt ook uit de gesprekken over het verdelen van opbrengsten, centen die nodig zijn en de frustratie en teleurstelling als blijkt dat er niks te halen viel of als het op een andere manier mislukte. Het is dan ook volstrekt onaannemelijk dat sprake was van een “enkele vriendendienst” door het doorgeven van de adressen en dat het er enkel om ging om het door [medeverdachte 1] bekijken van adressen om te zien hoe een hennepkwekerij eruit zag. Daarvoor zijn de contacten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] ook te veel, te vaak en te uitgebreid.
Ten aanzien van de informatie over [betrokkene 5] wordt in de hierboven onder 3.4.5 genoemde tapgesprekken ook gesproken over geld. Zo zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] : “daarom wil hij graag dat hij doorgebeld wordt toch, hij betaalt toch ook” en “je weet toch, zoveel mogelijk hij zegt ik wil zoveel mogelijk informatie, hij betaalt best wel veel”. [verdachte] bevestigt dit en gaat vervolgens uitgebreid op zoek naar informatie over deze [betrokkene 5] en vraagt om zoveel mogelijk informatie. Ook wordt afgesproken foto’s te maken van de informatie zodat deze kunnen worden getoond aan [betrokkene 5] . Hieruit leidt de rechtbank af dat deze [betrokkene 5] betaalt voor informatie die hij via [verdachte] en [medeverdachte 1] krijgt.
Tot slot overweegt de rechtbank nog dat [medeverdachte 1] telefoons en beltegoed regelt en betaalt voor [verdachte] , kennelijk met als enige doel het via die telefoons kunnen doorgeven van adressen en het bespreken van die adressen. Alle gesprekken en sms-berichten omtrent de gelekte informatie werden doorgegeven op telefoons die met elkaar in een één op één verbinding stonden en als het beltegoed op was of hij een nieuw “apparaat” nodig had dan vroeg [verdachte] daarom en kreeg hij dat ook van [medeverdachte 1] .
Conclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat, al het voorgaande in aanmerking genomen, het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte 1] aan [verdachte] giften en/of beloften heeft gedaan met het doel om hem te bewegen vertrouwelijke politie-informatie met hem te delen en dat [verdachte] deze giften en/of beloften, terwijl hij dat wist, heeft aangenomen. Derhalve is sprake van passieve omkoping door [verdachte] en actieve omkoping door [medeverdachte 1] . Dat niet exact duidelijk is voor welke gegevens welke gift/belofte is gedaan is, gelet op het geschetste wettelijk kader, ook niet noodzakelijk.
Aangezien de rechtbank het proces-verbaal inhoudende de verklaring van Radder niet heeft gebruikt voor het bewijs, behoeft het verweer van de verdediging daarover geen nadere bespreking.
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen en tussenconclusies kan worden bewezen dat de omkoping onder feit 1 primair alle genoemde adressen betreft en met betrekking tot feit 2 primair alle gegevens betreft omtrent de persoon [betrokkene 5] . De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde zinsnede “informatie over [medeverdachte 1] , en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] ” gelet op hetgeen daaromtrent is overwogen onder 3.4.3.
3.4.17.3 Criminele organisatie
Wettelijk kader
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oog heeft zijn gepleegd, dan wel dat pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een deelnemer aan de organisatie heeft meegedaan aan misdrijven welke door andere deelnemers daaraan zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is strafbaar vanwege alleen maar zijn deelneming aan een misdadige organisatie.
Met een organisatie in de zin van artikel 140 Sr wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (ECLI:NL:HR:2010:BK5193, r.o. 4.3). Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen (ECLI:NL:HR:2007:BA0502, r.o. 3.4).
Voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr is daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Met het oogmerk wordt primair gedoeld op het naaste doel: datgene dat men zich als direct gewild voorstelt (ECLI:NL:GHDHA:2015: 1082, r.o. 10.6.1.1.2). Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of de onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (ECLI:NL:HR:2007:BA0502, r.o. 3.4).
Onderhavige casus
Uit bovengenoemde onder 3.4.4 tot en met 3.4.16 vervatte bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een zeker samenwerkingsverband tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] met ieder een eigen rol.
De rol van [verdachte] zoals deze uit de opgesomde bewijsmiddelen blijkt is de volgende. Hij bekeek meldingen van mogelijke hennepkwekerijen in de politie-systemen en gaf deze, al dan niet op verzoek, door aan [medeverdachte 1] . Voorts gaf hij aan [medeverdachte 1] door wanneer de politie een melding zou gaan nalopen en welke voertuigen er door de politie werden ingezet bij een surveillance en wanneer. Hij deed zo mogelijk mee met de portofoon en luisterde live mee als de adressen werden bekeken en wanneer er zou worden ingebroken Hij checkte voorts bij [medeverdachte 1] of de ingezette mensen betrouwbaar waren en gaf daarbij aan dat [medeverdachte 1] wel moest doorgeven van wie de informatie afkomstig was. Voorts gaf hij aanwijzingen voorafgaand en - in elk geval één keer - tijdens één van de pogingen tot inbraak. Daarbij heeft [verdachte] ook oog voor [medeverdachte 1] en geeft hij aan dat [medeverdachte 1] altijd degene is die aan het rennen is en zegt [verdachte] dat “hun” ook een beetje moeten rennen met [medeverdachte 1] .
De rol van [medeverdachte 1] zoals deze uit de opgesomde bewijsmiddelen blijkt is de volgende. Hij nam de adressen van [verdachte] in ontvangst, vroeg actief en vaak om nieuwe adressen, stelde groepjes samen die naar de adressen toe konden gaan en hij stuurde deze personen aan. Hij is zelf ook actief bij de pogingen tot inbraak betrokken geweest, was soms fysiek aanwezig en stuurde knippers aan. Hij schepte erover op dat hij mooi zelf niks aanraakte en “hun” aan het aansturen was. Hij besprak voorts met [verdachte] waar en wanneer ze naar binnen gingen en vroeg bijstand van [verdachte] , in de vorm van het live luisteren van de portofoon, dan wel van het verkrijgen van andere informatie over politie-inzet. Hij had ook nog andere tipgevers en besprak ook die adressen met [verdachte] . Als er problemen ontstonden probeerde hij dingen te regelen en na te gaan bij [verdachte] . Ook regelde hij telefoons en zo nodig beltegoed.
