2.2Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft onder meer het volgende overwogen. Niet in geschil is dat referente de Nigeriaanse nationaliteit heeft en geen burger van de Unie is. Zij is in het bezit van een afgeleide vergunning voor verblijf in Nederland bij haar kinderen die de Franse nationaliteit hebben. Gelet daarop faalt het beroep op Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (de Richtlijn). Het beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Hof) van 19 oktober 2004 inzake Zhu en Chen (C-200/02, ECLI:EU:C:2004:639) faalt eveneens. Immers, in dit arrest is aan de moeder van het kind, met de nationaliteit van een lidstaat, een afgeleide vergunning verleend. Aangezien eiser zelf geen kinderen heeft die de nationaliteit van een lidstaat bezitten, komt eiser niet in aanmerking voor verblijf op grond van dit arrest. Tevens is niet gebleken dat artikel 2, aanhef en onder d, van de Richtlijn en het arrest Zhu en Chen analoog op de partner van de verzorgende ouder dient te worden toegepast, aldus verweerder.
3. Op 21 september 2015 zijn eiser en referente met elkaar in het huwelijk getreden.
4.1.1Eiser voert in beroep, kort weergegeven, aan dat nu hij in het huwelijk is getreden met referente, de moeder van de Unieburgers, er sprake is van een rechtstreekse band tussen hem en de Unieburgers. Eiser beroept zich op de arresten Zhu en Chen en Baumbast (arrest van het Hof van 17 september 2002, C-413/99, ECLI:EU:C:2002:493). Voorts beroept eiser zich op de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 2 juli 2009 betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van de Richtlijn (COM 2009, 313; de Richtsnoeren), waarin een nadere duiding wordt gegeven van het begrip ‘familieleden en andere begunstigden’. Hieruit volgt dat het aanverwantschap zoals in casu, het stiefouderschap, onder de definitie van verwantschap valt, temeer daar niet valt in te zin waarom een stiefouder minder sterke rechten zou hebben dan bijvoorbeeld een pleegouder, die volgens de Richtsnoeren wel aanspraak kan maken op de uit de Richtlijn voortvloeiende rechten.
4.1.2Subsidiair voert eiser aan dat hem een verblijfsrecht toekomt op grond van de Richtlijn, zij het naar analogie. Referente heeft een afgeleid verblijfsrecht gelet op de zorg voor haar Franse kinderen, van wie de vader, naar niet in geschil, is ‘uit beeld’ is. Gelet daarop dient aan eiser op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, in samenhang met artikel 3, tweede lid, onder b, van de Richtlijn rechtmatig verblijf te worden toegestaan. Immers, het recht van de Unieburgers om te kunnen opgroeien binnen Europa is niet langer alleen afhankelijk van het verblijfsrecht van referente, maar ook van de door haar gekozen partner. Indien eiser geen rechtmatig verblijf krijgt, zal referente samen met haar kinderen gedwongen zijn hem te volgen naar Nigeria. Naar de mening van eiser volgt uit de Richtsnoeren dat de definitie ‘familieleden’ geen strikte invulling kent, maar dat moet worden gekeken naar de positie van die personen en naar hun relatie met de Unieburger. Eiser verwijst ook naar preambule 6 van de Richtlijn en voert aan dat het Unierecht uitgelegd moet worden met inachtneming van het in artikel 8 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) genoemde recht op eerbiediging van het gezinsleven.
4.1.3Eiser voert uiterst subsidiair aan dat, indien de rechtbank oordeelt dat de Richtlijn niet van toepassing is en dat eiser daaraan geen rechten kan ontlenen, getoetst dient te worden of artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in het geding is. Zoals eerder aangevoerd, heeft eisers verblijfsweigering tot gevolg dat referente geen andere keuze heeft dan haar kinderen mee te nemen naar Nigeria, waardoor de kinderen de nuttige werking van het Unierecht wordt ontnomen. Eiser verwijst hiervoor naar het arrest Alokpa (arrest van het Hof van 10 oktober 2013, C-86/12, ECLI:EU:C:2013:645).
4.1.4Tot slot voert eiser aan dat de hoorplicht is geschonden.