ECLI:NL:RBDHA:2017:11331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/535874 / HA ZA 17-734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkrechten van Louis Vuitton door gedaagde

Op 20 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen Louis Vuitton Malletier S.A., gevestigd te Parijs, en een niet verschenen gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M.I. van der Straaten, vorderde inbreuk op haar Uniemerken. De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, aangezien de gedaagde in Nederland woonachtig is en de vorderingen van eiseres gegrond zijn op inbreuken op haar Uniemerken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Louis Vuitton en heeft hem bevolen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis iedere inbreuk op de Uniemerken te staken en gestaakt te houden. Daarnaast moest de gedaagde binnen acht weken na betekening van het vonnis een schriftelijke opgave doen van verschillende gegevens met betrekking tot de inbreukmakende producten. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 2.500,- per dag voor iedere dag dat de gedaagde in strijd handelt met de opgelegde bevelen, met een maximum van € 100.000,-. De gedaagde werd verder veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 7.929,19, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens het bepaalde in de uitspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/535874 / HA ZA 17-734
Vonnis van 20 september 2017
in de zaak van
de rechtspersoon naar Frans recht
LOUIS VUITTON MALLETIER S.A.,
gevestigd te Parijs (Frankrijk),
eiseres,
advocaat mr. R.M.I. van der Straaten te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde]
handelend onder de naam
[handelsnaam gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 mei 2017, met producties 1 tot en met 13;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de feiten en het gevorderde wordt verwezen naar het gestelde in de aangehechte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Aangezien gedaagde in Nederland woonplaats heeft en de vorderingen van eiseres gegrond zijn op inbreuken op haar Uniemerken, is de rechtbank op grond van artikel 95 lid 1 in verbinding met artikel 96 onder a en 97 lid 1 van de Uniemerkenverordening [1] in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
2.3.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het zal worden toegewezen, zij het met in achtneming van het navolgende.
2.4.
Teneinde executieproblemen te voorkomen, zal de termijn waarbinnen gedaagde de inbreuk dient te staken worden bepaald op 24 uur na betekening van dit vonnis en de termijn waarbinnen gedaagde de door eiseres gevorderde opgave dient te doen op acht weken na betekening van dit vonnis.
2.5.
De toe te wijzen opgave van de door gedaagde gehouden voorraad omvat mede de middellijk door hem gehouden voorraad, zodat dit deel van de vordering geen aparte toewijzing behoeft.
2.6.
De door eiseres gevorderde accountantscontrole zal worden afgewezen. Hetgeen met betrekking tot de accountant wordt gevorderd (controle en accordering) komt neer op een verklaring dat de opgave, voor zover verifieerbaar, een getrouwe weergave van de werkelijkheid vormt. Dit vormt een opdracht voor het geven van een vorm van
assurance. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat een (register)accountant, zeker als die accountant niet de huisaccountant is, die
assuranceniet kan geven. Toewijzing van het gevorderde leidt derhalve gemakkelijk tot executieproblemen. Een minder verstrekkende opdracht tot het maken van een “rapport van feitelijke bevindingen”, zoals door gerechtshof
’s-Hertogenbosch [2] voorgestaan, biedt naar het oordeel van de rechtbank de merkhouder geen extra zekerheid ten aanzien van de juistheid van de opgave, omdat de accountant daarin kennelijk volgens zijn gedragsregels geen conclusies mag trekken. De accountant kan niet verklaren dat de opgave een getrouwe weergave van de werkelijkheid vormt en/of dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgave onjuist of onvolledig is. Gelet op de beperkte zekerheid die een rapport van feitelijke bevindingen daardoor aan eiseres zal bieden en gelet op het feit dat aan de veroordeling tot het doen van opgave een dwangsom wordt verbonden, rechtvaardigt dat niet de aanzienlijke kosten die daarmee gemoeid zijn, althans heeft eiseres zulks niet inzichtelijk gemaakt. [3] Om die reden zal de rechtbank de gevorderde inschakeling van een accountant niet toewijzen. De vordering tot het doen van opgave zal voor het overige worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.
2.7.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de hierna te vermelden bedragen.
2.8.
Eiseres heeft voor haar vordering tot winstafdracht onvoldoende gesteld. Dit deel van haar vordering zal daarom worden afgewezen.
