ECLI:NL:RBDHA:2016:8881
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, geboren op een onbekende datum en van onbekende nationaliteit, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. De eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. L.J. Meijering, had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 mei 2016, waarin de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 9 juni 2016 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres betoogde dat de overdracht aan Italië in strijd was met artikel 3 van het EVRM, omdat er onvoldoende garanties waren voor de opvang van haar en haar minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de informatie die door verweerder was verstrekt over de beschikbare opvangplaatsen in Italië niet voldeed aan de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het arrest Tarakhel had gesteld. De rechtbank oordeelde dat er slechts 85 beschikbare opvangplaatsen waren voor extra kwetsbare personen, terwijl er in de periode van 20 mei 2015 tot 21 juni 2016 al 181 vreemdelingen vanuit Nederland naar Italië waren overgedragen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overdracht van eiseres en haar dochter aan Italië in strijd was met artikel 3 van het EVRM, omdat er geen individuele garanties waren over de opvang. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen opnieuw op de aanvraag te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,--.