Uitspraak
12.Het verdere verloop van de procedure
- de memorie na deskundigenbericht van Allposters met twee producties;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van Pictoright met een productie.
13. De verdere beoordeling
In de loop van 2007/2008 heeft Allposters zogenaamde canvastransfers van afbeeldingen van (schilder)werken van kunstenaars wier belangen werden behartigd door Pictoright op de markt gebracht. Op 7 oktober 2008 heeft Pictoright Allposters gesommeerd en op 16 oktober 2008 is Allposters gedagvaard. De rechtbank wees de vorderingen van Pictoright af bij vonnis van 22 september 2010 waartegen Pictoright bij appeldagvaarding van 22 november 2010 in hoger beroep is gekomen.
Bij arrest van 3 januari 2012 heeft dit hof, met vernietiging van het vonnis waarvan beroep, de vorderingen (voor een groot deel) toegewezen en Allposters verboden de inbreukmakende werken openbaar te maken. De inbreuk als zodanig staat met het arrest van dit hof van 3 januari 2012 – behoudens de eventueel andersluidende uitkomst van een cassatieprocedure - vast.
Diverse nevenvorderingen werden eveneens bij arrest van 3 januari 2012 toegewezen. Daaronder vordering sub V, strekkende tot vergoeding van schade (op te maken bij staat) dan wel winstafdracht indien die hoger was dan de schade.
Vrijwel alle relevante informatie zal zich echter, naar ervaringsregels, bevinden bij de inbreukmaker. Deze weet of kan weten hoeveel artikelen hij heeft ingekocht, verkocht, en over heeft, wat de inkoop- en de verkoopprijzen waren en zo meer.
Omtrent dit onderdeel bestaat geen verschil van mening.
Aan de eis dat het moet gaan om een “gewaarmerkte” opgave komt slechts deze betekenis toe, dat zeker wordt gesteld dat de opgave zoals deze de rechter onder ogen komt, dezelfde opgave is als die welke door de accountant is “gecontroleerd”. Daaraan kan bijvoorbeeld voldaan worden doordat de accountant zijn bevindingen rechtstreeks aan de rechter zendt, of doordat door of onder verantwoordelijkheid van de accountant anderszins maatregelen worden genomen (verzegeling) om de hiervoor bedoelde zekerheid te verkrijgen.
Het geschil spitst zich toe op de vraag wat een “gecontroleerde” opgave inhoudt en op de vraag of zo’n opgave gedaan kan worden.
Allposters heeft een “opinie” doen opmaken door [registeraccountant A] (hierna: [registeraccountant A]) ter nadere onderbouwing van haar standpunt (akte van 6 juni 2012, prod. 12).
Het hof stelt voorop dat de deskundigheid van [registeraccountant A] niet ter discussie staat terwijl er evenmin redenen zijn om aan te nemen dat hij onvoldoende onafhankelijk zou zijn of dat hij bij het schrijven van zijn “opinie” bevooroordeeld zou zijn ten gunste van degene op wier verzoek hij die “opinie” schreef, namelijk Allposters. Dat laat onverlet dat de “opinie” is geschreven op basis van gegevens welke zijn aangedragen door Allposters, te weten het arrest van 3 januari 2012, een brief van 26 januari 2012 van Ernst & Young aan mr. Claassen, de advocaat van Allposters, een brief van 30 januari 2012 van Deloitte aan die advocaat, een brief van 15 februari 2012 van Ernst & Young aan die advocaat, en de in diens aan [registeraccountant A] gerichte brief van 29 mei 2012 door die advocaat (blad 2 halverwege) weergegeven informatie omtrent de wijze waarop de administratie van Allposters is ingericht.
Van enige informatieverstrekking of standpuntbepaling van de zijde van Pictoright in de richting van [registeraccountant A] is niet gebleken. In zoverre is die “opinie” deels op basis van eenzijdige gegevens tot stand gekomen en komt daaraan in zoverre minder bewijskracht toe dan wanneer die op basis van informatie die van weerskanten is aangedragen zou zijn opgesteld.
Aan de “opinie” van [registeraccountant A] kan aldus in dit geschil niet dezelfde status en bewijskracht worden toegekend als aan een door een door de rechter opgedragen onderzoek waarbij in volle omvang hoor en wederhoor plaats vindt. Daarbij komt dat uit de tweede helft van blad 2 van het door [registeraccountant A] opgemaakte rapport blijkt dat de vraagstelling niet neutraal is geformuleerd in die zin dat wordt gevraagd te rapporteren wat voor een onderzoek verlangd mag worden, gegeven de formulering van het bevel onder III in de beslissing van het arrest van 3 januari 2012, doch dat die vraagstelling, nadat Allposters haar visie op de feitelijke onmogelijkheid had gegeven, erop was gericht om van [registeraccountant A] een oordeel te krijgen ter staving van Allposters’ stelling dat er sprake was van een onmogelijkheid in de zin van art. 611d Rv.
Het hof kan de hoofdstukken “gecontroleerde opgave”, “rapportages” en “gewaarmerkte opgave” van de “opinie” van [registeraccountant A] praktisch zonder beperking in zijn oordeelsvorming betrekken, doch dat geldt, gelet op het vorenoverwogene, niet of slechts in beperkte mate voor het onderdeel “reikwijdte van het dictum”.