Bij dit alles maakten zij gebruik van de één op één telefoonlijnen en werden er in de gesprekken geen namen genoemd, maar werd steeds gesproken over “hun”, “zij”, “die jongen” en/of “clowns”. Uit de geïrriteerde reactie van [verdachte] als [betrokkene 1] zijn één op één telefoon gebruikt om haar moeder te bellen leidt de rechtbank af dat het de bedoeling was dat deze telefoonnummers geheim bleven. Dit alles duidt op afspraken die moeten zijn gemaakt tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Uit het vorenstaande blijkt voorts dat het lekken van de vertrouwelijke politie-informatie door passieve en actieve omkoping is gebeurd. Tevens heeft het lekken geresulteerd in - in elk geval - drie pogingen tot inbraak. Zoals hierboven reeds is vastgesteld, had het lekken van de adressen bovendien het enkele doel het bekijken en zo mogelijk leeghalen van hennepkwekerijen. Logisch gevolg van een geslaagde actie is bovendien dat er hennep aanwezig was, die vervolgens vervoerd en/of verkocht werd. Aldus was het samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] gericht op het plegen van al deze strafbare feiten.
Het samenwerkingsverband tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] resulteerde ook in het inzetten en/of inhuren van anderen. Zo wordt in één van de gesprekken gesproken over een snoeier die een bedrag zal krijgen, wordt er gesproken over knippers en personen die de adressen gaan bekijken en - zo mogelijk - gaan leeghalen. Dat onduidelijk is gebleven wie deze anderen zijn en ook onduidelijk is of deze personen op de hoogte waren van het samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] maakt, zoals uit het omschreven wettelijk kader volgt, voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie niet uit.
Anders dan door de officier van justitie is betoogd zijn er onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat ook vóór 6 februari 2016 sprake was van het lekken van informatie van [verdachte] aan [medeverdachte 1] . Nu op die datum direct vijf adressen worden doorgegeven en er ook direct per sms gereageerd wordt over het gaan rijden van “hun” en de vraag van [verdachte] of het nog wat was, gaat de rechtbank ervan uit dat het samenwerkingsverband in ieder geval al wel bestond op 6 februari 2016. De communicatie op de één op één lijnen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] is enkel op 6 februari 2016 en in de periodes van 11 tot en met 22 maart 2016 en van 14 mei 2016 tot en met 1 juni 2016 onderschept door de rijksrecherche. Daartussenin werden deze nummers niet gebruikt en was het de rijksrecherche ook niet duidelijk of en zo ja, welke nummers er wel werden gebruikt. Uit de aard en inhoud van de communicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] zoals hierboven onder 3.4.4 tot en met 3.4.16 is opgenomen blijkt wel dat sprake is van ‘doorgaande communicatie’. Hieruit leidt de rechtbank af dat in de tussenliggende periodes ook contact tussen beiden over adressen moet zijn geweest. De aard en inhoud van de gesprekken in maart zijn van exact dezelfde aard en inhoud als de gesprekken van mei en nergens blijkt uit dat er een “stop” in contact is geweest. Het gaat dan ook om lange reeks aan adressen die door [verdachte] aan [medeverdachte 1] werden doorgegeven. Soms werden er daags na het doorgeven van adressen alweer nieuwe opgevraagd en doorgegeven. Het doorgeven van de adressen, de daarmee verbonden actieve en passieve omkoping, de al dan niet gekwalificeerde diefstallen en het bezit en vervoer van de potentiële hennepopbrengst hadden dan ook een stelselmatig karakter.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank was er tussen - in elk geval - [verdachte] en [medeverdachte 1] sprake van een samenwerkingsverband waarbij ieder zijn eigen rol had die op elkaar leek te zijn afgestemd, waarbij er tussen hen beiden afspraken moeten zijn gemaakt en er sprake was van veelvuldig overleg over de telefoon of per sms. Het oogmerk van dit samenwerkingsverband was gelegen in het plegen van strafbare feiten. Bovendien is sprake van een stelselmatig en structureel karakter gedurende een periode van in elk geval vier maanden. Een periode die ruimschoots voldoet aan het criterium “een zekere duurzaamheid”. Dit alles maakt dat er sprake is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr. waaraan [verdachte] deelnam. Gelet hierop acht de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Al het bovenstaande leidt tot de volgende bewezenverklaring.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1. primair
hij in de periode van
1 februari 2016tot en met 1 juni 2016 te Waddinxveen, gemeente Zuidplas en te Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland telkens als politieambtenaar, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Den Haag geld en/of goederen als gift en/of belofte heeft aangenomen waarvan hij telkens wist dat deze hem gedaan en/of aangeboden werd teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening van ambtenaar iets te doen, immers heeft hij, verdachte, informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven aan een derde, te weten: informatie over mogelijke hennepkwekerijen in een pand aan de
- ( ZD 4) [adres 11] te Alphen aan den Rijn, en
- ( ZD 4) [adres 12] te Waddinxveen, en
- ( ZD 4) [adres 13] te Den Haag, en
- ( ZD 4) [adres 14] te Schoonhoven, en
- ( ZD 4) [adres 15] te Den Haag, en
- ( ZD 4) [adres 16] te Delft, en
- ( ZD 5) [adres 4] te Bodegraven, en
- ( ZD 5) [adres 17] te Den Haag, en
- ( ZD 5) [adres 18] te Rijswijk, en
- ( ZD 5) [adres 2] te Den Haag, en
- ( ZD 5) [adres 20] te Wassenaar, en
- ( ZD 11) [adres 3] te Alphen aan den Rijn, en
- ( ZD 11) [adres 24] te Den Haag, en
- ( ZD 11) [adres 27] te Den Haag, en
- ( ZD 11) [adres 28] te Den Haag, en
- ( ZD 11) [adres 29] te Delft, en
- ( ZD 11) [adres 30] te Wateringen, en
- ( ZD 11) [adres 31] te Leiden, en
- ( ZD 11) [adres 31] te Den Haag, en
- ( ZD 11) [adres 32] te Den Haag, en
- ( ZD 11) [adres 33] te Delft, en
- ( ZD 11) [adres 33] te Gouda, en
- ( ZD 11) [adres 34] te Den Haag, en
- ( ZD 11) [adres 35] te Leidschendam, en
- ( ZD 11) [adres 36] te Rijswijk,
en
- ( ZD 11) [adres 19]
teHazerswoude-Dorp, en
- ( ZD 11) [adres 6] te Zevenhoven, en
- ( ZD 11) [adres 7] te Zoetermeer, en
- ( ZD 11) [adres 8] te Gouda, en
- ( ZD 11) [adres 9] te Leimuiden, en
- ( ZD 11) [adres 10] te Alphen aan den Rijn;
2. primair
(ZD1)
