ECLI:NL:RBDHA:2016:8125
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen en onvoldoende onderbouwing van bedreigingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 juni 2016 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, evenals zijn claim dat hij mede-eigenaar was van een slijterij in Bagdad. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen die hij zou hebben ontvangen ongeloofwaardig waren. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de bedreigingen, wat de rechtbank deed concluderen dat zijn relaas niet betrouwbaar was.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor het causale verband tussen de gestelde bedreigingen en de moord op zijn vrouw. Eiser had verklaard dat hij twee weken voor de moord was gestopt met werken in de slijterij, wat de geloofwaardigheid van zijn vrees voor vervolging ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een gegronde vrees had voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, en dat er geen reëel risico was op ernstige schade bij uitzetting.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.