- Niet blijkt dat is geverifieerd of de back-up waaruit gegevens met betrekking tot de canvastransfers zijn af te leiden een getrouwe weergave vormt van de oorspronkelijke administratie van “special products” (de afdeling waaronder de canvas transfers vielen); blad 5, derde alinea.
- Gewoonlijk voert de accountant zijn werkzaamheden uit in de periode waarop het object van onderzoek betrekking heeft. Bij zijn onderzoek steunt hij op de interne beheersing van de onderneming. Achteraf kan niet meer altijd worden nagegaan of de controles die de interne beheersing moeten waarborgen, naar behoren hebben gefunctioneerd. Ook in dit geval kan dat niet meer vastgesteld worden en er kan niet zonder meer vanuit worden gegaan dat de nu in werking zijnde controles in het verleden op dezelfde manier werkten; blad 5, laatste alinea.
- De controlerend accountant – Deloitte – zal vanaf 2008 hebben geconcludeerd dat bij de destijds uitgevoerde controles op de jaarrekening gesteund kon worden op de interne beheersing, doch dat zal zijn geschied met het oog op een controleverklaring over de jaarrekening en niet een controle- of beoordelingsverklaring over de nu specifiek aan de orde zijnde kwestie. De door Deloitte destijds verkregen informatie met betrekking tot de interne beheersing zal zeer waarschijnlijk niet voldoende zijn om te kunnen dienen voor dit specifieke doel; blad 6, eerste alinea.
- Dat Ernst & Young bij haar – achteraf uitgevoerde - onderzoek de werking van de interne beheersing heeft vastgesteld lijkt niet waarschijnlijk; blad 6, tweede alinea.
- Nu niet aan alle kenmerken voor aanvaarding van een assurance-opdracht wordt voldaan kan deze niet als zodanig worden aangenomen; blad 6, laatste alinea.
geensprake is van
gewijzigderegelgeving, gedragscodes of protocollen, de gangbare praktijk aansluit bij de mogelijkheden welke accountants te bieden hebben. Geconstateerd moet worden dat de rapportage van de deskundige grotendeels niet ingaat op de vraag of eventuele wijzigingen tot een discrepantie hebben geleid, en zich beperkt tot de vraag of er discrepanties tussen de vraagstelling enerzijds en de mogelijkheden van accountants anderzijds bestaan.
Art. 611d Rv. noemt niet de mogelijkheid van aanpassing van de veroordeling zoals eerder door de rechter uitgesproken. In het licht van de voorgaande tussenconclusies, enerzijds luidende hoe de veroordeling redelijkerwijze moet worden verstaan, anderzijds luidende dat het praktisch gesproken onmogelijk was daaraan te voldoen, dient vervolgens te worden onderzocht welke inspanningen dan wèl van de inbreukmaker konden worden verwacht, waarbij enerzijds rekening gehouden diende te worden met wat redelijkerwijze haalbaar was, en anderzijds zo veel als mogelijk was een resultaat diende te worden bereikt waarmee zo goed mogelijk aan de gerechtvaardigde belangen van de auteursrechthebbende – namelijk het zoveel mogelijk waarborgen dat de opgave van de inbreukmaker een getrouwe weergave vormt van de werkelijke gegevens uit de administratie – tegemoet werd gekomen. Voor zover de inbreukmaker al het redelijkerwijze mogelijke heeft gedaan, dient de dwangsom te worden opgeheven. In dat kader is dus van belang welk onderzoek wel uitgevoerd had kunnen worden.
De Accountantskamer vervolgt in een andere uitspraak dat in een dergelijk geval de accountant ervoor dient te zorgen dat zijn in de procedure over te leggen rapport de objectieve waarheidsvinding door de rechter niet zal belemmeren.
“geen standpunt ondersteunend karakter” zal hebben. Het is mogelijk om de rapportage op zo’n manier te formuleren dat het hof zijn eigen conclusies kan trekken.
Weliswaar heeft Pictoright dit eerst gedaan bij de allerlaatste proceshandeling, maar zij verwijst daarbij naar een eerdere stellingname, te weten de mva sub 39 en het pleidooi van 12 juni 2012, pleitnota sub 10. De verwijzing naar de passage in de mva is in zeer algemene bewoordingen gesteld, doch de verwijzing bij gelegenheid van het pleidooi is zo specifiek dat deze stelling en dit bewijsaanbod niet als tardief kunnen worden aangemerkt.
Het hof heeft geen bezwaar tegen deze gang van zaken; Pictoright heeft immers zelf aangeboden de e-mail van 25 januari 2012 in het geding te brengen. Zij kende deze stukken.
Het hof zal hierna in de overwegingen aangeven wat voor opgave en onderzoek van Allposters mag worden verwacht, en binnen welke termijn. Het hof zal de zaak aanhouden tot na ommekomst van die termijn. Tot dan wordt de dwangsom opgeschort. Vervolgens zal het hof bezien of de opgave van Allposters van dien aard is dat gezegd kan worden dat zij alles wat redelijkerwijze van haar verlangd kon worden heeft gedaan.
Aannemende dat Pictoright even snel zal zijn met de betekening van dit arrest als zij in 2012 is geweest betekent dit dat na omstreeks 15 weken na dit arrest de hiervoor bedoelde werkzaamheden dienen te zijn verricht. Binnen twee weken nadien kunnen de stukken in het geding worden gebracht. Bij deze stand van zaken zal het hof de zaak verwijzen naar de rol op een tijdstip, gelegen 17 weken na heden, dus 22 juli 2014.