hij in de periode van 20 maart 2016 tot en met 22 maart 2016 te Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland, als politieambtenaar, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Den Haag, geld en/of goederen als gift en/of belofte heeft aangenomen waarvan hij telkens wist dat deze hem gedaan en/of aangeboden werd teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening van ambtenaar iets te doen, immers heeft hij, verdachte, informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) en/of uit een emailbericht van een medewerkster van de meldkamer van de politie, te weten de naam en de geboortedatum en het adres en het kenteken van een persoon en de inhoud van mutaties met betrekking tot die persoon, doorgegeven aan een derde;
3. subsidiair
(ZD 6)
anderen dan hij, verdachte, op 17 mei 2016 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door die anderen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een derde, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een pand aan de [adres 2] weg te nemen een hoeveelheid hennepplanten, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen, de toegangsdeur van dat pand deels
hebbengeforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 15 mei 2016 tot en met 17 mei 2016 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en inlichtingen heeft verschaft door:
- in een politiesysteem te zoeken met de zoeksleutels ‘201613’ en ‘mma’ en ‘hennepkwekerij’, en
- vervolgens de mutatie met betrekking tot de melding hennepkwekerij op de [adres 2] 216 te Den Haag te raadplegen, en
-
één vandie anderen een SMS bericht te sturen met de tekst: ‘ [adres 2] . Is één loods. Positief gescand en zoem te horen wordt één dezer dagen opgeruimd. Beter ga le vandaag’,
en
- die ander opgebeld en gezegd: ‘Je moet die ene wel pakken vriend voor morgen’ en ‘Die ene die ik had gestuurd die zeker was’ en ‘Die gaan ze pakken toch’;
4.
(ZD 3)
hij in de periode van 25 mei 2016 tot en met 26 mei 2016 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een woning gelegen aan de [adres 3] , gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, weg te nemen een hoeveelheid hennepplanten, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf
tdoor middel van inklimming via de gevel en vervolgens een raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
(ZD 8)
hij op 19 mei 2016 te Bodegraven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een pand aan de [adres 4] , weg te nemen een hoeveelheid hennepplanten, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer ander
(en
)dan aan verdachte en zijn mededader, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf
tdoor middel van braak, te weten door met een schroevendraaier een balk omhoog te duwen en vervolgens de deur te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
(ZD 10)
hij in de periode van
1 februari 2016tot en met 1 juni 2016 te Waddinxveen en Moordrecht, gemeente Zuidplas, en 's-Gravenhage en Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (in ieder geval)
hij, verdachte, en[medeverdachte 1] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- omkoping van ambtenaren (art. 177 Sr.), en
- opzettelijke schending van wettelijke geheimhoudingsplichten/beroeps- of ambtsgeheimen (art. 272 Sr.), en
- passieve ambtelijke omkoping tot ongeoorloofde prestatie (art. 363 Sr.), en
- ( gekwalificeerde) diefstal (art. 310 en/of 311 Sr.), en
- verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep (art. 3 onder B en/of C Opiumwet).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (cursief weergegeven). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de in het dictum genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van vijf jaar met aftrek van het voorarrest en als bijkomende straf heeft zij gevorderd dat verdachte uit zijn recht wordt ontzet om als ambtenaar te werken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft daarbij expliciet gewezen op het nadeel dat verdachte heeft ondervonden van de zeer grote media-aandacht in deze zaak die volgens haar mede door toedoen van het Openbaar Ministerie tot ongekende proporties lijkt te zijn gerezen. Subsidiair heeft de raadsvouw bepleit dat, indien dit onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd krijgt met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts heeft de raadsvrouw in ieder geval bepleit om de schorsing van de voorlopige hechtenis voort te laten duren tot drie maanden na de bevalling van de vrouw van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich als politiefunctionaris om laten kopen door hem ter beschikking staande en voor hem toegankelijke informatie, ondanks zijn strikte geheimhoudingsplicht, te delen met zijn medeverdachte. Het ging met name om informatie over potentiële hennepkwekerijen, die vervolgens werden bezocht met het doel ze leeg te halen. Niet alleen heeft verdachte schaamteloos deze informatie gedeeld, maar hij deed dit vaak ook terwijl hij aan het werk was, min of meer onder de ogen van zijn collega’s. Daar hield het niet bij op, want na het verstrekken van de informatie aan zijn medeverdachte heeft hij zich in veel gevallen nog vergaand en intensief bemoeid met het bezoeken en (proberen) leeghalen van de kwekerijen, waarbij hij er bovendien niet voor schroomde om via zijn portofoon ‘live’ uit te luisteren waar de politie op dat moment was, om zo ontdekking te voorkomen. Zijn bemoeienis was zodanig dat die in drie gevallen als medeplegen van of medeplichtigheid aan poging tot het leeghalen van hennepkwekerijen is aangemerkt.
Door zich niet als eerzaam en smetteloos politiefunctionaris te gedragen, maar zijn functie voor eigen gewin te misbruiken, heeft verdachte het vertrouwen in en het aanzien van de politie heel ernstig geschaad. Niet alleen zijn directe collega’s, maar ook de politie als geheel heeft hij op deze manier -plat gezegd- besodemieterd en een slechte naam bezorgd. Verdachte heeft de waardigheid van het ambt en het gezag van politiefunctionaris te grabbel gegooid en het vertrouwen van de burger in de objectiviteit en zakelijkheid van de politie heeft daardoor een ernstige knauw opgelopen. Verdachte was binnen de politie gewaardeerd, maar heeft dat zelf vakkundig en stijlloos om zeep geholpen. Wat dit voor het functioneren van de politie betekent valt deels slechts te raden, maar het is ook een gegeven dat verdachte met zijn handelen politieoptreden in een aantal gevallen concreet en daadwerkelijk heeft gefrustreerd, waardoor daders van andere strafbare feiten de dans (deels) ontsprongen. Verdachte moet zich dat zelf zwaar aanrekenen, de rechtbank doet hem dat in elk geval ook. Zonder verdere scrupules heeft verdachte daarnaast ook deelgenomen aan het proberen leeg te halen van drie hennepkwekerijen. Zijn eigen gewin heeft bij dit alles vooropgestaan, ten koste van vertrouwen, loyaliteit, plichtsbesef en waardering en ondersteuning van het aanzien en het gezag van de politie.