2.9.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Eiseres heeft een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevorderd. De proceskosten worden in een verstekprocedure gelet op de eisen van een goede procesorde slechts overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv begroot, indien zij bij dagvaarding reeds zijn opgegeven en gespecificeerd dan wel, indien zij pas na dagvaarding worden opgegeven en gespecificeerd, aan de niet-verschenen gedaagde(n) kenbaar zijn gemaakt, bijvoorbeeld door aangetekende verzending per post of afzonderlijke betekening. In de dagvaarding heeft eiseres haar kosten, onder verwijzing naar een als productie 13 met de dagvaarding meebetekende kostenspecificatie over de periode tot het uitbrengen van de dagvaarding, gespecificeerd op € 7.229,20. De kosten aan de zijde van eiseres, die liggen onder het in de vigerende Indicatietarieven in IE zaken vastgestelde maximum, zullen daarom conform die specificatie worden begroot op € 7.229,20 aan salaris advocaat, vermeerderd met het griffierecht van € 618,- en € 81,99 aan explootkosten, in totaal derhalve op € 7.929,19.
2.10.
Voor veroordeling in de gevorderde nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de Uniemerkrechten met inschrijvingsnummers 15610, 15628, 9844391 en 9844127 van eiseres (hierna: de Uniemerken);
3.2.
beveelt gedaagde binnen 24 uur na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de Uniemerken in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen het vervaardigen, doen vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van producten die zonder toestemming van eiseres zijn voorzien van de Uniemerken van eiseres;
3.3.
beveelt gedaagde om binnen acht weken na betekening van dit vonnis aan de advocaat van eiseres een schriftelijke en met deugdelijke bescheiden (zoals overeenkomsten, offertes, in- en verkooporders en in- en verkoopfacturen) gestaafde opgave te doen van:
a. de exacte datum waarop gedaagde de in de dagvaarding vermelde inbreukmakende producten (hierna: de inbreukmakende producten) voor het eerst heeft ingekocht en/of geleverd heeft gekregen en/of heeft geproduceerd en heeft verkocht;
b. de volledige bij gedaagde bekende namen en adressen van de leverancier(s) van de inbreukmakende producten, inclusief e-mailadres(sen), telefoonnummer(s) en bankrekeningnummer(s) alsmede het exacte aantal exemplaren dat door gedaagde bij de betreffende leverancier(s) van die producten werd ingekocht en/of besteld, met opgave van de daarvoor geldende inkoopprijzen per product;
c. de volledige bij gedaagde bekende namen en adressen van alle ondernemingen aan wie gedaagde de inbreukmakende producten heeft geleverd of verkocht of van wie gedaagde bestellingen heeft genoteerd, onder vermelding van het exacte aantal exemplaren per product en de bijbehorende verkoopprijzen per product, gespecificeerd per afnemer inclusief e-mailadres(sen), telefoonnummer(s) en bankrekeningnummer(s);
d. de omzet die is behaald met de verkoop van de inbreukmakende producten, per product, alsmede de directe kosten die verband houden met de inkoop en de verkoop van de inbreukmakende producten;
e. de totale hoeveelheid bij gedaagde op de datum van het vonnis in voorraad zijnde inbreukmakende producten;
3.4.
beveelt gedaagde eventuele voorraad van inbreukmakende producten binnen veertien werkdagen na betekening van dit vonnis op een door eiseres te bepalen adres in Nederland ter vernietiging aan eiseres af te geven, waarbij de redelijke kosten van vernietiging voor rekening van gedaagde komen;
3.5.
bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 2.500,- per dag voor iedere dag (een gedeelte van een dag tot een hele gerekend) dat gedaagde in strijd handelt met (één van) de in 3.2, 3.3 en/of 3.4 opgelegde bevelen, zulks met een maximum van € 100.000,-;
3.6.
veroordeelt gedaagde tot betaling van volledige schadevergoeding aan eiseres, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.7.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot dusver aan de zijde van eiseres begroot op € 7.929,19 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover, en behoudens het bepaalde in 3.1, uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T. Aalbers en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk zoals gewijzigd door Verordening (EU) 2015/2424 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015.
2.Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de zaak Stichting Pictoright / Art & Allposters International B.V ECLI:NL:GHSHE:2014:809 onder r.o. 13.10.5.
3.Vgl. Rechtbank Den Haag, 20 juli 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:8293 (Fleurop/Topbloemen)