Dit alles gebeurde bovendien zo georganiseerd en structureel, dat er sprake was van een georganiseerd crimineel verband waarvan verdachte deel uitmaakte. Het hoeft welhaast geen betoog dat dat de ernst van het handelen van verdachte nog eens extra benadrukt.
Zoals van een (inmiddels ex-)politiefunctionaris verwacht mag worden, had verdachte geen strafblad. Dat is ook de norm en kan en zal hem wat deze rechtbank betreft op geen enkele wijze ten voordeel komen.
Het is een gegeven dat deze zaak en de rol van verdachte daarin breed zijn uitgemeten in de pers. Daarbij zijn ook mededelingen gedaan die niet juist of te ongenuanceerd waren, zo moet de rechtbank helaas constateren. Op geen enkele manier is echter gebleken dat politie, rijksrecherche of Openbaar Ministerie hierin een kwalijke hand hebben gehad. Iedere suggestie in die richting is ongefundeerd en gespeend van realiteit. Dat de media met een dergelijke zaak aan de haal gaan is in de ogen van de rechtbank helemaal niet vreemd. Er zijn immers meerdere vergelijkbare zaken die in dezelfde tijd speelden en het gegeven dat een politiefunctionaris zich laat omkopen om vervolgens hennepkwekerijen leeg te kunnen halen, is logischerwijs ook een mediagevoelig onderwerp. Dat heeft verdachte over zichzelf afgeroepen, immers hij is degene die, zoals nu ook is vastgesteld, deze feiten heeft gepleegd. Voor strafmatiging om deze reden is dan ook geen enkele aanleiding. Ook andere omstandigheden die in het voordeel van verdachte zouden moeten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf ziet de rechtbank niet.
De aard en ernst van de feiten, en de schaamteloze rol van verdachte daarin, maken dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is. Vergelijkbare zaken zijn schaars, dus is straftoemeting in dit geval, meer nog dan bij andere zaken, maatwerk. De door de verdediging genoemde zaak die tot oplegging van een werkstraf heeft geleid, acht de rechtbank volstrekt niet vergelijkbaar met de zaak van verdachte. In dat geval is immers geen omkoping, maar een vrij beperkte schending van het ambtsgeheim bewezen verklaard. De rechtbank vindt om alle bovengenoemde redenen een stevige duw gerechtvaardigd, niet alleen om verdachte voor zijn handelen af te straffen, maar ook als signaal naar elke andere (politie)ambtenaar die meent of denkt zijn positie voor eigen gewin te moeten misbruiken. De vordering van de officier van justitie is in dit licht invoelbaar, maar komt de rechtbank iets te hoog voor. Daarbij spelen mee het strafmaximum dat door de wetgever voor omkoping is bepaald (te weten zes jaar) en het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een beperktere periode van in totaal vier maanden bewezen verklaart. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat het verdachte verboden is om enig publiek ambt uit te oefenen voor de duur van negen jaar. Dit is de wettelijk maximaal toelaatbare termijn voor deze bijkomende straf. De rechtbank kiest voor deze duur, omdat de samenleving met name vanwege de brutale wijze waarop verdachte het vertrouwen heeft geschonden dat hem toekwam in de uitvoering van zijn publieke taak als politiefunctionaris, zo lang mogelijk moet worden beschermd tegen een eventuele terugkeer van verdachte als bekleder van een openbaar ambt.
Ten aanzien van het verzoek om de voorlopige hechtenis bij uitspraak opnieuw te schorsen tot na de bevalling van zijn vrouw, overweegt de rechtbank als volgt. Daar waar door de verdediging met verve - en niet ten onrechte - is betoogd dat voorlopige hechtenis geen voorschot mag zijn op een eventueel later op te leggen straf, heeft omgekeerd ook te gelden dat als een veroordeling wordt uitgesproken en een straf is bepaald, in het kader van een goede rechtspleging de samenleving ook mag verwachten dat die gemotiveerde straf ook zonder dralen ten uitvoer wordt gelegd. De rechter heeft zich immers uitgesproken en bepaald dat het gedrag van verdachte een straf wenselijk en noodzakelijk maakt. Een hernieuwde schorsing door dezelfde rechter die op het moment van schorsing nadrukkelijk heeft aangegeven dat die tijdelijk is, tot het moment waarop vonnis wordt gewezen en met name ingegeven door de lange duur tot aan de behandeling ter terechtzitting, is dan ook niet uit te leggen aan de maatschappij, behoudens in heel bijzondere gevallen. Een dergelijk bijzonder geval doet zich in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Immers, de omstandigheden die volgens de verdediging zouden nopen tot een hernieuwde schorsing waren op het moment dat tot de schorsing van de voorlopige hechtenis werd besloten al aan de rechtbank bekend. Daar komt bij dat het omstandigheden zijn die in het geheel niet buiten de wil en medewerking van verdachte om zijn ontstaan, zodat niet aan de samenleving valt uit te leggen dat die op dit moment in het voordeel van verdachte zouden moeten werken. De rechtbank ziet dan ook geen enkele reden om op haar eerder gemotiveerde beslissing terug te komen door nu opnieuw tot een schorsing van de voorlopige hechtenis, ook niet een tijdelijke, over te gaan. Zoals gezegd op het moment dat tot schorsing werd beslist: op het moment van het vonnis zal de balans zijn opgemaakt en zal zo nodig worden afgerekend. Dat moment is nu, en dus zit verdachte vanaf nu weer vast.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (hierna: beslaglijst) onder 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de onder 5 en 7 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 6 en 8 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 2 en 3 genummerde voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de onder 4 en 5 genummerde voorwerpen heeft zij zich op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden geretourneerd aan verdachte. De raadsvrouw heeft zich over de overige voorwerpen niet uitgelaten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren nu deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar zijn, nu met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan dan wel voorbereid.
Ten aanzien van het onder 5 op de beslaglijst genummerde voorwerp overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel het opmerkelijk is dat verdachte zegt het wachtwoord te zijn vergeten, is er niet gebleken van enige relatie tussen de inbeslaggenomen Apple laptop en strafbare feiten. De enkele gedachte dat er wel iets belastends op zou kunnen staan is onvoldoende voor een onttrekking aan het verkeer. Het strafvorderlijk belang verzet zich dan ook niet tegen teruggave aan de rechthebbende, de verdachte, en de rechtbank zal dit dan ook gelasten. Hetzelfde geldt ten aanzien van de onder 6 en 8 genummerde voorwerpen.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het onder 7 op de beslaglijst genoemd voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit van een vervalste beveiligingspas in strijd is met het algemeen belang, omdat er strafbare feiten mee gepleegd kunnen worden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24, 29, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 48, 49, 57, 140, 311 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder 3.5 is omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen;
ten aanzien van feit 2 primair:
als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid bij een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 4:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
ten aanzien van feit 5:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 6:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaar;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzet verdachte uit het recht om enig publiek ambt te bekleden voor een periode van
negen jaren;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Telefoontoestel, zwart, Nokia;
  • 1.00 STK Telefoontoestel, zwart, Nokia;
  • 1.00 STK Computer, laptop met voeding;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 5, 6 en 8 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Computer, Apple laptop;
  • 1.00 STK Enveloppe met 4 papieren;
  • 1.00 STK Bescheiden, facturen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 7 genummerde voorwerp, te weten:
1.00 STK Pas, beveiligingspas.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Ketelaars, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2017.
Bijlage I (de tenlastelegging):
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 1 juni 2016 te Waddinxveen en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of te Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland (telkens) als politieambtenaar, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Den Haag geld en/of goederen als
* een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen waarvan hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs vermoedde, dat deze hem gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd,
- teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht hem in zijn bediening van ambtenaar iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten
en/of
* een gift en/of belofte en/of dienst heeft gevraagd
- teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening van ambtenaar iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening van ambtenaar is gedaan of nagelaten,
immers heeft hij, verdachte, informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven aan een of meer derde(n), te weten:
* informatie over mogelijke hennepkwekerijen in een pand aan de
- ( ZD 4) [adres 11] te Alphen aan den Rijn en/of
- ( ZD 4) [adres 12] te Waddinxveen en/of
- ( ZD 4) [adres 13] te Den Haag en/of
- ( ZD 4) [adres 10] te Schoonhoven en/of
- ( ZD 4) [adres 15] te Den Haag en/of
- ( ZD 4) [adres 16] te Delft en/of
- ( ZD 5) [adres 4] te Bodegraven en/of
- ( ZD 5) [adres 17] te Den Haag en/of
- ( ZD 5) [adres 18] te Rijswijk en/of
- ( ZD 5) [adres 19] te Hazerswoude-Dorp en/of
- ( ZD 5) [adres 2] te Den Haag en/of
- ( ZD 5) [adres 20] te Wassenaar en/of
- ( ZD 11) [adres 3] te Alphen aan den Rijn en/of
- ( ZD 11) [adres 24] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 27] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 28] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 29] te Delft en/of
- ( ZD 11) [adres 30] te Wateringen en/of
- ( ZD 11) [adres 31] te Leiden en/of
- ( ZD 11) [adres 31] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 32] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 33] te Delft en/of
- ( ZD 11) [adres 33] te Gouda en/of
- ( ZD 11) [adres 34] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 35] te Leidschendam en/of
- ( ZD 11) [adres 36] te Rijswijk
- ( ZD 11) [adres 19] Hazerswoude-Dorp en/of
- ( ZD 11) [adres 6] te Zevenhoven en/of
- ( ZD 11) [adres 7] te Zoetermeer en/of
- ( ZD 11) [adres 8] te Gouda en/of
- ( ZD 11) [adres 9] te Leimuiden en/of
- ( ZD 11) [adres 10] te Alphen aan den Rijn
en/of
* (AD) informatie over [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3]
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 1 juni 2016 te 's-Gravenhage en/of Waddinxveen en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of te Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland te zamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) een geheim waarvan hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat hij, verdachte, uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten als politieambtenaar, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Den Haag, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte, aan zijn mededader informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven te weten:
* informatie over mogelijke hennepkwekerijen in een pand aan de
- ( ZD 4) [adres 11] te Alphen aan den Rijn en/of
- ( ZD 4) [adres 12] te Waddinxveen en/of
- ( ZD 4) [adres 13] te Den Haag en/of
- ( ZD 4) [adres 10] te Schoonhoven en/of
- ( ZD 4) [adres 15] te Den Haag en/of
- ( ZD 4) [adres 16] te Delft en/of
- ( ZD 5) [adres 4] te Bodegraven en/of
- ( ZD 5) [adres 17] te Den Haag en/of
- ( ZD 5) [adres 18] te Rijswijk en/of
- ( ZD 5) [adres 19] te Hazerswoude-Dorp en/of
- ( ZD 5) [adres 2] te Den Haag en/of
- ( ZD 5) [adres 20] te Wassenaar en/of
- ( ZD 11) [adres 3] te Alphen aan den Rijn en/of
- ( ZD 11) [adres 24] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 27] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 28] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 29] te Delft en/of
- ( ZD 11) [adres 30] te Wateringen en/of
- ( ZD 11) [adres 31] te Leiden en/of
- ( ZD 11) [adres 31] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 32] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 33] te Delft en/of
- ( ZD 11) [adres 33] te Gouda en/of
- ( ZD 11) [adres 34] te Den Haag en/of
- ( ZD 11) [adres 35] te Leidschendam en/of
- ( ZD 11) [adres 36] te Rijswijk
- ( ZD 11) [adres 19] Hazerswoude-Dorp en/of
- ( ZD 11) [adres 6] te Zevenhoven en/of
- ( ZD 11) [adres 7] te Zoetermeer en/of
- ( ZD 11) [adres 8] te Gouda en/of
- ( ZD 11) [adres 9] te Leimuiden en/of
- ( ZD 11) [adres 10] te Alphen aan den Rijn
en/of
* (AD) informatie over [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] .
2.
(ZD1)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2016 tot en met 22 maart 2016 te Waddinxveen en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of te Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland, als politieambtenaar, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Den Haag, geld en/of goederen als
* een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen waarvan hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs vermoedde, dat deze hem gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd,
- teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht hem in zijn bediening van ambtenaar iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten
en/of
* een gift en/of belofte en/of dienst heeft gevraagd,
- teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening van ambtenaar iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening van ambtenaar is gedaan of nagelaten,
immers heeft hij, verdachte, informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) en/of uit een gesprek met en/of uit een emailbericht van, een medewerkster van de meldkamer van de politie eenheid Rotterdam, te weten de naam en/of de geboortedatum en/of het adres en/of het kenteken van een persoon en/of de inhoud van mutaties met betrekking tot een/die persoon, doorgegeven aan een of meer derde(n);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2016 tot en met 22 maart 2016 te 's-Gravenhage en/of Waddinxveen en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of te Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland, te zamen en in vereniging met een ander, althans alleen (telkens) een geheim waarvan hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat hij, verdachte, uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten als politieambtenaar, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Den Haag, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden:
immers heeft hij, verdachte, informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) en/of uit een gesprek met, en/of uit een emailbericht van, een medewerkster van de meldkamer van de politie eenheid Rotterdam doorgegeven aan zijn, verdachtes, mededader, te weten de naam en/of de geboortedatum en/of het adres en/of het kenteken van een persoon en/of de inhoud van mutaties met betrekking tot een/die persoon.
3.
(ZD 6)
hij op of omstreeks 17 mei 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 2] weg te nemen een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de toegangsdeur van dat pand (deels) geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer anderen dan hij, verdachte, op of omstreeks 17 mei 2016 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door die ander(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer derden, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 2] weg te nemen een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval enig goed, gehoor of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) immers heeft/hebben die ander(en) de toegangsdeur van dat pand (deels) geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 mei 2016 tot en met 17 mei 2016 te Waddinxveen en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- in een politiesysteem te zoeken met de zoeksleutels ‘201613’ en/of ‘mma’ en/of ‘hennepkwekerij’ en/of
- (vervolgens) de mutatie met betrekking tot de melding hennepkwekerij op de [adres 2] te Den Haag te raadplegen en/of
- die ander(en) een SMS bericht te sturen met de tekst: ‘ [adres 2] . Is één loods. Positief gescand en zoem te horen wordt één dezer dagen opgeruimd. Beter ga le vandaag’
- die ander(en) opgebeld en gezegd: ‘Je moet die ene wel pakken vriend voor morgen’ en/of ‘Die ene die ik had gestuurd die zeker was’ en/of ‘Die gaan ze pakken toch’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
4.
(ZD 3)
hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2016 tot en met 26 mei 2016 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, weg te nemen een hoeveelheid hennep(planten), geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hennep(planten), althans dat goed onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van inklimming via de gevel en/of (vervolgens) een raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
(ZD 8)
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Bodegraven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 4] , weg te nemen een hoeveelheid hennep(planten), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen hennep(planten), althans dat goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, te weten door met een schroevendraaier een balk omhoog te duwen en/of vervolgens de deur te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
(ZD 10)
hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2015 tot en met 1 juni 2016 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of Waddinxveen en/of Moordrecht, gemeente Zuidplas en/of 's-Gravenhage en/of Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (in ieder geval) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- omkoping van ambtenaren (art. 177 Sr.) en/of
- opzettelijke schending van wettelijke geheimhoudingsplichten/beroeps- of ambtsgeheimen (art. 272 Sr.) en/of
- passieve ambtelijke omkoping tot ongeoorloofde prestatie (art. 363 Sr.) en/of
- ( gekwalificeerde) diefstal (art. 310 en/of 311 Sr.) en/of
- verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep (art. 3 onder B en/of C Opiumwet).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20150080, van de Rijksrecherche, onderverdeeld in verschillende zaaksdossiers (hierna: ZD).
2.Een geschrift, te weten een akte van aanstelling d.d. 13 juli 2011, ZD 1, p. 19.
3.Een geschrift, te weten een “belofte” van politie Hollands Midden t.n.v. [verdachte] , ZD 1, p. 18.
4.Een geschrift, te weten een geheimhoudingsverklaring, ZD 1, p. 17.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2015, Algemeen Dossier (hierna: AD), p. 22-23.
6.Proces-verbaal van relaas d.d. 13 juli 2016, ZD 1, p. 4; een geschrift, te weten een email d.d. 20 maart 2016 betreffende een integrale bevraging, ZD 1, p. 50-51.
7.Verklaring [medeverdachte 1] (als getuige) ter terechtzitting van 27 september 2017.
8.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017, nr. 3.
9.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017 en zie hierna onder 3.4.
10.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017, nr. 3.
11.Verklaring [medeverdachte 1] (als getuige) ter terechtzitting van 27 september 2017.
12.Proces-verbaal van relaas d.d. 17 augustus 2016, ZD 8, p. 7; een geschrift, te weten een uitgeschreven sms-bericht, ZD 8, p. 31.
13.Proces-verbaal van relaas d.d. 3 augustus 2016, ZD 4, p. 7; een geschrift, te weten een uitgeschreven sms-bericht, ZD 4, p. 95.
14.Proces-verbaal van relaas d.d. 17 augustus 2016, ZD 11, p. 20; een geschrift, te weten een uitgeschreven sms-bericht, ZD 11, p. 97.
15.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017 nr. 3.
16.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017 nr. 3.
17.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017 nr. 5.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2016, AD, p. 291.
19.Proces-verbaal van relaas d.d. 28 december 2016, ‘PF 24-01-2017, map 1’, p. 6; een geschrift, te weten een “uitdraai mobiele telefoon”, PF 24-01-2017, map 1’, p. 376-383; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 1 juni 2016, Beslagdossier, p. 25-26, met bijlage “inbeslaggenomen goederen” p. 27.
20.Proces-verbaal van relaas d.d. 13 juli 2016, ZD 1, blz. 6; een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 60.
21.Proces-verbaal van relaas d.d. 13 juli 2016, ZD 1, p. 6; een geschrift, te weten een “overzicht contacten” lijst, ZD 1, p. 61.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2016, AD, p. 289; een geschrift, te weten een printlijst contacten, ZD 1, p. 62-65.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2016, AD, p. 290; een geschrift, te weten een printlijst contacten, ZD 1, p. 66-68.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2017, ZD 1, p. 74.
25.Proces-verbaal stemherkenning en identificatie [medeverdachte 1] d.d. 2 mei 2016, ZD 1, p. 75-78.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2016, AD, p. 290; een geschrift, te weten een printlijst contacten, ZD 1, p. 66-68.
27.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 5, p. 44; proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2016, AD, p. 192-194.
28.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 5, p. 43.
29.Geschriften, te weten uitgeschreven tapgesprekken, ZD 5, p. 44, 45, 47, 48 en 49.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2016, ZD 5, p. 52-55.
31.Proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee d.d. 19 mei 2016, ZD 5, p. 70-74.
32.Een proces-verbaal van relaas d.d. 19 mei 2016, ZD 5, p. 40; een geschrift, te weten een uitgeschreven telefoongesprek, ZD 5, p. 51.
33.Een proces-verbaal van relaas d.d. 19 mei 2016, ZD 5, p. 40-41.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2016, ‘proces-verbaal tbv pro forma 14-11-2016’, p. 10; proces-verbaal van relaas ‘proces-verbaal tbv pro forma 14-11-2016’, p. 6.
35.Proces-verbaal van relaas d.d. 28 december 2016, ‘PF 24-01-2017, map 1’, p. 6; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 1 juni 2016, Beslagdossier, p. 25-26 met bijlage “inbeslaggenomen goederen” p. 27.
36.Proces-verbaal van relaas d.d. 28 december 2016, ‘PF 24-01-2017, map 1’ p. 6; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 1 juni 2016, Beslagdossier, p. 77-78 met bijlage “inbeslaggenomen goederen” p. 79; een geschrift, te weten een NFI rapport d.d. 24 oktober 2016, ‘PF 24-01-2017, map 1’, p. 55-69 met bijlagen p. 70-87, ordergrootte bewijskracht 100-10000.
37.Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie, Proces-verbaal aanvraag verlenging bevel opnemen (tele)communicatie, Verlenging bevel opnemen van (tele)communicatie en afsluit proces verbaal, Methodiekendossier [medeverdachte 1] , respectievelijk p. 42, 62, 75 en 76.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2016, AD, p. 192-194; proces-verbaal van relaas, ‘PF 24-01-2017, map 1’, p. 7; proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 1 juni 2016, Beslagdossier, p. 108-109, met bijlage “inbeslaggenomen goederen” p. 110.
39.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 2, p. 24.
40.Een geschrift, te weten een “extraction report”, ZD 11, p. 194-195.
41.Een geschrift, te weten een “extraction report”, ZD 11, p. 194-195.
42.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 11, p. 214; mutatie-rapport 4909457 ZD11, p. 224-225; overzicht loggins, ZD 11, p. 198; mutatie-rapport 4934202, ZD 11, p. 218-219.
43.Geschriften, te weten een mutatie-rapport d.d. 27 januari 2016, 4909457, ZD 11, p. 224-225; mutatie-rapport d.d. 10 februari 2016, 4916700, ZD 11, p. 222-223; mutatie-rapport d.d. 9 februari 2016, 4928288, ZD 11, p. 220-222; mutatie-rapport d.d. 1 maart 2016, 4934202, ZD 11, p. 218-219; mutatie-rapport d.d. 10 februari 2016, 4938844, ZD 11, p. 217.
44.Idem vorige noot.
45.Een geschrift, te weten een e-mail d.d. 20 maart 2016 met bijlagen, ZD 1, p. 50-59.
46.Een geschrift, te weten een e-mail d.d. 20 maart 2016, ZD 1, p. 50-51
47.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 79.
48.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 80-81.
49.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 80-81.
50.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 80-81.
51.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 81.
52.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 1, p. 84.
53.Idem vorige noot.
54.Een geschrift, te weten een overzicht loggins, ‘PF 24 januari 2017, map 2’, p. 654-655.
55.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 4, p. 93.
56.Geschriften, te weten uitwerking van drie sms-berichten d.d. 22 maart 2016, ZD 4, p. 95.
57.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 4, p. 96.
58.Geschriften, te weten uitwerking van acht sms-berichten d.d. 22 maart 2016, ZD 4, p. 96-104.
59.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 4, p. 99 .
60.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2016, punt 44.
61.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 4, p. 109; mutatie-rapport 5055559, ZD 4, p. 122-123; overzicht loggins, ZD 4, p. 108; mutatie-rapport 5056584, ZD 4, p. 124; overzicht loggins, ZD 4, p. 111; mutatie-rapport 5054370, ZD 4, p. 125.
62.Geschriften, te weten een mutatie-rapport 5045714 d.d. 5 april 2016, ZD 4, p. 105-106; mutatie-rapport 5052514 d.d. 21 maart 2016, ZD 4, p. 116-117; mutatie-rapport 5055167 d.d. 22 maart 2016, ZD 4, p. 118-121; mutatie-rapport 5055559, d.d. 21 maart 2016, ZD 4, p. 122-123; mutatie-rapport 5056584, d.d. 21 maart 2016, ZD 4, p. 124; mutatie-rapport 5054370, d.d. 20 maart 2016, ZD 4, p. 125.
63.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 5, p. 51.
64.Geschriften, te weten uitwerking van zeven sms-berichten d.d. 15 mei 2016, ZD 5, p. 74-81.
65.Geschriften, te weten uitwerking van zes sms-berichten d.d. 15 mei 2016, ZD 5, p. 96, 100, 152, 109, 110 en 114.
66.Geschriften, te weten uitwerking van vier sms-berichten d.d. 15 mei 2016, ZD 8, p. 33-36.
67.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 5, p. 84-87; mutatie-rapport d.d. 13 juni 2016, 5193738, ZD 5, p. 93-95; mutatie-rapport d.d. 13 mei 2016, 5193664, ZD 5, p. 98- 99 ; mutatie-rapport d.d. 12 mei 2016, 5189767, ZD 5, p. 104-105.
68.Geschriften, te weten een mutatie-rapport d.d. 13 juni 2016, 5193738, ZD 5, p. 93-95; mutatie-rapport d.d. 13 mei 2016, 5193664, ZD 5, p. 98- 99 ; mutatie-rapport d.d. 12 mei 2016, 5189767, ZD 5, p. 104-105.
69.Een geschrift, te weten een mutatie-rapport d.d. 16 mei 2017, ZD 2, p. 31-34.
70.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 21 mei 2016, ‘aanvulling PF 24-01-2017’, p. 9.
71.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 21 mei 2016, ‘aanvulling PF 24-01-2017’, p. 10.
72.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 22 mei 2016, ZD 2, p. 154-157.
73.Geschriften, te weten drie uitgeschreven tapgesprekken d.d. 22 mei 2016 respectievelijk 23 mei 2016, ZD 2, p. 158, p. 160-161 en ‘aanvulling PF 24-1-2017, map 2’, p. 651.
74.Een geschrift, te weten een overzicht loggins, ZD 2, p. 162-165 en p. 169-172 en twee keer mutatie-rapport nummer 5199556 p. 174-177 en p. 178-185.
75.Proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2016, ZD 2, p. 225.
76.Proces-verbaal van relaas d.d. 16 augustus 2016, ZD 6, p. 7-8.
77.Een geschrift, te weten een mutatie-rapport d.d. 12 mei 2016 nr. 5188024, ZD 6, p. 16-17.
78.Een geschrift, te weten een mutatie-rapport d.d. 12 mei 2016 nr. 5188024, ZD 6, p. 17.
79.Proces-verbaal van relaas d.d. 16 augustus 2016, ZD 6, p. 8-9; geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 5, p. 85; een mutatie-rapport d.d. 12 mei 2016 nr. 5188024, ZD 6, p. 16-17.
80.Een geschrift, te weten een uitgeschreven sms-bericht d.d. 15 mei 2016, ZD 6, p. 35.
81.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 16 mei 2016, ZD 6, p. 36.
82.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 17 mei 2016, ZD 6, p. 38-39.
83.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 17 mei 2016, ZD 6, p. 40.
84.Proces-verbaal van relaas d.d. 16 augustus 2016, ZD 6, p. 14.
85.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2016, ZD 6, p. 41-42.
86.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 juni 2016, ‘aanvullingen zaaksdossiers’, ZD 6, p. 70-71 met bijlagen, foto’s p. 73-77.
87.Geschriften, te weten uitwerking van vijf sms-berichten d.d. 18 mei 2016, ZD 11, p. 46-50.
88.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 18 mei 2016, ZD 11, p. 51.
89.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 18 mei 2016, ZD 11, p. 53.
90.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek d.d. 19 mei 2016, ZD 8, p. 45.
91.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 63-65.
92.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 11, p. 136; mutatie-rapport d.d. 24 mei 2016, 5201758, ZD 11, p. 107-108.
93.Geschriften, te weten uitwerking van twee sms-berichten d.d. 15 mei 2016, ZD 8, p. 31-32.
94.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 39.
95.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 41.
96.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 42.
97.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 44.
98.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 45.
99.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 19 mei 2016, ZD 8, p. 46.
100.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 19 mei 2016, ZD 8, p. 51.
101.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 53.
102.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 56.
103.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 19 mei 2016, ZD 8, p. 58.
104.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 8, p. 63-65.
105.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2016, punt 44.
106.Geschriften, te weten uitwerking van twee sms-berichten d.d. 20 mei 2016, ZD 11, p. 64-65.
107.Geschriften, te weten uitwerking van vier sms-berichten d.d. 20 mei 2016, ZD 11, p. 66-69.
108.Geschriften, te weten uitwerking van drie sms-berichten d.d. 21 mei 2016, ZD 11, p. 71-73.
109.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 11, p. 146; mutatie-rapport d.d. 19 mei 2016, 5207579, ZD 11, p. 109-110; overzicht loggins, ZD 11, p. 147; mutatie-rapport d.d. 19 mei 2016, 5209124, ZD 11, p. 111; overzicht loggins, ZD 11, p. 157; mutatie-rapport d.d. 20 mei 2016, 5210561, ZD 11, p. 112-113.
110.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 11, p. 75-76.
111.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 11, p. 78.
112.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2017, punt 39.
113.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 3, p. 21.
114.Geschriften, te weten een mutatie-rapport d.d. 10 juni 2016, 5224788, ZD 3, p. 31-40; mutatie-rapport d.d. 26 mei 2016, 5225555, ZD 3, p. 41-42; een ongetekend proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2016, ZD 3, p. 48.
115.Een geschrift, te weten overzicht loggins, ZD 3, p. 26 en p. 30.
116.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 3, p. 22.
117.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 116.
118.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 118.
119.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 25 mei 2016, p. 120.
120.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 122.
121.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 124.
122.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 126.
123.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2016, punt 44.
124.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 128.
125.Een geschrift, te weten een ongetekend proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2017, ZD 3, p. 50-52, met fotobijlagen.
126.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 131.
127.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 11, p. 85.
128.Geschriften, te weten uitwerking van vier sms-berichten d.d. 27 mei 2016, ZD 11, p. 86-89.
129.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 11, p. 92.
130.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 11, p. 161; mutatie-rapport d.d. 5 juli 2016, 5223220, ZD 11, p. 114-115; overzicht loggins, ZD 11, p. 165 en p. 176; mutatie-rapport d.d. 24 mei 2016, 5220530, ZD 11, p. 120-121; overzicht loggins, ZD 11, p. 184; mutatie-rapport d.d. 10 juli 2016, 5217282, ZD 11, p. 122-123.
131.Een geschrift, te weten een uitwerking tapgesprek, ZD 11, p. 98.
132.Geschriften, te weten uitwerking van drie sms-berichten d.d. 31 mei 2016, ZD 11, p. 99 -101.
133.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 31 mei 2016, ZD 11, p. 103.
134.Een geschrift, te weten een uitwerking tapgesprek, ZD 11, p. 104.
135.Geschriften, te weten een overzicht loggins, ZD 11, p. 189; mutatie-rapport d.d. 30 mei 2016, 5236469, ZD 11, p. 127-128; overzicht loggins, ZD 11, p. 190; mutatie-rapport d.d. 11 juli 2016, 5236460, ZD 11, p. 129-131; overzicht loggins, ZD 11, p. 191; mutatie-rapport d.d. 23 juli 2016, 5236286, ZD 11, p. 133-134.
136.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 22 maart 2016, ZD 4, p. 99 .
137.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 22 maart 2016, ZD 4, p. 100.
138.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2016, ZD 4, 154-156 met bijlagen foto’s 157-164.
139.Een geschrift, te weten uitwerking van een sms-bericht d.d. 22 maart 2016, ZD 4, p. 100.
140.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 11, p. 61-63.
141.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 2, p. 160.
142.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 2, p. 161.
143.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ZD 11, p. 75-76.
144.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 3, p. 130-133.
145.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 11, p. 85.
146.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek, ‘aanvulling zaaksdossiers’, ZD 7, p. 11-12; uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2017, ZD 7, p. 18-26 volgt dat er in de kelderbox behorende bij de woning [adres 37] te Den Haag onder andere een droogrek, een plastic grondzeil, twee filters, ventilatoren, tentstokken en een henneptent is aangetroffen.